230 likes | 499 Vues
Gedragsproblemen bij peuters en kleuters. Voornamelijk: Agressie Noncompliance Overactiviteit. Enkele aspecten van de (sociale) ontwikkeling. 0 m korte interacties: 1 initiatie + 1 respons 12 m langere interacties; object-georienteerd;
E N D
Gedragsproblemen bij peuters en kleuters Voornamelijk: • Agressie • Noncompliance • Overactiviteit
Enkele aspecten van de (sociale) ontwikkeling 0 m korte interacties: 1 initiatie + 1 respons 12 m langere interacties; object-georienteerd; functioneel spel; toename agressief gedrag en hyperactiviteit 18 m complementair en wederkerig sociaal spel daling van de gehoorzaamheid (compliance)
Enkele aspecten van de sociale ontwikkeling 24 m verhoogde responsiviteit, toename sociaal spel, toename prosociaal gedrag; stijging in frequentie van agressief gedrag, maar relatieve daling 36 m verdere toename agressief gedrag; langere negatieve interacties 48 m daling van agressief gedrag
Agressie • “Een handeling die een ander persoon kwetst of irriteert” • Diverse indelingen mogelijk • Instrumenteel vs. affectief • Direct vs. indirect • Fysiek vs. verbaal • Proactief vs. reactief • Agressieve kleuters worden vaak verworpen door hun leeftijdgenoten
Noncompliance • Niet gehoorzamen in meer dan 50% van de gevallen • Risico voor de ontwikkeling van conduct disorder op lagere schoolleeftijd
Noncompliance • Indien enkel op school, vaak het gevolg van: • Niet begrijpen wat de school is • Onzekerheid over de grenzen • Gewoon zijn om in het middelpunt van de belangstelling te staan • Overweldigd door het schoolgebeuren
Stoornis bij jonge kinderen(Campbell, 1990) • Patroon of constellatie van symptomen • Zekere vorm van stabiliteit (≠ aanpassing aan stress of verandering) • Symptomen evident in diverse settings en ook bij andere personen dan de ouders • Relatief ernstig • Interferentie met ontwikkelingstaken
3 theoretische modellen • ‘coercieve theorie (vb. Patterson, 1976, 1982) • ‘attachment’ theorie (vb. Greenberg et al., 1993) • Genotype-omgeving theorie (vb. Caspi & Moffit, 1995) • Passieve effecten • Evocatieve effecten
Opvoedingsstijlen • 2 dimensies: steun en controle • Steun: ook warmte, aanvaarding, liefde, responsiviteit • Controle: ook restrictiviteit en eisen • Maccoby & Martin (1983) controle steun Authoritative + + Authoritarian + - Permissive - + Indifferent - -
Opvoedingsstijlen • Minst gedragsproblemen bij authoritative parenting • Niet optimale opvoedingsstijlen komen vaker voor bij stress
Hechting (attachment) • 4 types van hechtingrelatie • A. Avoidant • B. Secure • C. Resistant • D. Anxious-disorganised-disoriented • Hechtingsrelatie vormt “template” voor latere relaties (internal “working model”) • Veilig gehechte kinderen leren reciprociteit en empathie • Veilig gehechte kinderen vertonen een hogere compliance en minder agressie
Oppositioneel Opstandige Stoornis (ODD) • Bijna steeds in de thuissituatie, maar vaak niet zo duidelijk op school of elders • Meer bij moeders dan bij vaders • Meer bij bekenden dan bij vreemden • Komt vaak samen voor met ADHD, leerstoornissen of communicatiestoornissen • Prevalentiecijfers schommelen tussen 2 en 16%
Oppositioneel Opstandige Stoornis (ODD) • Meer voorkomen bij jongens • Meestal aanvang voor de leeftijd van 8 jaar • Vaak voorloper van conduct disorder • Kwalitatief of kwantitatief verschil met CD
Diagnose en assessment bij jonge kinderen die verdacht worden van ODD 1. Rating schalen voor ouders • CBCL 2-3 en CBCL 4-16 • Breed > eng • Problemen • ≠ formele diagnostische criteria • Weinig precies op het vlak van ontstaan en duur van symptoompatronen • Geen informatie over cross-situationeel gedrag • Subjectieve interpretatie van de items • Meten we gedrag van het kind of stress van de ouders? • Invloed van impliciete persoonlijkheidstheorie over gedragsstoornissen • Halo-effecten
Diagnose en assessment bij jonge kinderen die verdacht worden van ODD 2. Interviews • Bv. DISC-IV • Vaak maar bruikbaar vanaf 6 jaar • Precieser dan ratingschalen, maar volstaan niet voor diagnose • Worden steeds belangrijker • Training is vereist
Diagnose en assessment bij jonge kinderen die verdacht worden van ODD 3. Observatie • meest betrouwbare methode • duur, moeilijk te organiseren • herhaalde sampling noodzakelijk bij ODD • eventueel vervangen door telefonische rapportering
Diagnose en assessment bij jonge kinderen die verdacht worden van ODD 4. Ouder-kind interacties en gezinsprocessen • Vragenlijsten en interviews over pathologie bij de ouders (vb. SCL-90) • Interviews en observaties over opvoedingsstijl • Observatie van interactie tussen partners (vb. rollenspel m.b.t. conflict over opvoeding) • Stress bij ouders (cfr. OSI) 5. Sociometrie • Zie oefening
Diagnose en assessment bij jonge kinderen die verdacht worden van ODD 6. Macrocontextuele factoren • Buurt waarin men woont • SES
ODD: diagnose en assessment bij schoolgaande kinderen en jongeren 1. Zelfrapportering • YSR 11-18 • Anders moeilijk bij adolescenten 2. Rating schalen voor ouders • CBCL 4-16 • VvGK 6-12 3. Rating schalen voor leerkrachten • TRF 4-18 • VvGK 6-12
ODD: diagnose en assessment bij schoolgaande kinderen en jongeren 4. Interviews • Bv. DISC-IV • Vanaf 12 jaar ook van betrokkene zelf 5. Observatie • Duur, moeilijk te organiseren • Eventueel vervangen door telefonische rapportering
ODD: Diagnose en assessment bij schoolgaande kinderen en jongeren 6. Ouder-kind interacties en gezinsprocessen • Vragenlijsten en interviews over pathologie bij de ouders (vb. SCL-90) • Interviews en observaties over opvoedingsstijl • Observatie van interactie tussen partners (vb. rollenspel m.b.t. conflict over opvoeding) • Stress bij ouders (cfr. OSI) 7. Sociometrie • Zie oefening
ODD: diagnose en assessment bij schoolgaande kinderen en jongeren 8. Macrocontextuele factoren • Buurt waarin men woont • SES
Interventie bij ODD • Evolutie van PMT (parent management training) naar PCT (parent-child treatment) • PMT • Er wordt gewerkt met de ouders • Vooral operante technieken worden aangeleerd • Succes wordt afgewogen aan gedragsveranderingen bij het kind • PCT • Er wordt gewerkt met ouders en kind • Ook aandacht voor positieve communicatie, non-directieve interactie, problem-solving • Focus op de interactie, op de relatie