1 / 54

Investeringen

Investeringen. Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg?. Je kunt in deze presentatie ‘ bladeren ’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit ga je met de pijltjestoets  (of ). Werk alle sheets rustig door.

rufin
Télécharger la présentation

Investeringen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Investeringen Klik om verder te gaan

  2. Hoe gebruik je deze uitleg? • Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. • Vooruit ga je met de pijltjestoets  (of ). • Werk alle sheets rustig door. • Als je iets niet meteen snapt kun je terug gaan naar een vorige uitleg met de pijltjestoets  (of ). Klik om verder te gaan.

  3. Investeringen Investeren: Investeren is het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven en overheid. Kapitaalgoederen: Kapitaalgoederen zijn goederen waarmee (andere) goederen/diensten kunnen worden geproduceerd/geleverd.

  4. Investeringen Soorten kapitaalgoederen: 1) Vast kapitaal: Gaat meerdere productieprocessen mee (gebruik). Bijvoorbeeld: Machines, transportmiddelen, inventaris. 2) Vlottend kapitaal: Gaat tijdens het productieproces te niet (verbruik). Bijvoorbeeld: grond- en hulpstoffen, voorraad eindproduct.

  5. Investeringen Afschrijvingen: Vaste kapitaalgoederen (bijv. machines) verslijten tijdens het produceren en dalen dus in waarde. Om deze kapitaalgoederen t.z.t. te kunnen vervangen, dienen er afschrijvingen plaats te vinden. D.w.z. er moet geld gereserveerd worden zodat nieuwe kapitaalgoederen kunnen worden gekocht wanneer de oude kapitaalgoederen versleten zijn. Er kan alleen worden afgeschreven op vast kapitaal; vlottend kapitaal verslijt niet maar wordt tijdens een productieproces verbruikt.

  6. Soorten investeringen a) Bruto investeringen (=Ibr): Totaal van alle investeringen; vervangingsinvesteringen + netto-investeringen

  7. Soorten investeringen • Vervangingsinvesteringen (= vvi): • Vaste kapitaalgoederen verslijten tijdens de productie en moeten t.z.t. worden vervangen. • Het vervangen van versleten (reeds aanwezige) kapitaalgoederen noemen we vervangingsinvesteringen en worden betaald uit de afschrijvingen (vvi = afs.).

  8. Soorten investeringen c) Netto investeringen (= I): Netto-investeringen kunnen worden gedaan in vaste kapitaalgoederen (= uitbreidingsinvesteringen) of in vlottende kapitaalgoederen (= voorraadinvesteringen). De netto-investeringen worden betaald uit de besparingen (S = I).

  9. Soorten investeringen d) Uitbreidingsinvesteringen (= ui): Uitbreidingsinvesteringen leiden tot een groei van de voorraad (nieuwe) vaste kapitaalgoederen en dus in de toekomst tot een hogere productiecapaciteit.

  10. Soorten investeringen • Voorraadinvesteringen (= vri): • Voorraadinvesteringen leiden tot een groei van de voorraad vlottende kapitaalgoederen. Voorraden ontstaan doordat niet alle geproduceerde goederen worden verkocht. • Een afname van de voorraad = desinvestering (negatief).

  11. Soorten investeringen in schema

  12. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld.

  13. Niet gebruiken Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld.

  14. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 14

  15. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 14

  16. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 3 14

  17. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 3 11 14

  18. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 3 11 7 14

  19. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 10 3 11 7 14

  20. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 10 3 11 7 14 4

  21. Oefenopgave 1 In een bepaald jaar is door de ondernemingen voor € 30 mld. aan consumptiegoederen en voor € 14 mld. aan kapitaalgoederen gemaakt. De voorraadinvesteringen zijn € 3 mld. De uitbreidingsinvesteringen zijn € 7 mld. 3 10 3 11 7 14 4

  22. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld.

  23. Niet gebruiken Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld.

  24. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 3

  25. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 10 3

  26. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 7 10 3

  27. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 7 6 10 3

  28. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 6 7 6 10 3

  29. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 6 7 6 1 10 3

  30. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 6 7 6 4 1 10 3

  31. Oefenopgave 2 In land x bedraagt het nationale inkomen € 27 mld. Door de bedrijven werd voor € 14 mld. aan loon, voor € 3 mld. aan interest/huur en voor € 3 mld. aan pacht uitgekeerd. Verder schreven de bedrijven voor € 3 mld. af op de kapitaalgoederenvoorraad. De totale bruto-investeringen bedroegen € 10 mld. De investeringen in vlottend kapitaal waren € 6 mld. 6 7 6 4 1 10 3

  32. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld.

  33. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3

  34. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 14

  35. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 14 17

  36. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 14 17 Dan loopt het vast !! We hebben een hulpformule nodig !!

  37. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 14 17 Hulpformule: Bruto (79) – Netto (75) = Afschrijvingen (4)

  38. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 14 17 4 Hulpformule: Bruto (79) – Netto (75) = Afschrijvingen (4)

  39. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 13 14 17 4 Hulpformule: Bruto (79) – Netto (75) = Afschrijvingen (4)

  40. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 13 14 10 17 4 Hulpformule: Bruto (79) – Netto (75) = Afschrijvingen (4)

  41. Oefenopgave 3 Gegeven is een land met alleen gezinnen en bedrijven. De netto toegevoegde waarde in bedraagt € 75 mld. Er wordt door bedrijven wordt aan loon € 50 mld. uitbetaald, pacht € 10 mld. en interest/huur € 5 mld. De voorraadvorming bedraagt € 3 mld. In de bedrijven wordt voor € 14 mld. aan vast kapitaal geproduceerd. Het bruto nationaal product is € 79 mld. 3 3 13 14 10 17 4 Hulpformule: Bruto (79) – Netto (75) = Afschrijvingen (4)

  42. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal.

  43. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 30

  44. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 25 30

  45. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 25 30

  46. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 25 30 Dan loopt het vast ! We hebben weer een hulpformule nodig !

  47. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 5 25 30

  48. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 5 25 30 Dan loopt het vast ! We hebben weer een hulpformule nodig !

  49. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 5 25 30 Bruto (100) – Netto (60 + 10 + 5 + 15 = 90) = Afschrijvingen (10)

  50. Oefenopgave 4 In een gesloten economie zonder overheid werd door bedrijven € 60 mld. aan loon, € 10 mld. aan interest/huur, € 5 mld. aan pacht en € 15 mld. aan winst uitgekeerd. Het bruto nationaal inkomen was € 100 mld. De totale bruto-investeringen bedroegen € 30 mld., waarvan € 25 mld. in vast kapitaal. 5 5 25 30 10 Bruto (100) – Netto (60 + 10 + 5 + 15 = 90) = Afschrijvingen (10)

More Related