1 / 23

Hoofdstuk 4 Argumentatieleer

Hoofdstuk 4 Argumentatieleer. argumentatieleer. Doel: gevoel te krijgen hoe iemand tot een bepaald standpunt komt, hoe een standpunt verdedigd kan worden en hoe een standpunt aangevallen kan worden.

gail
Télécharger la présentation

Hoofdstuk 4 Argumentatieleer

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 4Argumentatieleer

  2. argumentatieleer • Doel: gevoel te krijgen hoe iemand tot een bepaald standpunt komt, hoe een standpunt verdedigd kan worden en hoe een standpunt aangevallen kan worden. • Redenering: verzameling van oordelen, waarvan één de conclusie is en de anderen gebruikt worden om die ene conclusie te rechtvaardigen.

  3. geldige redenering • Een redenering is geldig dan en slechts dan als in alle situaties waarin de premissen waar zijn de conclusie ook waar is. • Modes ponens • Als p dan q • p • Dus: q • Modus tollens • Als p dan q • Niet q • Dus: niet p • Ongeldige redenering aantonen d.m.v een tegenvoorbeeld.

  4. conclusie aanvechten door

  5. deductief en niet-deductief redeneren • Deductief: • De conclusie ligt opgesloten in de premissen. • Niet-deductief: • De premissen geven een beperkte mate van steun aan de conclusie. • Nieuwe premissen kunnen de conclusie versterken of verzwakken.

  6. niet-deductief redeneren • Plausibiliteitsbeginsel • Inductief redeneren: redeneren van het bijzondere naar het algemene • Is de redenering deugdelijk? Beantwoord de evaluatievragen: • Zijn de uitgevoerde experimenten relevant voor de conclusie? • Zijn er genoeg experimenten uitgevoerd om de conclusie te ondersteunen? • Zijn er tegenvoorbeelden? • Drogreden: fout of gebrek in de redenering • bv: overhaaste generalisering

  7. redeneren in een ethisch betoog • analogieredenering • gevolgenethiek: utilisme • doel-middelredenering • causaliteitsredenering • beginselenethiek: Kant • bewijs uit het ongerijmde • doel-middelredenering • deugdenethiek • eigenschap-oordeelredenering

  8. analogieredenering • Als iets in een voorbeeldsituatie zo is/was, dan is dat ook zo in een vergelijkbare situatie. • Formeel: • Situatie q is vergelijkbaar met situatie p (analogiepremisse) • Als situatie p zich voordoet dan geldt r • Dus: als situatie q zich voordoet dan geldt r

  9. Evaluatievragen: • Zijn de twee situaties vergelijkbaar? • Zijn er belangrijke relevante overeenkomsten? • Zijn er belangrijke relevante verschillen? • Is het wel waar wat beweerd wordt over de voorbeeldsituatie? Als situatie p zich voordoet, geldt dan inderdaad r? • Drogreden: • Valse analogie

  10. redeneren in een utilistisch betoog • Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling het grootste geluk voor het grootste aantal mensen teweegbrengt. • Doel-middelredenering: uit een gegeven doel wordt het middel afgeleid dat het doel realiseert. • doel utilisme: grootste geluk voor het grootste aantal mensen • middel utilisme: de handeling

  11. doel-middelredenering • Als je wilt dat doel x bereikt wordt, dan moet je handeling y uitvoeren. • Formeel: • x (het doel) • Het uitvoeren van handeling y (het middel) realiseert het doel x (doel-middelpremisse) • Dus: doe y

  12. Evaluatievragen: • Realiseert handeling y wel het doel x? • Is handeling y wel uitvoerbaar? • Leidt uitvoering van handeling y niet tot onaanvaardbare neveneffecten? • Zijn er geen andere (betere) handelingen om x te bereiken? • Is het doel wel gewenst? • Realiseert handeling y wel doel x: • Causaliteitsredenering • Aantonen dat het gevolg ook het beste gevolg is (comparatief oordeel)

  13. causaliteitsredenering • Bij deze redenering wordt gebruikgemaakt van het feit dat uit een bepaalde situatie of handeling die wordt uitgevoerd, een bepaald te verwachten gevolg is af te leiden. • Formeel: • p (handeling of situatie) • Dus: q (het verwachte gevolg) Ofwel: • p • p veroorzaakt q oftewel p heeft q tot gevolg (causaliteitspremisse) • Dus: q

  14. Evaluatievragen: • Zal de gegeven situatie of handeling inderdaad tot het verwachte gevolg leiden? • Zijn er bijvoorbeeld geen zaken vergeten met betrekking tot het verwachte gevolg? • Hoe bepaal je het verwachte gevolg? En is dat verdedigbaar? • Drogreden: • Post hoc ergo popter hoc (daarna dus daardoor) • Hellend vlak

  15. redeneren in een kantiaans betoog • Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling voldoet aan het universaliseringsbeginsel. • Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt. • Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling voldoet aan het wederkerigheidsbeginsel. • Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander, tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel gebruikt. • bewijs uit het ongerijmde

  16. bewijs uit het ongerijmde • De stelling wordt bewezen door te laten zien dat de negatie van die stelling leidt tot een tegenspraak. • Formeel: • Het aannemen van A leidt (logisch) tot p • Het aannemen van A leidt (logisch) tot niet-p • Dus: niet-A • Evaluatievragen: • Leidt het aannemen van A werkelijk tot p? • Leidt het aannemen van A werkelijk tot niet-p? • Is niet-A (of niet-p) inderdaad de negatie van A (of p). Mag uit niet niet-A A geconcludeerd worden?

  17. wederkerigheidsbeginsel • doel-middelredenering • doel: geld verkrijgen • middel: een valse belofte doen • We moeten altijd de vrijheid van onszelf en anderen respecteren om zelf weloverwogen keuzes te maken. • Kan de ander instemmen met het middel en het bereikte doel hiervan?

  18. redeneren in een deugdenethisch betoog • Een handeling is moreel wenselijk dan en slechts dan als die handeling zou worden uitgevoerd door een deugdzaam persoon.

  19. eigenschap-oordeelredenering • Als iemand of iets X bepaalde eigenschappen vertoont, dan is over diegene of datgene oordeel A gerechtvaardigd. • Formeel: • X heeft bepaalde eigenschappen • Deze eigenschappen zijn kenmerkend voor A (eigenschap-oordeelpremisse) • Dus: voor X geldt A

  20. Evaluatievragen: • Rechtvaardigen de genoemde eigenschappen het oordeel A? • Zijn de genoemde eigenschappen wel allemaal kenmerkend voor A? • Zijn er niet ook andere eigenschappen die noodzakelijk zijn voor A? • Bezit X geen eigenschappen die het oordeel niet-A rechtvaardigen? • Bezit X wel de genoemde eigenschappen?

  21. drogredenen • Drogreden • Fout of gebrek in een redenering • Elke redenering die gebruikt wordt met de bedoeling te misleiden • Drogredenen in een ethische discussie • Risico-drogredenen

  22. drogredenen in een ethische discussie • De persoonlijke aanval • Verwarring van ethiek en recht • Stroman • Ad consequentiam • Naturalistische drogreden • Ambiguiteit

  23. risico-drogredenen • drogreden van het kleine risico • drogreden van natuurlijkheid • drogreden van onwetendheid • drogreden van afwachtendheid • drogreden van technocratie • drogreden van overeenstemming • drogreden van het uitdrukken in geld

More Related