1 / 26

Sferen in de samenleving

Sferen in de samenleving. Eerste hoorcollege inleidende cursus good governance. samenleving. Tribe Heerschap Stad Staat Empire Etc. kenmerken. Familieverwantschap bij kleinschalige verbanden Raciale kenmerken bij tribes Steeds meer territoriale binding naar staat toe

happy
Télécharger la présentation

Sferen in de samenleving

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Sferen in de samenleving Eerste hoorcollege inleidende cursus good governance

  2. samenleving • Tribe • Heerschap • Stad • Staat • Empire • Etc.

  3. kenmerken • Familieverwantschap bij kleinschalige verbanden • Raciale kenmerken bij tribes • Steeds meer territoriale binding naar staat toe • Empires veroveren en verliezen territoria en invloed

  4. sferen • Term gekozen om te vermijden dat juridische of economische begrippen domineren • Knipoog naar Sloterdijk • Sphaira is bal of globe • Sfeer is toestand waarin waarden en emoties ook een rol spelen • Intermezzo waarden

  5. Wat is een waarde • Dringend belangrijk oordeel • Gevormd door emotie, openbaring, geloof, ervaring en kennis • Over goed en kwaad, mooi en lelijk, over waarachtig en onwaarachtig • Vaak betreffende de wereld • Bijvoorbeeld: menselijk leven verdient respect Waarden leiden tot drijfveren

  6. Waarde en leven • Waarden horen bij je wezen • Vormen je identiteit • Kun je tot op zekere hoogte delen met anderen Komen tot uitdrukking in handelen

  7. Waarde en norm • Waarde zelf is geen gedragsvoorschrift • Norm=gedragsvoorschrift, vloeit vaak voort uit waarde: bijvoorbeeld: gij zult niet doden is een norm die voortvloeit uit voornoemde waarde • Die norm geldt in de eerste plaats voor je eigen leven • Sommige normen zijn in het positieve recht opgenomen en voorzien van een sanctie

  8. Universaliteitpretentie • Je kunt je niet indenken dat er betere waarden bestaan dan de waarden die je zelf hebt (dan zou je immers die andere hebben) • Sterker nog, je vindt dat de normen die uit je waarden voortvloeien ook voor anderen behoren te gelden • Die universaliteitpretentie leidt tot het streven naar hegemonie

  9. Uitzonderingen op hegemonie • Onverschilligheid (de ander is niet voldoende waardevol om je om hem druk te maken; laat maar zitten) • Autonomie (de ander heeft het recht om overeenkomstig eigen normen te leven) • Tolerantie (ik zie af van een interventie in het niet normconforme handelen van de ander, omdat … ik hem aardig vind)

  10. Actuele ontwikkeling • Samenleving te dicht om onverschilligheid te kunnen hanteren • Samenleving te dicht en te divers om autonomie te hanteren • Samenleving te dicht, te divers en te weinig sympathiserend om tolerantie te laten domineren

  11. Oplossingsrichting • Universaliteitpretentie op niveau van normen komt voort uit dichotoom karakter van grondoordelen : goed versus kwaad • Dichotomie als hulpconstructie is in strijd met mijn fundamentele overtuiging over de toestand van de wereld • Matiging van pretentie zou weldadig zijn

  12. Van “of” naar “en” • In plaats van dichotomie is spectrum op zijn plaats • Iedere positie op een spectrum is een gemengde positie • De extremen zijn absurd • Waardenschema bestaat uit tussenposities op verschillende dimensies

  13. Dichotomie behoort bij monotheïsme • In niet- monotheïstische oriëntaties veel minder hegemoniestreving • Daar geen dichotomieën en dus geen universaliteitpretenties • Lijkt mij aanbeveling

  14. Deugden • Deugden zijn drijfveren voor handelen die voortkomen uit waarden • Deugden beperken de mate waarin je de gelegenheid te baat neemt (“opportunita”) maar elimineren het bijzondere van de situatie niet • Deugden beperken de mate waarin je handelt naar begeerte of lust

  15. Wil • Wil ontwikkelt zich uit waarden en behoeften • Wil is drang tot handelen • Wil drijft de mens • Deugden richten en encadreren de wil

  16. Collectief • Wat geldt op individueel niveau, geldt ook op collectief niveau • Collectieve wil gevormd door democratisch proces • Gezaghebbende definitie van politiek luidt zelfs: bindende toedeling van waarden

  17. Hiërarchie van waarden • Waarden hebben geen natuurlijke hiërarchie • Tussenwaarden vestigen die om dilemma's te voorkomen Voorbeeld van een tussenwaarde: ethiek is belangrijker dan esthetiek

  18. Dilemma’s • Er is sprake van een dilemma, als ik niet meer kan handelen overeenkomstig al mijn waarden • Een dilemma duikt op bij het ontbreken van tussenwaarden • Een dilemma is niet op te lossen, maar je kunt wel goed of slecht omgaan met een dilemma

  19. Onwaarden op spectrum • Afzonderlijke waarden vormen dimensies van een complex spanningsveld • Als beslissende tussenwaarden ontbreken, neem je spanningen waar tussen dimensies die afzonderlijke behandeling vergen • Die spanningen vergen aandacht

  20. intercreatie • Inter=tussen • Niet bedoeld zijn bovenstaande tussenwaarden • Wel bedoeld nieuwe combinaties van posities op spectrumdimensies • Intercreatie behoort dus meer bij “en”dan bij “of”

  21. Onwennigheid • Wij zijn niet erg gewend te redeneren in termen van waarden • Gemakkelijker om te redeneren in termen van deugden • Verval van ideologie ontneemt ons relaties tussen waarden en handelingsperspectief

  22. Sferen in de samenleving • Betreffen dus vooral relaties • Micro, meso- en macro-niveau hangen samen, maar hoe? • Wij spreken over arrangementen • In liefde domineert wederzijds overgave,vertrouwen,altruïsme • Op markt domineert egocentriciteit, maar in contract tegelijk begrensd vertrouwen • In netwerk domineert empathie • In staat vinden we altruïsme maar tevens hegemonie van meerderheden

  23. vertrouwen • Spectrumbegrip, dus niet dichotoom • Geen vertrouwen is verwachting dat de ander steeds het voor mij ongunstigste alternatief zal kiezen • ….. En oplopend naar “vol vertrouwen” verwachting… gunstigste alternatief • Vertrouwen hoeft niet wederzijds te zijn

  24. empathie • Empathie is het vermogen tot “invoelen” en het verdisconteren daarvan in gedrag • Als twee actoren in een netwerk een contract sluiten, hebben ze “rekening gehouden” met de consequenties van hun actie voor andere actoren in het netwerk • Empathie is iets anders dan sympathie

  25. Historische ontwikkeling 1 • Economisch steeds grotere productie-omwegen, toenemende specialisatie • Sociaal bestaan globale netwerken van nationale staten en regio’s, maar tevens fragmentatie • Volgens norbert elias dus steeds meer interdependentie, wederzijdse afhankelijkheid =complexiteit • Daarmee gaat gepaard verlies aan autonomie van iedereen

  26. Historische ontwikkeling 2 • Overgang van feodalisme naar kapitalisme meestal beschreven als vooruitgang • Feodalisme berustte op zorgplicht van de heer ten opzichte van allen op zijn territoir en op insluiting van allen in het arbeidsproces • Kapitalisme kenmerkt zich door uitsluiting van de ongeschikte uit het arbeidsproces en door sociale zekerheid als statelijke zorgplicht

More Related