1 / 35

Toetsen (en waarom?) toetsconstructie belicht T-college exacte vakken

Toetsen (en waarom?) toetsconstructie belicht T-college exacte vakken. Economie, M&O Mariska Min, Peter Uylings 11 oktober 2012. The more time…. Mevrouw , denkt u nu echt dat die grassprietjes harder gaan groeien als u er elke dag een meetlatje langs houdt ? (Gerard Westhoff )

frisco
Télécharger la présentation

Toetsen (en waarom?) toetsconstructie belicht T-college exacte vakken

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Toetsen (en waarom?) toetsconstructie belichtT-college exacte vakken Economie, M&O Mariska Min, Peter Uylings 11 oktober 2012

  2. The more time… • Mevrouw, denkt u nu echt dat die grassprietjes harder gaan groeien als u er elke dag een meetlatje langs houdt? (Gerard Westhoff) • The more time you spend on teaching, the less there is left for learning (David Little) • The more time you spend on testing, the less there is left for learning (HettyMulder)

  3. Waarom zou je toetsen?

  4. Onderwijs en toetsen:twee kanten van dezelfde medaille! Vergelijk training en wedstrijdVorm: papier, computer,theoretisch, praktisch. • Welke (soorten) toetsen? • Voor wie, met welk doel? Feedback,Fast Feedback, (zelf)diagnostische toets, oefentoets

  5. een rol van de constructiegroep

  6. Eisen die aan een vraag gesteld worden: 1 Validiteit 2 Betrouwbaarheid 3 Bruikbaarheid 4 Aanvaardbaarheid 5 Transparantie 6 Functioneel 7 Efficiënt

  7. 1 Begripsvaliditeit Een toets is begripsvalide als deze het begrip, zoals bedoeld, daadwerkelijk meet (‘wat meet de toets’). Bv.: Als een afsluitende toets voor aardrijkskunde, economie of geschiedenis vooral leesvaardigheid meet, is de toets niet begripsvalide.

  8. ….zijnjouwvragendanbeter?….

  9. ….zijnjouwvragendanbeter?….

  10. 2 Inhoudsvaliditeit Een toets is inhoudsvalide als de opgaven en opdrachten uit de toets het te toetsen onderwerp inhoudelijk dekt. Bv.: Een toets over de hele geschiedenis van Nederland, die alleen maar vragen over de 20e eeuw bevat, is niet inhoudsvalide.

  11. betrouwbaarheid 1 1 Objectiviteit Een toets is objectief als het voor de hoogte van de score niet uitmaakt welke docent de antwoorden van de leerling corrigeert.

  12. betrouwbaarheid 2 2 Specificiteit Een toets is specifiek als alleen leerlingen die de leerstof beheersen de vragen correct kunnen beantwoorden. (biologie: intelligentie in context?!)

  13. betrouwbaarheid 3 3 Moeilijkheid Een toets is van de juiste moeilijkheid als deze voor de leerlingen noch te moeilijk noch te makkelijk is.

  14. Toets- en Itemanalyse

  15. betrouwbaarheid 4 4 Differentiatie Een toets differentieert goed als deze een duidelijk onderscheid maakt tussen leerlingen die de stof goed en minder goed beheersen.

  16. Toets- en Itemanalyse

  17. Aanvaardbaarheid Een toets is aanvaardbaar als leerlingen, docenten en ouders er blijk van geven de toets te accepteren als valide, betrouwbaar en bruikbaar.

  18. Transparantie Examensysteem is voor iedereen te doorzien. Constructie Normering Spreadsheet!

  19. Beheersingsniveaus:(re)productie • Kennis, weten:omvat feiten, procedures en concepten die kandidaten moeten kennen voor een stevige basis. • Gebruik, toepassen:focust op de vaardigheid van de kandidaat om kennis en conceptueel begrip toe te passen in bekende, recht-toe-recht-aan situaties en contexten; beperkt aantal oplossings-stappen. • Inzicht, redeneren: gaat verder dan het oplossen van standaard problemen en omvat complexe, onbekende situaties en contexten en multi-step problems.

  20. RTTI

  21. Reproductieve vragen = R • “Wat is de definitie van een soort?” • Toepassingsgerichte vragen niveau 1 = T1 • Bijv. Opzoeken in tabellen/schema;s als je hebt geleerd hoe deze werkt. “welke mobiele telefoon is hier de beste koop?” • Toepassingsgerichte vragen niveau 2 = T2 • -bijv. Een opgave oplossen in een voor de leerling onbekende context“Piet krijgt 20,- uitgekeerd bij 4% rente. Wat was zijn oorspronkelijke inleg?” • Inzichtvragen = I • -bijv. Uitleggen / verklaren • “Geef een verklaring voor het feit dan zwangere vrouwen meer koolstofdioxide uitademen dan niet-zwangere vrouwen”

  22. Eens oefenen

  23. het construeren van open vragen 1 Het formuleren van vraag en antwoord vraag - De vraag mag niet voor meer uitleg vatbaar zijn. Splits vraag op in een informatiegedeelte en vraaggedeelte. Werk met intro’s als de vraag te lang dreigt te worden.

  24. de klassieker Waarom bepaalt het KNMI elk uur de temperatuur op een groot aantal meetpunten?

  25. de klassieker • waarom: Dat levert nuttige informatie op voor boeren en tuinders. • KNMI: Dat behoort tot de taken van dat instituut. • elk uur: Dat levert een grote betrouwbaarheid van meting op vergeleken bij een kleiner aantal meetmomenten. • temperatuur:Voor het doen van een goede weersvoorspelling, zijn temperatuurgegevens onmisbaar.  • een groot aantal meetpunten: Temperaturen kunnen van plaats tot plaats nogal verschillen.

  26. verbetering Het KNMI bepaalt elk uur de temperatuur van een groot aantal meetpunten. • Geef een reden waarom dat elk uur gebeurt. • Geef een reden waarom dat op een groot aantal meetpunten gebeurt.

  27. het construeren van gesloten vragen 5 Samenvattend: . (inleiding +) vraag = stam . alternatieven (minimaal drie; bij voorkeur vier of vijf) Voorbeeld: Stam: In welk plaats staat het Cito? Alternatieven: A in Amsterdam B in Arnhem C in Enschede D in Groningen Sleutel: B Afleiders: A, C, D

  28. De Vier Producten! • Toets zelf • Uitwerkbijlage • Antwoordmodel • Correctie spreadsheet

  29. I opened a course on a topic I know nothing about, clicked through without reading anything, and took the assessment. I passed! What does that suggest? A. I am a genius! B The assessment was too easy. C Maybe the course was to easy, too. D Maybe the course didn’t even need to be written. E B, C en D

  30. 2. In a multiple-choice question, when is the longest answer the correct answer? A Rarely B Sometimes C It’s almost always the correct answer, and it’s often stuffed with new information that should have gone in the main part of the course but we forgot so now we’re putting it in the quiz because we can’t possibly leave out the tiniest detail. D Occasionally

  31. 4. When is it NOT a good idea to avoid negative questions? A Never B Sometimes C Always D What?

  32. toetsmatrijs • ‘bouwplan’ van toets • overzichtstabel met percentages / aantallen vragen en opdrachten, • verdeeld over leerstof en vaardigheden • bevat concrete inhouden • is een hulpmiddel in het toetsconstructieproces • is een verantwoording en legitimering • voorkomt eenzijdigheid

  33. Formuleringen bij exacte vakken Bepaal (figuur, diagram, uitwerkbijlage) Bereken (grootheid, getal, eenheid) Leg uit…. Leid af…. Voer de volgende opdrachten uit: Teken/schets Geef aan of/in (uitwerkbijlage) Beredeneer…

  34. Formuleringen layout en….. • lettertype • regelafstand • plaats van illustraties • plaats van vraagnummers • Dyslexie: A3?? Arial of Courier?

More Related