1 / 11

Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving

Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving. in cel :opname , afgifte en doorgeven van stoffen  diffusie, osmose en actief transport . concentratie. Oplossing = oplosmiddel + opgeloste stoffen Organismen  water = oplosmiddel

brone
Télécharger la présentation

Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving in cel :opname , afgifte en doorgeven van stoffen diffusie, osmose en actief transport

  2. concentratie • Oplossing = oplosmiddel + opgeloste stoffen • Organismen  water = oplosmiddel • Concentratie: hoeveelheid opgeloste stoffen per volume-eenheid van oplosmiddel • Aangeven concentratie in • volumeprocenten •  g/l • Massaprocent • mg /m³ • Ppmof o,ooo1% • Mol ( in scheikunde ) • Concentratie altijd berekenen t.o.v totale oplossing • 95g water en 5g suiker • Massaprocent =? • 5%

  3. gassen • Hier spreekt men van druk (afhankelijk van temperatuur en volume) • Gasmoleculen verplaatsen zich snel / botsen daarbij tegen elkaar en wand ruimte  bepaalde druk op wand • Meer gasmoleculen per tijdeenheid  hogere druk op wand • Gasdruk in PV = nRT • pascal (Pa) of kilopascal (kPa) • of (100.000 Pa = 1 bar) • Meten met manometer compressor

  4. Gassen ( achtergrondinfo) • De gasconstante, ook algemene gasconstante of molaire gasconstante geheten, is de evenredigheidsconstante R die voorkomt in de algemene gaswet en de Van der Waalsvergelijking. De algemene gaswet luidt: • PV = nRT • waarin p de druk, V het volume, n het aantal mol en T de absolute temperatuur van het gas is.

  5. diffusie • Verbranden iets vooraan in lokaal  tijd later overal te ruiken • door diffusie (in gassen) • In glas water kleurstof  water kleurt helemaal • = diffusie • Moleculen van gassen of vloeistoffen bewegen • Botsen tegen andere moleculen •  richting molecule verandert •  bewegingen naar alle kanten •  Hele ruimte wordt gevuld • = homogene verdeling van moleculen over de beschikbare ruimte

  6. Diffusie • Schot weghalen •  na enige tijd • nettoverplaatsing van glucosemoleculen van AB • Nettoverplaatsing water B A • Nettoverplaatsing / tijdseenheid= • Diffusiesnelheid • Afhankelijk van • -Temperatuur waarom? • -Diffusieoppervlak • -Afstand diffusie • -Concentratieverschil • -Aard diffunderende stof ( o.a. grootte van moleculen, viscositeit) • -Medium waarin diffusie plaatsvindt • Gas diffusiesnelheid 300 000x zo snel dan in water

  7. osmose • semipermeabele wand of half doorlatende wand: • Zeer kleine poriën •  alleen water kan er doorheen • 2 oplossingen met verschillende concentratie •  netto waterverplaatsing van de oplossing met de laagste concentratie P2a naar de oplossing met de hoogste concentratie P1a. •  concentratie P1a daalt  p1b • Concentratie P2a stijgt p2b

  8. Netto waterverplaatsing naar P1b *Lage concentratie *Lage osmotische waarde * Hoge concentratie * Hoge osmotische waarde

  9. Osmotische waarde • Hoge osmotische waarde = hoge concentratie opgeloste deeltjes • NaCl in water  2 deeltjes • Glucose in water  1 deeltje • Oplossing met evenveel moleculen glucose lagere osmotische waarde dan oplossing met evenveel moleculen NaCl •  deze 2 oplossingen gescheiden door semipermeabel membraan  wat gebeurt • Osmose= verplaatsing van water door semipermeabel membraan van een plaats met lage osmotische waarde naar een plaats methoge osmotische waarde

  10. Celmembraan = semipermeabel • wat gebeurt er als je een cel in zout water legt met een hogere osmotische waarde? • Hypertoon  osmotische waarde is …….dan osmotische waarde cel • Isotoon  osmotische waarde is…… • Hypotoon  osmotische waarde is……

  11. transport

More Related