1 / 44

Wind, weer en … zeilen !!

Wind, weer en … zeilen !!. Wat voor weer is het ?. Staat er wind…. Indeling naar hoogte en soort van opbouw. Bewolking kan gelaagd zijn of convectief Hoog niveau , boven 6km De bewolking bestaat dan uit ijsdeeltjes en we zien daar Cirrus, cirrocumulus en cirrostratus.

Télécharger la présentation

Wind, weer en … zeilen !!

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Wind, weer en … zeilen !!

  2. Wat voor weer is het ?

  3. Staat er wind…..

  4. Indeling naar hoogte en soort van opbouw

  5. Bewolking kan gelaagd zijn of convectief Hoog niveau, boven 6km De bewolking bestaat dan uit ijsdeeltjes en we zien daar Cirrus, cirrocumulus en cirrostratus. Middelbaar niveau, vanaf 2km tot 6km Water en ijs Altocumulus, altostratus Laag niveau, onder 2km Nimbostratus ( regenwolk), stratocumulus, stratus Cumulus en Cumulonimbus zijn uitsluitend convectief, cumulus komt alleen voor op laag niveau en cumulonimbus komt op alle niveaus voor.

  6. Cirrus Cirrostratus Altostratus

  7. Altocumulus Nimbostratus een echte regenwolk die gestage regen produceert Stratocumulus

  8. Cumulus humilus, mooi weer wolken. Towering Cumulus, het bovenste gedeelte van de wolk bestaat uit ijs.

  9. Cumulonimbus (CB) en Towering Cumulus (TCU)

  10. REGEN Regelmatige neerslag over een groot gebied BUI Plaatselijke neerslag sterk verschillend van intensiteit, vaak van korte duur (half uur). VIRGA Regendruppels die verdampen voordat ze het aardoppervlak bereiken

  11. Verticaal evenwicht in de atmosfeer Bij een stabiele atmosfeer vindt er in de verticaal geen uitwisseling plaats Bij een onstabiele atmosfeer kan een luchtdeeltje doorstijgen naar hogere luchtlagen

  12. Met de radiosonde wordt ook de windrichting en snelheid in de bovenlucht gemeten. • De toestandskromme wordt bepaald d.m.v. een ballonopstijging. Op iedere hoogte wordt door een radiosonde gemeten: • Druk • Temperatuur • Vochtigheid

  13. Geografische classificatie Maritieme lucht wordt voornamelijk over water geadvecteerd, daarom vochtig in de onderste luchtlagen en een temperatuur die ongeveer gelijk is aan het zeewater. Continentale lucht komt voornamelijk over land en is daarom droog. ‘s Winters erg koud ‘s zomers warm. EL = equatoriale lucht Tropen TL = tropische lucht Subtropen PL = polaire lucht Gematigde breedte AL = arctische lucht Pool c = continentaal ( land) m = maritiem ( zee)

  14. Wolken en neerslag

  15. Uit een golf ontstaat een depressie ! Bij een depressie onderscheiden we een warmtefront, een koufront en een warme sector. Doordat het koufront harder loopt dan het warmtefront ontstaat in een later stadium een occlusie.

  16. Warmtefront, warme lucht schuift over koudere lucht. Helling is in praktijk 1-2° Koufront, koude lucht wringt zich onder warme lucht. Helling is in praktijk boller en iets steiler dan bij een Warmtefront Warme sector Occlusie, koude lucht tilt de warme lucht op maar ook de minder koude lucht

  17. Warmtefront, koude lucht is zwaar en blijft aan de grond Deze animatie is niet helemaal goed, het frontvlak en warmtefront bewegen naar rechts. De beweging over het aardoppervlak is wel langzamer dan bij een koufront ! Koufront, koude lucht wringt zich onder de warme lucht

  18. Gelaagde bewolking waarvan de basis steeds lager wordt. • Toenemende regen, slechter wordend zicht. • Dalende druk • Voor het WF krimpende wind, bij passage ruimend. • Iets stijgende temperatuur Cumuliforme bewolking, CB enTCU. Het wordt kouder en droger bij passage. Ruimen van de wind. Stijgen van de luchtdruk.

  19. Synoptische weerkaart

  20. Aan de voorkant is het gevaarlijkste gedeelte van de wolk, hier ontstaan de slurven. Dit gedeelte van de wolk is te herkennen aan de mamatusstructuur.

  21. Potentiaalverschil in een CB We onderscheiden horizontale en verticale ontladingen Binnen een wolk en ook van wolk naar wolk. De ontladingen naar de aarde zijn uiteraard het meest gevaarlijk.

  22. Windsnelheid wordt in Nederland en omgeving uitgedrukt in knopen, afkorting KT (knots= nautical miles per hour) • Ook is mogelijk meters per sec. afkorting MPS en • Kilometers per uur, afkorting kmH • De windsnelheid in de meteorologische berichtgeving is gemiddeld over 10 min. De windrichting is ten opzichte van het ware noorden. • Een gemeten windvlaag is een gemiddelde over twee minuten. • 10 kt. boven het gemiddelde, gust • 10 kt. onder het gemiddelde, flauwte of lull • Sterk variërende wind is buiig • Squall windstoot duurt langer dan 3 minuten

  23. Windvlaag

  24. De gradiëntkracht staat loodrecht op de isobaar en is gericht van hoog naar laag. Bij een groter drukverval over afstand d een grotere gradiëntkracht

  25. De wet van Buys Ballot: Met de wind in de rug is het lagedrukgebied op het noordelijk halfrond links Op noordelijk halfrond Lagedrukgebied linksom Hogedrukgebied rechtsom

  26. Bij een onstabiele atmosfeer is er verticaal voldoende uitwisseling. Er is weinig verschil tussen de grondwind en de wind aan de top van de wrijvingslaag Bij een stabiele atmosfeer is er veel verschil tussen de wind aan de grond en de wind aan de top van de wrijvingslaag. De grondwind is veel zwakker en de richting is gekrompen t.o.v. de gradiëntwind. Het nachtelijk windmaximum is een extreem verschijnsel hiervan.

  27. Om de grondwind te bepalen wordt o. a. gebruik gemaakt van het korte-termijn weermodel HIRLAM. High resolution limited area. Een model bestaat uit roosterpunten, niet alleen aan de grond maar ook in soms 30 tot 50 lagen boven het aardoppervlak. Van deze roosterpunten kunnen alle meteorologische grootheden worden berekend en geëxtrapoleerd. Hirlam neemt een klein gebied van het geheel voor zijn rekening en kan zodoende snel rekenen waarbij uitvergroot kan worden tot vakjes van 11 x 11 kilometer.

  28. Lokale verschijnselen

  29. Lijvore

  30. Plaatselijke aanwarming Wanneer er plaatselijk grote verschillen zijn in het aardoppervlak, zoals bijvoorbeeld bij de grens van water en land, kan er differentiële aanwarming ontstaan. Boven land is een thermisch laag, doordat de kolom lucht daar ter plaatse verticaal uitzet. De lucht aan het aardoppervlak stroomt dan van hoog naar laag, van zee naar land, dat verschijnsel heet zeewind. ‘s Nachts vindt het omgekeerde plaats, we krijgen dan een landwind.

  31. Kustconvergentie Verschil in wrijving boven land en zee veroorzaakt convergentie of divergentie. Gevolg: opklaringen of juist een oorzaak voor het ontstaan van buien.

  32. Venturi effect

More Related