200 likes | 507 Vues
Fictieanalyse- proza. Eerste bijeenkomst. Programma. Introductie van de module Verhaal Thalassa lezen en kort bespreken Onderscheid tussen epiek en lyriek uitleg hoofdstuk 2 en 8 Huiswerk: Lees hoofdstuk 2: Verhalende teksten Lees hoofdstuk 8: Vertellen
E N D
Fictieanalyse- proza Eerste bijeenkomst
Programma • Introductie van de module • Verhaal Thalassa lezen en kort bespreken • Onderscheid tussen epiek en lyriek • uitleg hoofdstuk 2 en 8 • Huiswerk: • Lees hoofdstuk 2: Verhalende teksten • Lees hoofdstuk 8: Vertellen • Lees het verhaal Man op het gras van J.J. Peereboom
theoretische begrippen • Fictie • Non-fictie • Proza (ongebonden taalgebruik) • Poëzie (altijd gebonden door rijm, metrum, herhalingsfiguren en stijlfiguren?) • Lyriek • Epiek • Dramatiek
Zie je ik hou van je, ik vin je zoo lief en zoo licht -- je oogen zijn zoo vol licht, ik hou van je, ik hou van je. En je neus en je mond en je haar en je oogen en je hals waar je kraagje zit en je oor met je haar er voor. Zie je ik wou graag zijn jou, maar het kan niet zijn, het licht is om je, je bent nu toch wat je eenmaal bent. O ja, ik hou van je, ik hou zoo vrees'lijk van je, ik wou het helemaal zeggen -- Maar ik kan het toch niet zeggen. Herman Gorter, Verzen 1890
Lyriek: wat kenmerken • Er is een monoloog • Er is (soms) een aangesprokene- in dit gedicht niet de lezer maar wel een persoon. (apóstrofè), • Een lyrisch subject uit zich; vertelt geen verhaal (geen geschiedenis, maar een momentane ervaring) • De uiting is emotioneel
Rotownmagic • Rotterdam is niet te filmenDe beelden wisselen te snelRotterdam heeft geen verledenen geen enkele trapgevèlRotterdam is niet romantischheeft geen tijd voor flauwekulis niet vatbaar voor suggestiesluistert niet naar slap gelul't Is niet camera-gevoeliglijkt niet mooier dan het isHet ligt vierkant hoog en hoekiggekanteld in het tegenlichtRotterdam is geen illusiedoor de camera gewektRotterdam is niet te filmenRotterdam is vééls te ècht-----------------------------------uit: 'Vrijwel alle gedichten', 2004.http://www.gedichten.nl/nedermap/gedichten/gedicht/96640.html
Die aventure doet ons cont, • Dat in deserselverstont • Een coninc was, endehietBriant, • Ende was coninc int rode eylant; • Ende hi voer jagen op enen tijt • In een wout, was herde wijt. • Een ever doe vor hem daerleet, • Daerhisinen lieden na ontreet • Soe verre in genen groten woude, • Dat hiquam, alstwesensoude • Daerhivantsittende op enen boem • Ene sconemaget, dier hi nam goem, • Want si was sooverscone; • Ende op haer hoeft stont ene crone,
Hoofdstuk 2 Focus op epische/ verhalende teksten ingebedde taalsituatie: personages communiceren met elkaar een verteller produceert deze dialogische taalsituatie deze vertellende instantie staat boven de wereld van de personages. De verteller kan wel de wereld van de personages beïnvloeden, maar omgekeerd kan dat niet.
Verteller en verhaal • Verteltheorie: hoe worden verhalen verteld en gepresenteerd • Centrale vraag: Hoe functioneert de vertelwijze in het verhaal? • Verhaaltheorie: focus op structuur (mensen, ruimte, tijd, volgorde etc.)
vertelstandpunten • Auctoriale verteller • Ik-verteller • Personale verteller • Is de verteller als personage aanwezig in het verhaal? gedramatiseerde verteller of • De verteller vertelt over anderen en neemt zelf niet deel aan de handelingen
Auctoriaal perspectief • Staat buiten/ boven het verhaal • Bepaalt elke handeling en kan ingrijpen heeft toegang tot het leven van de personages. • Kent het innerlijk, de gedachten en gevoelens van alle personages.
De auctoriale verteller: • Kan het verhaal stopzetten om uit te weiden over x (vertellerscommentaar): de verteller ‘stuurt’ de lezer door een mening, oordeel en/of ‘waarheid’ te geven. • Kan een ander personage toespreken
Ik- verteller • De ik-verteller is personage én verteller tegelijk (dus ook gedramatiseerd) • In de lijn van journaal of dagboek Twee niveaus mogelijk • Verteller en personage • Vanuit het heden wordt verteld over het verleden 1.1 de ik die vertelt vanuit het heden: het vertellend ik. 1.2 de ik over wie verteld wordt vanuit het verleden: het belevend ik.
Beide gedramatiseerde vertellers • De ik-verteller ‘kent’ alleen de inhoud van zijn eigen hoofd. • De auctoriale verteller ‘kent’ alles.
Andere vertelsituaties • Geen persoon die vertelt, verwijst, becommentarieert • een anonieme instantie • geen gedramatiseerde verteller • de personale vertelsituatie
Personale vertelsituatie • Derde persoon vertelt: hij-/zij-vorm. • De verteller is een anonieme instantie. • Deze presenteert wat de personages denken, voelen, zien en ervaren. • De inbreng van de verteller vind je niet terug. • Vanuit één persoon: enkelvoudig personaal verhaalverhuld ik-verhaalgenoemd. • Vanuit meerdere personen: meervoudig personaal perspectief de lezer weet het meest
Meervoudig personaal perspectief • Vanuit meerdere personen: meervoudig personaal perspectief dan is er één verteller aan het woord, die gedachten en emoties van de personages presenteert. • Effect: de lezer weet het meest. • Doel: een bepaald thema duidelijker neerzetten.
Man op het gras 1. Kijk naar de tijd waarin de tekst is geschreven. 2. Op welke punten in de tekst gebruikt Peereboom een andere tijd? Functie? 3. Welke perspectief wordt gebruikt? 4. Welke functie/ welk effect heeft deze keuze? 5. Concrete voorbeelden uit de tekst aanleveren. 6. Welk thema?