1 / 23

H3 Van Mohammed tot Karel de Grote

H3 Van Mohammed tot Karel de Grote. Tijd van Monniken en Ridders 500-1000 Vroege Middeleeuwen. Kenmerken (blz 71). Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (3.1) De verspreiding van het christendom (3.2)

tasanee
Télécharger la présentation

H3 Van Mohammed tot Karel de Grote

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. H3 Van Mohammed tot Karel de Grote Tijd van Monniken en Ridders 500-1000 VroegeMiddeleeuwen

  2. Kenmerken (blz 71) • Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (3.1) • De verspreiding van het christendom (3.2) • De vrijwel volledige vervanging in West- Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid (3.3) • Het ontstaan en de verspreiding van de islam (3.4)

  3. Kernbegrippen (blz 71) • Agrarisch- urbaan • Aurtarkie/ zelfvoorziening • Feodalisme • Hofstelsel • Horigen/ horigheid • Islam

  4. 3.1 Leenmannen en leenherenHet ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Noteer de volgende namen,begrippen en jaartallen. Schrijf de betekenis er achter tijdens de uitleg. • Clovis • Merovingers • Frankische Rijk • Hofmeijer • Pepijn de Korte • Karolingers • Karel de Grote • 482-511 • 751 • 768

  5. 3.1 Leenmannen en leenherenHet ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

  6. 482-511 Clovis maakt een einde aan de Romeinse heerschappij en sticht een christelijk Frankenrijk Merovingische dynastie In de 8e eeuw worden de Merovingische koningen overvleugeld door hun hofmeijers (belangrijkste dienaar) Deze hofmeijers worden zo machtig dat de paus in 751 Pepijn de Korte tot koning zalfde 768 Karel de Grote koning Frankische Rijk Begin Karolingische dynastie

  7. Noteer de volgende namen,begrippen en jaartallen. Schrijf de betekenis er achter tijdens de uitleg. 482-511 751 768 Clovis Merovingers Frankische Rijk Hofmeijer Pepijn de Korte Karolingers Karel de Grote

  8. Noteer de volgende namen,begrippen en jaartallen. Schrijf de betekenis er achter tijdens de uitleg. • Feodalisme • Leenheer • Leenman • Vazal • Graafschap • Zendgraven • Markgraven • Personaliteitsbeginsel • Palts

  9. Feodalisme of Leenstelsel leenheer koning Geeft stuk grond in leen Belooft heer met ‘raad en daad’ ter zijde te staan Niet alleen grond in leen gegeven, ook bestuursfuncties of geldelijke inkomstenbronnen (tol) leenman Eenvoudige mannen konden ook vertrouweling van de koning worden. Zij kregen geen land maar werden wel door de koning onderhouden→ vazalgenoemd

  10. Uitbouw feodale stelsel onder Karel de Grote Aan grenzen extra militaire beveiliging, marken, die door markgraven werden bestuurd Karel de Grote verdeelde rijk in ongeveer 400 graafschappen met graaf aan het hoofd Zendgraven werden erop uit gestuurd om graven te controleren Ook Karel de Grote trok rond door zijn rijk→ controleren leenmannen of om oorlog te voeren

  11. Kenmerken bestuur Karel de Grote • Feodalisme • Rechtspraak volgens personaliteitsbeginsel (iedereen werd gevonnist volgens regels van de eigen groep of het volk waartoe men behoorde) • Geen vaste verblijfplaats→ Palts • Koning mee als opperbevelhebber in oorlog

  12. Noteer de volgende namen,begrippen en jaartallen. Schrijf de betekenis er achter tijdens de uitleg. • Feodalisme • Leenheer • Leenman • Vazal • Graafschap • Zendgraven • Markgraven • Personaliteitsbeginsel • Palts

  13. Vergelijk het bestuur van de Frankische koningen met de Romeinse keizertijd. Welke verschillen zijn er? Romeinen: • Centrale hoofdstad • Overheid zorgde voor orde en veiligheid • Handhaafde recht volgens geschreven regels • Groot ambtenaren- apparaat die in vaste dienst waren Franken: • Rondreizende hofhouding • Wegen niet meer onderhouden dus heersers hadden gezag in klein gebied • Alleen geestelijken konden lezen en schrijven dus geen bestuur volgens geschreven wetten en regels • feodalisme→ persoonlijke band basis bestuur

  14. Kerstnacht 800 Karel wordt tot keizer gekroond

  15. Voor- en nadelen feodale stelsel Voordelen leenman: Leenman krijgt inkomsten en mag er wonen Voordelen leenheer: Trouwe dienaren die heer taken uit handen nemen Nadelen leenman: Grond was te leen, moest na zijn dood terug naar zijn leenheer Nadelen leenheer: Leenmannen gaven grond toch vaak door aan zonen→ leenheer verliest zeggenschap

  16. Rijk Karel na zijn dood in 814 Lodewijk de Vrome (778-840) volgt zijn vader op Kleinzonen Karel splitsen rijk in drieen (Verdrag van Verdun 843)

  17. Bedreigingen buiten Frankische Rijk Arabieren in het zuiden Vikingen uit het noorden Hongaarse ruiters uit het oosten

  18. Oorzaken verval rijk • Versnippering van het gezag door feodale structuur • Delingen van het rijk volgens het Frankisch erfrecht • Nieuwe invallers

  19. Kenmerk: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur Kernbegrippen: Feodalisme

  20. Opdrachten 3.1 Opdracht 6 Bedoelde en onbedoelde gevolgen Karel de Grote bouwde het leenstelsel verder uit a Welke doelen streefde Karel de Grote na met de verdere uitbouw van het stelsel? Beter bestuur, betere rechtsspraak, beveiliging van grenzen B Welke twee onbedoelde gevolgen had het stelsel? Hij verloor inkomsten van de kroondomeinen aan leenmannen. Leenmannen deden of lenen hun eigen bezit waren en gaven het door aan hun zonen daardoor verloor de koning zijn bezit helemaal. C Beredeneer of dat gevolgen zijn op korte of op lange termijn verlies van inkomsten→ korte termijn de grond doorgeven aan hun zonen→ lange termijn

  21. Opdracht 7 In de geschiedenis is sprake van Gebeurtenissen→ feiten Verschijnselen→ samenhangende gebeurtenissen met een duidelijk doel, er verandert niets, het is er Ontwikkelingen→ gebeurtenissen en verschijnselen samen Lees bron 15 en beredeneer van de onderstaande zinnen en begrippen of het een gebeurtenis, verschijnsel of ontwikkeling is: • 781 Lodewijk wordt onderkoning van Aquitanië • Kroondomeinen • De leenmannen krijgen de kroondomeinen steeds meer in eigen handen • Leenstelsel

  22. Opdacht 8afbeeldingen analyseren (zie ook blz 331 Kijkwijzer) • Wat is er te zien? personen, voorwerpen, achtergrond • Welke effecten, overdrijving of vertekening zijn er te zien? • Titel afbeelding? • Wie is de maker? • Wie is de opdrachtgever? • Afbeelding te zien voor publiek? • Is er gebruik gemaakt van symboliek? • Met welke doel is de afbeelding gemaakt? • Wat zegt de afbeelding over de tijd waarin het is gemaakt?

More Related