1 / 21

havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 3

havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 3. Een experiment twee of meer keer uitvoeren. De productregel gebruik je ook als je hetzelfde experiment 2 of meer keren uitvoert. De productregel Voor de gebeurtenis G 1 bij het ene kansexperiment en de

lalasa
Télécharger la présentation

havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 3

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 3

  2. Een experiment twee of meer keer uitvoeren • De productregel gebruik je ook als je hetzelfde experiment • 2 of meer keren uitvoert. • De productregel • Voor de gebeurtenis G1 bij het ene kansexperiment en de • gebeurtenis G2 bij het andere experiment geldt : • P(G1 en G2) = P(G1) ·P(G2) 3.1

  3. Experimenten herhalen totdat succes optreedt • In het volgende voorbeeld pak je één voor één knikkers uit de • vaas met 3 rode en 5 witte knikkers. • Je gaat net zo lang door tot je een rode knikker pakt. 3.1

  4. Trekken met en zonder terugleggen 3.2

  5. voorbeeld • In een vaas zitten 50 knikkers, waarvan er p rood zijn. • P(rr) = • P(rode en witte) = 2 · P(rw) = De tweede rode knikker pak je uit een vaas met 50 – 1 = 49 knikkers, waarvan er p – 1 rood zijn. Er zijn 50 – p witte knikkers 3.2

  6. Kleine steekproef uit grote populatie • Bij een kleine steekproef uit een grote populatie mag je • trekken zonder terugleggen opvatten als trekken met terugleggen. 3.2

  7. Toevalsvariabelen • Bij het kansexperiment uit opgave 32 wordt aselect (= willekeurig) • een leerling uit de klas gekozen. • X = de leeftijd van de leerling. • Omdat de waarde van X afhangt van het toeval heet X een toevalsvariabele. • complementregel P(Y ≥ 1) = 1 – P(Y = 0) • somregel  P(Y < 2) = P(Y = 0) + P(Y = 1) 3.3

  8. Kansverdelingen • De kansverdeling van X is een tabel waarin bij elke waarde • van X de bijbehorende kans is vermeld. kanshistogram De som van de kansen in een kansverdeling is altijd 1. Uniform verdeelde toevalsvariabele kansverdeling waarin alle kansen gelijk zijn. 3.3

  9. Onafhankelijke toevalsvariabelen • De toevalsvariabelen X en Y zijn onafhankelijk als voor elke mogelijke x en y geldt : • P(X = x onder de voorwaarde Y = y) = P(X = x) 3.3

  10. De verwachtingswaarde E(X) van de toevalsvariabele X • Stel de verwachtingswaarde van X op. • Vermenigvuldig elke waarde van X met de bijbehorende kans. • Tel de uitkomsten op. • De som is E(X). • Dus E(X) = x1· P(X = x1) + x2 · P(X = x2) + … + xn · P(X = xn). 3.3

  11. Succes en mislukking De complement-gebeurtenis van succes. Een Bernoulli-experiment is een kansexperiment waarbij je alleen op de gebeurtenissen succes en mislukking let. De kans op succes wordt aangegeven met p. De kans op mislukkig is dan 1 - p. 3.4

  12. Het binomiale kansexperiment • Een binomiaal kansexperiment is een kansexperiment dat bestaat uit • n gelijke Bernoulli-experimenten. • Hierbij hoort de toevalsvariabele X = het aantal keer succes. • Bij een binomiaal kansexperiment is : • n het aantal keer dat het Bernoulli-experiment wordt uitgevoerd • p de kans op succes per keer • X het aantal keer succes • De kans op k keer succes is gelijk aan • P(X = k) = · pk · (1 – p)n – k. n k 3.4

  13. De notaties binompdf(n, p, k) en binomcdf(n, p, k) 3.4

  14. 3.4

  15. Werkschema: binomiale kansen berekenen • Omschrijf de betekenis van de toevalsvariabele X • Noteer de gevraagde kans met X en herleid deze kans tot een vorm met binompdf of binomcdf. • Bereken de gevraagde kans met de GR. P(X minder dan 4) = P(X < 4) = P(X ≤ 3) P(X tussen 5 en 8) = P(X ≤ 7) – P(X ≤ 5) = P(X = 6) + P(X = 7) 3.4

  16. Berekenen van n 3.4

  17. De standaardafwijking • Deviatie d = x – x ( de afwijking van het gemiddelde ) • Standaardafwijkingσ = √gemiddelde van (x – x)2 • Het berekenen van σ doe je met (TI) 1-Var Stats L1,L2 σx of (Casio) 1VAR xσn 3.5

  18. De standaardafwijking 3.5

  19. De somregel voor de verwachtingswaarde • Voor de toevalsvariabelen X en Y geldt : • E(X + Y) = E(X) + E(Y) 3.5

  20. De somregel voor de standaardafwijking • Voor elk tweetal onafhankelijke toevalsvariabelen X en Y geldt • de somregel voor de standaardafwijking • σx+ y = √σ2x + σ2y • VAR(X) = σ2x(de variantie van X) • σ2x+ y = σ2x + σ2y • dus • VAR(X + Y) = VAR(X) + VAR(Y) 3.5

  21. De standaardafwijking van een binomiale toevalsvariabele • Bij de binomiale toevalsvariabele X met parameters n en p is • de verwachtingswaarde E(X) = np • de standaardafwijking σX=√np(1– p) 3.5

More Related