1 / 65

De grafiek van een lineaire formule is ALTIJD een rechte lijn.

De grafiek van een lineaire formule is ALTIJD een rechte lijn. algemene vergelijking : y = ax + b a = hellingsgetal of richtingscoëfficient altijd 1 naar rechts a omhoog b = “begingetal” of snijpunt met de verticale as. horizontale lijn a = 0  y = getal. 2.1.

armani
Télécharger la présentation

De grafiek van een lineaire formule is ALTIJD een rechte lijn.

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De grafiek van een lineaire formule is ALTIJD een rechte lijn. algemene vergelijking : y = ax + b a = hellingsgetal of richtingscoëfficient altijd 1 naar rechts a omhoog b = “begingetal” of snijpunt met de verticale as horizontale lijn a = 0  y = getal 2.1

  2. werkschema : het oplossen van lineaire vergelijkingen 2.1

  3. voorbeeld Gegeven zijn de punten A(1, 4) en B(5, 1).Stel de formule op van de lijn m door de punten A en B. y · 4 A 4 yB – yA = 1 - 4 rechts ∆x 4 xB – xA = 5 - 1 -3 omhoog ∆y -3 · r.c. = ∆y : ∆x rc = -3/4 = -¾ m: y = ax + b y = -¾x + b door A(1, 4) 4 = -¾ · 1 + b 4 = -¾ + b 4¾ = b  b = 4¾ m : y = -¾x + 4¾ B 1 0 1 5 x Staan er bij de assen andere letters dan gebruik je deze letters in de formule, de manier blijft hetzelfde. 2.2

  4. 1 de formule volgt uit de tekst Een zwembad wordt gevuld met water op t = 0 is de waterhoogte 5 cm. iedere minuut stijgt het water met 7 cm. in de formule is de hoogte h in cm als functie van de tijd t in minuten de formule wordt dan : h = 5 + 7t of h = 7t + 5 2.2

  5. 2 uit de grafiek zijn het snijpunt met de verticale as en de r.c. af te lezen delen door hetzelfde getal altijd 1 naar rechts y 2 : 2 · 2 1 rechts 2 1 omhoog -3 -1,5 0 1 2 3 4 5 x -3 -1 : 2 · dus r.c. = -1,5 snijpunt met de verticale as is (0, 1) de formule wordt dan y = -1,5x + 1 -2 -3 2.2

  6. 3 een punt en de r.c. zijn gegeven de lijn m gaat door het punt A(2, 6) en r.c.m = -4 alg. verg. : y = ax + b r.c.m = a = -4 y = -4x + b de lijn gaat door het punt (2, 6) 6 = -4 ·2 + b 6 = -8 + b 6 + 8 = b 14 = b b = 14 dus m : y = -4 x + 14 y 8 · A 1 6 -4 4 · 2 0 1 2 3 4 5 x -2 2.2

  7. 4 twee punten zijn gegeven · : 20 N 80 rechts 20 1 60 omhoog 60 3 60 40 : 20 · 20 dus r.c. = 3 snijpunt met de verticale as is (0, 20) de formule wordt dan N = 3t + 20 20 0 5 10 15 20 25 t 2.2

  8. Afspraak Hoe schrijf je de uitwerking op bij gebruik van de GR ? 1 noteer de formules die je invoert, dus schrijf op y1 = … en y2 = … 2 noteer de optie die je gebruikt en geef het resultaat 3 beantwoord de gestelde vraag 2.3

  9. Bij het werken met wiskundige modellen moet je voortdurend rekening houden met de verschillende elementen uit het schema modelvorming. praktisch probleem met gegevens en tabellen wiskundig model pas het model toe stel het model bij voorspellingen en conclusies gegevens en tabellen controle 2.3

  10. Algebraïsch oplossen van kwadratische vergelijkingen 1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule 2.4

  11. 1 x² = getal • x = √getal v x = -√getal • voorbeeld 1 • x² = 7 • x = √7 v x = -√7 • voorbeeld 2 • x² = -16 • x = √-16  k.n. heeft dus geen oplossingen • voorbeeld 3 • (x + 5)² = 16 • x + 5 = √16 v x + 5 = -√16 • x + 5 = 4 v x + 5 = -4 • x = 4 – 5 v x = -4 – 5 • x = -1 v x = -9 a x² = positief getal 2 oplossingen b x² = 0 x = 0  1 oplossing c x² = negatief getal k.n.  geen oplossing 2.4

  12. 2 Ontbind in factoren a maak het rechterlid nul door alle termen naar het linkerlid te brengen b vereenvoudig het linkerlid zo ver mogelijk c ontbind het linkerlid in factoren d A · B = 0  A = 0 v B = 0 voorbeeld 1 x² - 3x = 5x – 15 x² - 3x – 5x + 15 = 0 x² - 8x + 15 = 0 ( x – 3 )( x – 5 ) = 0 x – 3 = 0 v x – 5 = 0 x = 3 v x = 5 prod=+15 ad a opgeteld = -8 +1 +15 ad b -1 -15 ad c product = +15 +3 +5 ad d -3 -3 -5 -5 ad d 2.4

  13. 3 De abc-formule bij kwadratische vergelijkingen kun je de oplossing berekenen met de abc – formule als ontbinden in factoren niet lukt de vergelijking eerst gelijk aan 0 stellen x = - b + √D v x = - b - √D 2a 2a D = b² - 4ac D > 0  2 oplossingen D = 0  1 oplossing D < 0  0 oplossingen 2.4

  14. De vergelijking x² = 2x + 3 kun je op 2 manieren oplossen 1 algebraïsch x² = 2x + 3 x² - 2x – 3 = 0 ( x + 1 )( x - 3 ) = 0 x + 1 = 0 v x - 3 = 0 x = -1 v x = 3 prod= -3 +1 -3 +1 -3 -1 +3 2.4

  15. f(x) = 0  nulpunten berekenen optie zero of ROOT 2 grafisch-numeriek (m.b.v. GR) de oplossingen van de vergelijking x² = 2x + 3 zijn de x-coördinaten van de snijpunten van de grafieken van f(x) = x² en g(x) = 2x + 3 voer in y1 = x² en y2 = 2x + 3 optie intersect geeft x = -1 v x = 3 2.4

  16. y 10 y1 Grafisch-numeriek 8 x² = 2x + 3 y1 = x² y2 = 2x + 3 optie intersect x = -1 v x = 3 6 4 2 -4 -3 -2 -1 -1 0 1 2 3 3 4 x -2 y2 -4 -6

  17. Via de GR kun je snel toppen van grafieken opsporen hoogste punt  maximum max.  grootste functiewaarde max. is een y-coördinaat laagste punt  minimum max. en min. heten uiterste waarden of extremen 2.5

  18. Berekening van de extreme waarden van een functie f met de GR 1 voer de formule in bij y1 2 schets de grafiek 3 gebruik de opties maximum en/of minimum bij het berekenen van de extreme waarden 4 zet in je schets de coördinaten van de toppen 5 noteer de extreme waarden in de vorm : min. is f(…) = … of max. is f(…) = … 2.5

  19. Werkschema: het tekenen van de grafiek van een functie 1 Voer de formule in op de GR en zoek een venster, waarbij het verloop van de grafiek goed zichtbaar is. 2 Maak een tabel op de GR en zet de tabel in je schrift. 3 Gebruik de punten van de tabel om de grafiek nauwkeurig te tekenen. 2.5

  20. Wortels • x² = 10 • x = √10 v x = -√10 • kwadrateren is hetzelfde als tot de tweede macht verheffen • √10 = 2√10 • √10 = 10 • √10 ≈ 3,16 • (√10)² = 10 • daarom heet √10 ook wel de tweedemachtswortelvan 10 GR 1 y1 = x2 en y2 = 10 plotten  intersect coördinaten v/h snijpunt 2 optie x√ gebruiken 5.1

  21. Voor het oplossen van de vergelijking xn = p • kun je 4 verschillende situaties onderscheiden. 5.1

  22. 1 p is positief( n = oneven )er is één oplossing x³ = 3 x = 3 x ≈ 1,44 n = oneven grafiek is puntsymmetrisch in (0, 0) 1,44 5.1

  23. 2 p is negatief( n = oneven )er is één oplossing x³ = -3 x = -3 x ≈ -1,44 -1,44 5.1

  24. 3 p is positief( n = even )er zijn twee oplossingen n = even grafiek is lijnsymmetrisch in de y-as x4 = 3 x = 3¼ x ≈ 1,32 v x ≈ -1,32 -1,32 1,32 5.1

  25. 4 p is negatief( n = even )er zijn geen oplossingen x4 = -3 x = -3¼ Er is geen oplossing 5.1

  26. werkschema bij het oplossen van ongelijkheden 1 schets de grafieken van f en g 2 los de vergelijking f(x) = g(x) op 3 lees uit de schets de oplossingen af los op (exact) x² < 2x + 3 f(x) = x² g(x) = 2x + 3 f(x) = g(x) x² = 2x + 3 x²- 2x – 3 = 0 ( x + 1 )( x - 3 ) = 0 x = -1 v x = 3 aflezen uit de schets -1 < x < 3 y f lees het antwoord af op de x-as f(x) < g(x) wanneer ligt de grafiek van f onder die van g -1 0 3 x g 5.1

  27. Bij het oplossen van de ongelijkheid f(x) < g(x) waarbij je niet exact te werk hoeft te gaan, mag je de vergelijking f(x) = g(x) grafisch-numeriek oplossen (GR) y los op (2 decimalen) x³ - 2x² > 3x – 4 voer in y1 = x³ - 2x² y2 = 3x - 4 optie intersect x ≈ 1,56 v x = 1 v x ≈ 2,56 aflezen uit de schets -1,56 < x < 1 v x > 2,56 y1 1 -1,56 0 2,56 x lees het antwoord af op de x-as f(x) > g(x) wanneer ligt de grafiek van f boven die van g y2 5.1

  28. Lineaire groei en exponentiële groei 5.2

  29. groeifactoren kleiner dan 0 of gelijk aan 1 hebben geen betekenis Bij de formule N = b · gt onderscheiden we 2 gevallen g > 1 0 < g < 1 y y 1 1 x x O O 5.2

  30. Groeifactor en groeipercentage • Neemt een hoeveelheid per tijdseenheid met een vast percentage toe of af, dan heb je met exponentiële groei te maken. • Neemt een bedrag met 250 euro per jaar met 4,5% toe, • dan is de groeifactor 1,045. • 100% + 4,5% = 104,5%  × 1,045 • formule : B = 250 × 1,045t • Dus bij een groeifactor van 0,956 • is de procentuele afname 100% - 95,6% = 4,4%. • We zeggen dat het groeipercentage - 4,4% is. • Bij een verandering van p% per tijdseenheid hoort exponentiële groei met groeifactor g = 1 + p/100. • Bij een groeifactor g per tijdseenheid hoort een procentuele verandering van p = ( g – 1 ) × 100%. 5.2

  31. Rekenregels van machten • a4 = a · a · a · a • a2· a3 = a · a · a · a · a = a5 • = = a2 • (a2)3 = a2· a2· a2 = a6 • (ab)3 = ab · ab · ab = a3b3 bij vermenigvuldigen de exponenten optellen bij delen trek je de exponenten van elkaar af a5 a · a · a · a · a a3 a · a · a bij macht van een macht vermenigvuldig je de exponenten bij de macht van een product krijg je een product van machten 5.3

  32. Algemeen • ap· aq = ap + q • = ap – q • (ap)q = apq • (ab)p = apbp ap aq 5.3

  33. Negatieve exponenten Verhuist een macht van de teller naar de noemer of omgekeerd, dan verandert de exponent van teken. 4° = 1 a° = 1 (a ≠ 0) 2-1 = ½ 8-1 = ⅛ a-n = (a ≠ 0) de rekenregels voor machten gelden ook bij negatieve exponenten 1 an 5.3

  34. p q Machten met gebroken exponenten • x = √x • x = √x • 4 = √4 = 2 • 64 = √64 = 4 • algemeen:a = n√a • ook geldt:a = √a (a > 0) 3 3 q p 5.3

  35. Evenredig • als er een getal a bestaat zo, dat P = a · Q • dan is P evenredig met Q • het getal a heet de evenredigheidsconstante • y is evenredig met xn betekent dat er een getal a is met y = a · xn

  36. Groeiregels omzetten naar een andere tijdseenheid • is g de groeifactor per tijdseenheid, dan is de groeifactor per n tijdseenheiden gelijk aan gn • bij een groeifactor van 1,5 per uur • hoort een groeifactor van 1,524 ≈ 16834,11 per dag • en een groeifactor van 1,5¼ ≈ 1,11 per kwartier • 1,11  111%  toename per kwartier is 11% • het omzetten van groeipercentages naar een andere tijdseenheid gaat via groeifactoren 5.4

  37. Werkschema: • herkennen van exponentiële groei bij een tabel • 1 bereken voor even lange tijdsintervallen het quotiënt • aantal aan het eind van het interval • aantal aan het begin van het interval • 2 verschillen de quotiënten weinig, dan mag je uitgaan van exponentiële groei

  38. Verdubbelings- en halveringstijd • de verdubbelingstijd bij exponentiële groei is de tijd waarin • de hoeveelheid verdubbelt • bij groeifactor g vind je de verdubbelingstijd T door de • vergelijking gT = 2 op te lossen • de halveringstijd is de tijd waarin de hoeveelheid • gehalveerd wordt • bij groeifactor g bereken je de halveringstijd T door de • vergelijking gT = ½ op te lossen

  39. Werkschema: • herkennen van exponentiële groei bij een tabel • 1 bereken voor even lange tijdsintervallen het quotiënt • aantal aan het eind van het interval • aantal aan het begin van het interval • 2 verschillen de quotiënten weinig, dan mag je uitgaan van exponentiële groei 5.4

  40. Verdubbelings- en halveringstijd • de verdubbelingstijd bij exponentiële groei is de tijd waarin • de hoeveelheid verdubbelt • bij groeifactor g vind je de verdubbelingstijd T door de • vergelijking gT = 2 op te lossen • de halveringstijd is de tijd waarin de hoeveelheid • gehalveerd wordt • bij groeifactor g bereken je de halveringstijd T door de • vergelijking gT = ½ op te lossen 5.4

  41. ≤  [  ● <  ‹  ○ Intervallen ● ○ a -8 ≤ x < 3 [ -8 , 3 › b 4 < x ≤ 4½ ‹ 4 , 4½ ] c 5,1 ≤ x ≤ 7,3 [ 5,1 ; 7,3 ] d 3 < x ≤ π ‹ 3 , π ] l l -8 3 ○ ● l l 4 4½ ● ● l l 5,1 7,3 ● ○ l l 3 π 7.1

  42. Oneindige intervallen a x ≤ 4½ ● l ‹  , 4½ ] 4½ b x > -8 ○ ‹ -8 , › l -8 7.1

  43. Stijgen en dalen constante stijging toenemende stijging afnemende stijging constante daling toenemende daling afnemende daling 7.1

  44. voorbeeld toenemend stijgend op < -4 , -2 > toenemend dalend op < 1 , 3 > afnemend dalend op < -6 , -4 > -6 -4 -2 5 toenemend stijgend op < 5 ,  > 1 3 afnemend dalend op < 3 , 5 > afnemend stijgend op < -2 , 1 >

  45. Toenamendiagram • De toenamen en afnamen van een grafiek kun je verwerken in een • toenamendiagram : • 1 kies een stapgrootte • 2 bereken voor elke stap de toename of afname • 3 teken de staafjes omhoog bij toename en omlaag bij afname • 4 teken het staafje bij de rechtergrens • 5 bv. toename van 3  4 teken je het staafje bij 4 7.1

  46. ∆x = 1 [-1,0] [0,1] [1,2] [2,3] [3,4] 4 2 0,5 -0,5 2 ∆y . voorbeeld . . ∆y 4 3 • 2 • 1 x -1 0 1 2 3 4 Je tekent de toenamen als verticale lijnstukjes bij de rechtergrens van het interval. -1

  47. . . . y . . voorbeeld . . . x 0

  48. . . ∆y 3 voorbeeld 2 y = -x² + 2x + 4 . x y ∆y 1 -1 1 x 0 1 2 3 4 5 . 0 4 3 -1 1 5 1 2 4 -1 -2 . 3 1 -3 -3 4 -4 -5 5 -11 -7 -4 -5 -7

  49. Gemiddelde veranderingen N rechts ∆t · omhoog ∆N N2 – N1 = ∆N N2 dusgemiddelde verandering per tijdseenheid = ∆N : ∆t ∆N · N1 ∆t 0 t1 t2 t t2 – t1 = ∆t 7.2

  50. . Het differentiequotiënt van y op het interval [xA,xB] is y . B f(b) yB ∆y ∆y A f(a) yA ∆x 0 x a xA ∆x b xB differentiequotiënt = ∆y : ∆x = gemiddelde verandering van y op [xA,xB] = r.c. = hellingsgetal van de lijn AB ∆y yB – yA f(b) – f(a) ∆x xB – xA b - a = = 7.2

More Related