1 / 29

Verbanden

samenvatting. Verbanden. Periodiek verband. Periodiek verband. De grafiek van eb en vloed herhaalt zich ongeveer elke 12 uur. Die 12 uur is de periode van de grafiek. Er is een periodiek verband tussen de tijd en de hoogte. In de grafiek zijn 2,5 perioden getekend.

shakti
Télécharger la présentation

Verbanden

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. samenvatting Verbanden

  2. Periodiek verband Periodiek verband • De grafiek van eb en vloed herhaalt • zich ongeveer elke 12 uur. • Die 12 uur is de periode van de grafiek. • Er is een periodiek verband tussen de • tijd en de hoogte. • In de grafiek zijn 2,5 perioden getekend. • De waterhoogte na 39 uur bereken je zo: • De periode is 12 uur. • De periode past 3 keer in 39 uur. • Je houdt 39 – 3 × 12 = 3 uur over. • In de grafiek lees je bij 3 uur af hoogte = 1 m. • De waterhoogte na 39 uur is dus ook 1 m. • Wat is de waterhoogte na 45 uur? -1 meter

  3. Periodiek verband Evenwichtsstand, amplitude en frequentie • De hoogste punten liggen op 5 meter. • De laagste punten liggen op 1 meter. • De evenwichtsstand ligt daar precies • tussenin, dus op 3 meter. • De evenwichtsstand is met rood gestippeld. • De hoogste en laagste punten liggen 2 meter • boven en onder de evenwichtsstand. • We zeggen: de amplitude is 2 meter. • De amplitude is de afstand van de hoogste • punten tot de evenwichtsstand. • De periode is 4 seconden. • De periode past 60 : 4 = 15 keer in een minuut. • De frequentie is dus 15 per minuut. • De periode past 60 × 15 = 900 keer in een uur. • De frequentie is dus ook 900 per uur. hoogte in meters 5 4 amplitude evenwichtsstand 3 amplitude 2 1 O 1 5 6 3 4 2 tijd in seconden

  4. Lineair verband Bijzondere lineaire formules en grafieken • De blauwe grafiek loopt horizontaal. • Alle punten op de grafiek liggen op hoogte 3. • Alle punten op de grafiek hebben y-coördinaat 3. • De formule is dan y = 3. • De groene grafiek loopt verticaal. • Alle punten op de grafiek hebben x-coördinaat 2. • De formule is dan x = 2 • Op de rode grafiek liggen de punten • (0, 0), (1, 1), (2, 2), (3, 3) enz. • De x-coördinaat is altijd hetzelfde als de y-coördinaat. • De formule is daarom y = x • y = getal  horizontale grafiek • x = getal  verticale grafiek • y = x  grafiek door O en (1, 1), (2, 2), enz.

  5. kwadratisch verband Parabool • hoogte in m = ¯20t2 + 400t + 4000 • t en hoogte zijn de variabelen. • In de formule staat een kwadraat, • daarom is het een kwadratische formule. • Er is een kwadratisch verband tussen de tijd • en de hoogte. • t = 10 • hoogte in m = -20 × (10)2 + 400 × (10) + 4000 • = 6000 m • De grafiek heeft de vorm van een parabool. • De parabool is symmetrisch. • De symmetrieas is de verticale lijn door de top. Wat je invult, zet je altijd tussen haakjes.

  6. kwadratisch verband Eigenschappen parabool • Staat er in een kwadratisch verband een negatief getal voor de variabele • met het kwadraat, dan is de grafiek een bergparabool. • De grafiek heeft een maximum. • W = -5a2 + 300a • Bij een positief getal voor de variabele met het kwadraat is de grafiek een • dalparabool met een minimum. • K = 6a2 – 7a • Het hoogste of laagste punt van een parabool noemen we de top.

  7. kwadratisch verband Voorbeeld 3 • Hiernaast zie je de grafieken van • hoogte = a2 – 6a + 8 en hoogte = 4 • a: horizontale afstand in meters • hoogte in meters • Bereken de coördinaten van het snijpunt P. • Rond af op één decimaal. • Aanpak • a2 – 6a + 8 = 4 • Los op met inklemmen. • Lees uit de grafiek af dat a ligt tussen • 0,5 en 1. Bereken a met inklemmen. • Uitwerking • a = 0,7 geeft hoogte = 4,29 • a = 0,8 geeft hoogte = 3,84 • 3,84 ligt dichter bij 4 dan bij 4,29, • dus a = 0,8 • De hoogte is 4, dus P(0,8; 4).

  8. kwadratisch verband De top van een parabool • In kwadratische formules kun je de coördinaten van de top berekenen. • Kwadratische formule: y = ax2 + bx + c • Notatie coördinaten top: (xtop, ytop) • Van de parabool hiernaast is de top (2, 5). • Dus xtop = 2 en ytop = 5. • Van de grafiek van een kwadratische formule kun je de top berekenen. • De xtop bereken je met xtop = – • De ytop bereken je door het antwoord van xtop in te vullen in de formule. b 2a

  9. Lineair verband Vergelijkingen oplossen • Bij een vergelijking heb je, net als bij een balans, twee kanten. • Daarom kun je een vergelijking oplossen met de balansmethode. • Links van het = teken noemen we het linkerlid, • rechts van het = teken noemen we het rechterlid. • 5a – 4 = 9a + 16 • De letter in de vergelijking noemen we de variabele. • Met de volgende stappen los je de vergelijking op. • Zorg ervoor dat de variabele uit het rechterlid verdwijnt. • Zorg ervoor dat in het linkerlid de losse getallen verdwijnen. • Deel door het getal dat voor de variabele staat. • Controleer je antwoord. linkerlid rechterlid

  10. Lineair verband • voorbeeld • Los op: -3a + 2 = 6 + 5a • Uitwerking • -3a + 2 = 6 + 5a • – 5a – 5a • -8a + 2 = 6 • – 2 – 2 • ¯8a = 4 • : -8 : -8 • a = -0,5 • Controle • linkerlid: -3 × (-0,5) + 2 = 3,5 • rechterlid: 6 + 5 × (-0,5) = 3,5 • Het klopt.

  11. Lineair verband • 2 formules vergelijken met elkaar • bundel A: kosten in € = 3 + 0,07a • bundel B: kosten in € = 2,50 + 0,08a • a: aantal sms’jes • a Maak een vergelijking van de beide formules. • b Bij hoeveel sms’jes zijn de kosten gelijk? • c Welke van de bundels is voordeliger op lange termijn? • Aanpak • a Neem van beide formules het rechtergedeelte en stel die aan elkaar gelijk. • Het maakt niet uit welke formule je eerst opschrijft. • b Los de vergelijking op met de balansmethode. • c Kies voor a(= aantal sms’jes) een getal dat groter is dan de oplossing, • hier bijvoorbeeld 100. • Vul dat getal in beide formules in. • Je ziet nu welke bundel op de lange duur voordeliger is.

  12. Lineair verband Somformule en verschilformule • Formules met dezelfde variabelen kun je bij elkaar optellen of • van elkaar aftrekken. • Je krijgt dan een somformule of een verschilformule. • formule tent 1 huurprijs in € = 80 + 250w • formule tent 2 huurprijs in € = 20 + 270w • somformule huurprijs in € = 100 + 520w • w: tijd in weken • Je ziet dat de getallen worden opgeteld. • De variabelen huurprijs in € en w blijven hetzelfde. • Met de somformule bereken je de huurprijs van de twee tenten samen. • Bij de formules kun je grafieken tekenen. • De grafiek bij de somformule is de somgrafiek. +

  13. Lineair verband • voorbeeld • Hans wil een tent huren. • Hij vraagt zich af wat het prijsverschil is tussen tent 1 en tent 2.. • formule tent 1 huurprijs in € = 80 + 250w • formule tent 2 huurprijs in € = 20 + 270w • w: tijd in weken • a Maak de verschilformule tent 1 – tent 2. • b Teken de verschilgrafiek tent 1 – tent 2. • c Wat betekent de verschilgrafiek? • d Welke tent is goedkoper? • Uitwerking • aformule tent 1 huurprijs in € = 80 + 250w • formule tent 2 huurprijs in € = 20 + 270w • verschilformule huurprijs in € = 60 – 20w • b • c Met de verschilformule kun je uitrekenen hoeveel tent 1 duurder is dan tent 2. • d Tent 2 is goedkoper als je kort huurt. • Na 3 weken zijn de tenten even duur, • daarna is het voordeliger om tent 1 te huren. −

  14. Exponentieel verband Van percentage naar groeifactor • Neemt een hoeveelheid met 12% toe, • dan krijg je 100% + 12% = 112%. • De groeifactor is dan 112 : 100 = 1,12. • Bij een toename van 5,3% krijg je • 100% + 5,3% = 105,3%. • De groeifactor is dan • 105,3 : 100 = 1,053. • Bij een toename van 0,8% hoort een groeifactor van 1,008.

  15. Exponentieel verband Exponentiële afname • Neemt een hoeveelheid met 16% af, • dan krijg je 100% – 16% = 84%. • De groeifactor is dan 84 : 100 = 0,84. • Bij een afname van 7,2% krijg je • 100% – 7,2% = 92,8% . • De groeifactor is dan 92,8 : 100 = 0,928. • Bij een afname van 0,6% hoort een groeifactor van 0,994.

  16. Exponentieel verband Tabel exponentiele groei N=b x gt 94 234 38 =2,4893… 38 94 15 =2,53333… =2,4736… g = 2,5 6 t=0 : A=15 ÷ 2,5 = A=6 x 2,5t

  17. Lineair verband Gelijkmatige toename en afname • Je kunt onderzoeken of er in een tabel sprake is van een • gelijkmatige toename of afname. Dat gaat zo: • Je schrijft de toename en/of afname boven en onder de tabel met de boogjes. • Dan maak je steeds de deling stapgrootte = • Als de stapgrootte steeds hetzelfde is, dan is het een tabel met een gelijkmatige toename of afname. • Is de stapgrootte + gelijkmatige toenameIs de stapgrootte - gelijkmatige afnameVoorbeeld • = -3 • = -3 • = -3 • De uitkomst is steeds gelijk, er is sprake van gelijkmatige afname. • De stapgrootte is -3. toename onder toename boven + 2 + 3 + 1 - 6 2 - 9 3 - 3 1 – 6 – 9 – 3

  18. Lineair verband + 2 + 2 + 2 voorbeeld • Bij de tabel hiernaast is de stapgrootte • = 1,5 • Het begingetal is de lengte die hoort bij t = 0. • Dat is hier 6 – 3 = 3. • De variabele onder in de tabel is ‘lengte’. • Daar begint de formule mee. 3 2 + 3 + 3 + 3 De formule bij de tabel is lengte = 3 + 1,5 × t 3 t 1,5 lengte

  19. Lineair verband Van lineaire grafiek naar formule • Bij een lineaire grafiek kun je een lineaire formule maken. • De variabele die bij de verticale as staat komt voor het = teken. • De variabele die bij de horizontale as staat komt achter het = teken. • Lees het begingetal af op de verticale as. • De stapgrootte vind je zo: • Zoek een roosterpunt op de grafiek dat je goed kunt aflezen. • Tel één naar rechts en kijk hoe je weer op de grafiek komt. • De formule die je krijgt ziet er zo uit

  20. Lineair verband Stapgrootte berekenen II B • In sommige grafieken is de stapgrootte niet • precies af te lezen als je één stap opzij gaat. • Dan bereken je de stapgrootte zo: • 1 Kies twee punten op de grafiek waarvan • je de coördinaten goed kunt aflezen. • Teken de horizontale en verticale • lijnstukken die daarbij horen. • Bereken de stapgrootte met • stapgrootte = • Hiernaast zie je: stapgrootte = = 3,75 25 • 20 15 15 10 toename verticaal toename horizontaal • 5 4 15 4 t O 3 4 1 2

  21. Lineair verband Hetzelfde begingetal of dezelfde stapgrootte • Bij grafieken die evenwijdig lopen horen formules met • dezelfde stapgrootte. • Sommige formules hebben hetzelfde begingetal . • De grafieken van die formules beginnen op dezelfde hoogte • op de verticale as. • Voorbeeld • Bij een rode grafiek hoort formule B = 15 + 2,5t • a Een groene grafiek loopt evenwijdig aan de rode grafiek, • maar als beginpunt (0, 7). • Wat is de formule van deze grafiek? • b Een blauwe grafiek heeft hetzelfde beginpunt als de rode grafiek • en heeft als stapgrootte ¯0,75. • Wat is de formule van deze grafiek? • Aanpak • a Gebruik dat evenwijdige grafieken dezelfde stapgrootte hebben. • b Gebruik dat de gegeven grafieken hetzelfde begingetal hebben. • Uitwerking • a B = 7 + 2,5t • bB = 15 – 0,75t 2.3

  22. hyperbolisch verband Omgekeerd evenredig • Het inhuren van een band voor een schoolfeest kost € 600. • Hoe meer leerlingen er komen, hoe minder je per leerling betaalt. • a: aantal leerlingen • Hierbij kun je een tabel maken en een grafiek. • In de tabel en de grafiek zie je: • als het aantal leerlingen tien keer zo groot • wordt, dan wordt het bedrag per leerling • tien keer zo klein. • als het aantal leerlingen drie keer zo groot • wordt, dan wordt het bedrag per leerling drie keer zo klein. • Dit noemen we een omgekeerd evenredig verband. • De grafiek bij een omgekeerd evenredig verband is een hyperbool.

  23. hyperbolisch verband Formules bij een omgekeerd evenredig verband • De formule P = hoort bij een omgekeerd evenredig verband. • Je kunt de formule ook schrijven als P × a = 36. • Bij de twee formules hoort dezelfde tabel en dezelfde grafiek. • De grafiek is een hyperbool. • De formule P × a = 36 is van de vorm variabele × variabele = getal. 36 a variabele variabele getal

  24. wortel verband Wortelverbanden • hoogte in m = • a: horizontale afstand in meters. • In de formule staat één van de variabelen • onder het wortelteken. • Daarom is het een wortelformule. • Er bestaat een wortelverband tussen • de afstand a en de hoogte. • Vul je a = 6 in, dan krijg je • hoogte = = 4,9 • Bij de formule kun je een grafiek tekenen. • Je maakt eerst een tabel.

  25. machts verband Machten • 2 × 2 × 2 × 2 × 2 × 2 = 26 • 26 is een macht. • In de macht 26 is 2 het grondtal en 6 de exponent. • 26 = 64 • Voorbeelden • I 23 = 2 × 2 × 2 = 8 • II 73 spreek je uit als • zeven-tot-de-derde of als zeven-tot-de-derde-macht.

  26. machts verband Machtsverheffen • Het berekenen van machten heet machtsverheffen. • Volgorde bij berekeningen: • Berekenen wat binnen de haakjes staat • Machtsverheffen en worteltrekken van links naar rechts. • Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts. • Optellen en aftrekken van links naar rechts. • voorbeelden • a 23 + 5 × 3 = • 8 + 15 = 23 • b 5 + 3 × 23 = • 5 + 3 × 8 = • 5 + 24 = 29

  27. machts verband Machtsverheffen op de rekenmachine • Op je rekenmachine zit een machttoets. • Oudere: 3,58 tik je in als • Nieuwere: 3,58 tik je in als • Controleer dat 3,58 = 22 518,753 91.

  28. machts verband Grafiek bij een machtsformule • In de formule I =  × π× r3 staat de derde macht van de variabele r. • Deze formule is een voorbeeld van een machtsformule. • Er bestaat een machtsverband tussen de straal en de inhoud van de piramide. • Grafiek machtsverband: • Je maakt dan eerst een tabel. • Teken de punten uit de tabel in een assenstelsel. • Teken door die punten een vloeiende kromme.

  29. machts verband Voorbeeld machtsverband • Teken de grafiek van de formule h = 10 + 0,8t2,5. • h: hoogte in m • t: tijd in uren • Aanpak • Maak eerst een tabel, bijvoorbeeld van t van 0 tot 5. • Voor t = 2 krijg je • h = 10 + 0,8 × (2)2,5 = 14,5. • Teken een assenstelsel dat bij de tabel past. • Teken de punten van de tabel in de grafiek. • Verbind de punten door een vloeiende • kromme te tekenen. • Uitwerking 1.1

More Related