12 april Effecten van belonen en straffen Timen en doseren in de opvoeding. 19 april

1. 3 x opvoeden 12 april Effecten van belonen en straffen Timen en doseren in de opvoeding. 19 april Je kind een positief zelfbeeld geven. Hoe gedachten gevoelens bepalen… en hoe ze te veranderen. 26 april Het effect van actief luisteren naar je kind.

3. Lichamelijke ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Sociaal emotionele ontwikkeling

4. PROGRAMMA 19-4 • Ervaringen met gedragsprogramma’s • Hoe een positief zelfbeeld ontstaat, wat je als ouder kan doen. • Pauze • Hoe denken je gevoel beinvloedt • Wat thuis uit te proberen • Napraten

5. PROGRAMMA 26-04 • Terugblik op ervaringen 19-04 • Actief luisteren in theorie • Actief luisteren in de praktijk • Pauze • Hoe thuis mee om te gaan • Vragen, Boeken, wensen

6. Oorzaak gevolg

7. Zelfvertrouwen • Ik ben de moeite waard • Ik ben aardig Alleen wat je meent • Ik ben bekwaam Let op wat wel goed gaat • Ik ben verantwoordelijk voor mezelf Leren gevolgen te aanvaarden

8. Zelfvertrouwen 2 • Ik ben uniek • Ik hoor ergens bij • Ik heb een inspirerend voorbeeld • Ik kan dingen bepalen

9. Door wie: • Ouders • Leerkrachten • Grootouders • Vrienden • omgeving

10. Hoe? Zo… zonder woorden • Gebaren • Gezichtsuitdrukking • knuffel Met woorden • Waarderen • Uiten van gevoelens • Luisteren

11. Hoe niet: • Commanderen, • dreigen, • preken • beschuldigen, • belachelijk maken

12. HOE :! • Complimenten: • wat deed het kind? • wat voor effect op je als ouder? • Fysiek contact • Met belangstelling kijken/tonen • Een luisterhouding

13. Effekt bonus:Mentaliseren • Vaardigheid waardoor het kind een interne wereld kan veronderstellen aan het gedrag van een ander. • Het reflectief vermogen van ouder maakt mogelijk een intentioneel standpunt in te nemen en je kind te begrijpen en te reguleren en je te verplaatsen in diens perspectief. Kind van je maar toch uniek een anders

14. Mentaliseren en gehechtheid. • In de gehechtheidsrelatie vindt een interactieve regulatie van emoties plaats • Bij dat reguleren van emoties krijgt het gedrag van de baby betekenis. • Deze processen leiden tot een innerlijke map van “zijn met de ander” • Bij een veilige hechting neemt vermogen tot mentaliseren toe

15. Analysegedrag • Wanneer • * naar bed gaan • *i opstaan • * eten • * tijdens spelen • * tijdens werken • * na een correctie • Hoe • * Fysiek • * verbaal • * materieel • Soort • * zonder aanleiding • * Stoer doen • * Zin krijgen • * Als reactie • * Uit frustratie • * Om te verdedigen • * Op wie? • Hoe vaak? • Hoe stopt het? • Hoe lang in tijd

16. Relatie tussen denken en voelen

17. Irrationele gedachten • Is deze gedachte waar. Klopt het met de werkelijkheid? • Helpt deze gedachte mij doel te bereiken? • Helpt deze gedachte ongewenste gevoelens te voorkomen • Helpt deze gedachte ongewenste conflicten te vermijden?

18. Negatief denken Veel voorkomende denkwijzen • Katastrofiseren • Moetisme Bekende denkfouten • Kinderen moeten ouders gehoorzamen en ze mogen er geen andere opvattingen op na houden. • Kinderen mogen (door mij) niet gefrustreerd worden • Kinderen moeten eerst kalmeren en daarna pas de volwassenen.

19. Andere voorbeelden • Iedereen moet mij aardig vinden • Ik mag geen fouten maken • Slechte mensen moeten gestraft worden • Ik kan er niet tegen als dingen anders gaan

20. Nog meer onzinnige gedachten 1 Hij moet zijn zusje niet pesten. Het is verschrikkelijk dat hij dat doet. Moeten , verschrikkelijk Het maakt je alleen maar boos,en helpt niet je doel te bereiken. Ik dat hij voortaan zijn zusje meer met rust laat.

21. 2 Ze brengt me in totale verlegenheid. Doet zij dat of ikzelf omdat ik denk:ik sta voor aap? Ze heeft gelijk Ik ben het er niet mee eens

22. 3 Ze maakt een grote puinhoop van haar kamer. Je denkt:ze zou het anders MOETEN doen Camera-check:echt een puinhoop? Ik zou het fijner vinden als mijn dochter haar kamer regelmatig opruimt

23. 4 Ze zullen wel denken dat ik hem niet goed opvoed. TOVERKUNST:Geen enkel mens weet wat een ander mens denkt! We kunnen geen gedachten lezen van elkaar. Ik weet niet wat ze denken. Mijn zoon zegt wel eens brutale dingen

24. 5 Hij is lui. Menselijk gedrag is complex. Mensen veranderen. Niets doen maakt nog niet lui. Wat iemand doet is niet hetzelfde als wat hij is. Dit idee maakt machteloos. Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt

25. 6 Hij komt vast onder een auto. Wat mogelijk is, is nog niet zeker. Deze gedachte is angstaanjagend. Het is niet waarschijnlijk dat hij onder een auto komt maar altijd mogelijk.

26. 7 Ik kan er niet tegen als ze verdrietig is. Je kan er wel tegen: je bestaat nog steeds. Dit maakt de pijn groter. Als zij verdrietig is vind ik dat niet zo fijn. Maar ik hoef niet ook verdrietig te worden

27. 8 Hoe kon hij dat doen? Je bedoelt:hij had dat niet moeten doen. Dit geld voor veel waarom vragen. Hij kon dat heel gemakkelijk doen.

29. Voor thuis (1) • Bedenk een situatie waar je je aan ergert. • Welk gevoel roept dat op? • Welke gedachten veroorzaken dat gevoel? • Hoe (ir)rationeel is dat gevoel?

30. Voor thuis (2) • Ga 7 dagen na hoe vaak je je kind per dag een compliment geeft.