E N D
1. Enzymen Enzymen zijn eiwitten die chemische omzettingen katalyseren:
E + S ? ES ? E + P
(E = enzym
S = substraat
P = product
ES = enzym-substraat-complex)
2. Activeringsenergie:Chemische omzettingen verlopen alleen als er eerst activeringsenergie wordt toegevoegd (meestal warmte).Voorbeelden:- Dieselolie komt pas tot ontbranding in een motor als het sterk wordt samengedrukt. - Een kaars gaat pas branden nadat je er een lucifer bijgehouden hebt.
3. In cellen moet de temperatuur echter vrij constant blijven. Daarom moeten in cellen reacties geholpen worden om te verlopen. Dat doen enzymen.Dus: enzymen verlagen de activeringsenergie zodat omzettingen bij lagere temperaturen kunnen verlopen.
4. Werking van enzymen
5. De vorm bepaalt dat enzymen specifiek werken, want alleen dan past het substraat precies:
6. Enzymen zijn “substraat specifiek”: ieder enzym heeft een unieke bindingsplaats (“active site”) waar het substraat wordt gebonden en omgezet):
7. Enzymen kunnen geremd worden waardoor de enzymactiviteit afneemt:
8. Vraag:Wat is het effect van toevoegen van meer substraat bij aanwezigheid van competatieve en niet-competatieve remmers?
9. De enzymactiviteit is afhankelijk van factoren in de omgeving zoals pH en temperatuur:
10. Onder extreme omstandigheden denatureert het eiwit en wordt het (tijdelijk) onwerkzaam: