1 / 11

Membranen en transport van moleculen

Membranen en transport van moleculen. EXTERNE - INTERNE MILIEU. Eencelligen  celmembraan scheiding met omgeving  buiten cel : externe milieu Meercelligen groot aantal cellen ( dieper) niet meer contact met externe milieu Wel intern milieu = weefselvloeistof en bloedplasma

phiala
Télécharger la présentation

Membranen en transport van moleculen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Membranen en transport van moleculen

  2. EXTERNE - INTERNE MILIEU • Eencelligen  celmembraan scheiding met omgeving •  buiten cel : externe milieu • Meercelligen groot aantal cellen (dieper) niet meer contact met externe milieu • Wel intern milieu = weefselvloeistof en bloedplasma • Celmembraan is selectief permeabel •  bepaalde moleculen gaan cel wel in, andere niet

  3. celmembraan • 2 lagen fosfolipiden waarin eiwitten zijn ingebed • CO2 en O2 diffunderen gemakkelijk door fosfolipidenlaag heen • Cytoplasma= water + opgeloste stoffen • Fosfolipiden= vetachtige stoffen •  goede barrière voor in water oplosbare stoffen die minder in vet oplosbaar zijn • moleculen kunnen niet zomaar door celmembraan • doel concentratieverschillen tussen cytoplasma en extern milieu handhaven

  4. Transport door celmembraan • Water en opgeloste stoffen passeren het celmembraan via eiwitten ( met water gevulde porie) •  doorgang water en kleine moleculen • Ook transportenzymen •  glucosemolecuul • CL-ionen •  Na+ ionen •  K+ ionen • Transport van water door osmose • Celmembraan semipermeabel

  5. transportenzymen Ene kant membraan molecuul of ion gebonden  binding verandert transportenzym van vorm  molecuul of ion wordt naar andere kant van membraan verplaatst  binding tussen transportenzym en molecuul of ion verbroken  transportenzym neemt weer oorspronkelijke vorm aan.

  6. tramsportenzymen • Contact ion/ molecuul en transportenzym door diffusie • Kan alleen met concentratieverval mee (van hoog naar laag) • Kost geen energie • Bij enkele stoffen ook tegen concentratieverval in (van laag naar hoog)  andere transportenzymen • Kost energie • geleverd door ATP-moleculen uit mitochondriën in cel, O2 nodig • Actief transport • Glucosemoleculen • Ca++, Na+ en K+

  7. Vreemde eiwitten

  8. Nucleus (celkern) ribosomen blaasje Ruw endoplasmatisch reticulum Golgi-apparaat Microtubuli Glad endoplasmatisch reticulum Mitochondriën Peroxisoom Nucleolus (celkernlichaampje) Cytoplasma Lysosoom Centriolen De cel

  9. Stoffentransport binnen een cel • Soms stoffen opgenomen door cel, ingesloten in blaasje •  fagocytose (+ vaste stoffen vb bacterie of virus) •  pinocytose (alleen vloeistof) •  o.a. bij pantoffeldiertje aan blaasje worden verteringsenzymen toegevoegd door versmelting lysosoom •  verteringsproducten worden door actief transport opgenomen in cytoplasma. • Exocytose (als stoffen weer geloosd worden in het externe milieu)

  10. Enzymen en membranen http://www.youtube.com/watch?v=moPJkCbKjBs&feature=related

More Related