1 / 50

Anatomie / fysiologie

Anatomie / fysiologie. Zenuwstelsel 2. Actiepotentiaal / depolarisatie. chemische depolarisatie Transmitterstof opent natrium kanalen in postsynaptisch membraan. Membraanpotentiaal stijgt van -70  0 mV  + 30 mV.  neuron wordt geactiveerd hyperpolarisatie

wiley
Télécharger la présentation

Anatomie / fysiologie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Anatomie / fysiologie Zenuwstelsel 2 FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  2. Actiepotentiaal / depolarisatie • chemische depolarisatie • Transmitterstof opent natrium kanalen in postsynaptisch membraan. • Membraanpotentiaal stijgt van -70  0 mV  + 30 mV.  neuron wordt geactiveerd • hyperpolarisatie • Transmitterstof kan ook kalium kanalen openzetten • Membraanpotentiaal daalt van -70  -80 / -90 mV  neuron wordt geremd (inhibitie) • repolarisatie • Terugkeren naar de rustpotentiaal • Natriumpoorten geïnactiveerd – kaliumpoorten geactiveerd FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  3. FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  4. Voortplanting impuls • hierdoor celinwendige positief (actiepotentiaal)- (spanningsgereguleerd) • door enzymatische pomp (Na/K-pomp) weer naar rust (repolarisatie) • tijdens refractaire periode is geen prikkel op te wekken Door prikkeling van de membraan verandert permeabiliteit FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  5. Voortplanting impuls Basis van het neurale proces input cellichaam axon output signaal FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  6. dendriet Myelineschede nucleus of kern • Zenuwcellen met een myelineschede zijn dikker en sneller (myeline = isolatie) • Insnoeringen van Ranvier geven sprongsgewijze zenuw impuls voortplanting (saltatorisch) cellichaam myeline axon synaptisch eindplaatje FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  7. Saltatorische impulsgeleiding In- / uitstroom van Na+ en K+ kan alleen op die plaatsen waar het axon ‘bloot’ ligt plaatsvinden, dus bij knopen van Ranvier Dus: hoe dikker de vezel des te sneller de impulsgeleiding. Cellen van Schwann Depolarisatie gebied, insnoering van Ranvier Cellichaam Myeline schede Axon FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  8. Functie neuron • De snelheid van de prikkelgeleiding is afhankelijk van de vezeldikte en de plaats van de insnoeringen van Ranvier • Prikkeloverdracht • neuromusculaire transmissie • neuro-neurale transmissie Neuro- neuraal Neuro- musculair FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  9. Neuromusculaire transmissie • Vindt plaats bij motorische neuronen • Contactplaats tussen neuriet en spiervezel heet motorisch eindplaatje • De actiepotentiaal maakt hier de neurotransmitter acetylcholine vrij • Deze stof zet de spiervezels aan tot depolarisatie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  10. Meest voorkomende transmitters Synaptische transmissie • acetylcholine komt voor in m.e.p. (motorisch eindplaatje) aansturing spier en van parasympatische systeem • catecholaminen (groep) met adrenaline, noradrenaline en dopamine (sympatisch systeem) • serotonine is een inhiberende transmitterstof FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  11. Neuro-neurale transmissie Neurotransmitter • adrenaline • noradrenaline • dopamine • serotonine • histamine • gama-amino-boterzuur (GABA) • Neurotransmitters zijn of exciterend of inhiberend FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  12. hersen- capillair astrocyt Gliacellen • Soorten en functies: • astrocyt • Steun • Regelen ionenconcentratie • opruimen neurotransmitter • bloedhersenbarrière • oligodendriet • vormen myelineschede • microgliacel • fagocytose neuron FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  13. Gliacellen • Soorten en functies: • ependymcellen • vormen de binnenbekleding van hersenholtes en centrale ruggenmergskanaal • voeding • vorming liquor cerebrospinalis FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  14. Gliacellen & bloedhersenbarrière • Astrocyten (speciale gliacel) vormen samen met endotheelcellen van de haarvaten de bloedhersenbarrière. Zij laten alleen vetoplosbare stoffen door, andere stoffen selectief • Cytostatica en sommige antibiotica passeren niet • Drugs en alcohol wel FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  15. Begrippen • Grijze stof • cellichamen en dendrieten • Witte stof • Myelineschede of mergschede om de neurieten of axonen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  16. Begrippen • Kern of nucleus • groep bij elkaar horende neuronen in CZS • Ganglion • groep bij elkaar horende neuronen in het PZS FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  17. zenuw Begrippen axon • Baan of tractus • bundel gelijksoortige zenuwuitlopers in het CZS • Zenuw of zenuwstreng • bundel gelijksoortige zenuwuitlopers in het PZS • Plexus • Vlecht van meerdere zenuwen zenuwvezel axon bloedvat FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  18. Synaps aan ander neuron collateraal axon dendriet receptor kant neurotransmitter presynaptisch neuron postsynaptisch neuron synapsspleet Begrippen • Preganglionair / postganglionair neuron • Binnen een baan meerdere synapsen ook wel presynaptisch / postsynaptisch neuron genoemd. FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  19. Cerebrum / grote hersenen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  20. zenuwstelsel centraal perifeer encephalon medulla spinalis truncus cerebri diëncephalon cerebellum cerebrum lobus frontalis lobus pariëtalis lobus temporalis lobus occipitalis Centraal zenuwstelsel Lobus = kwab L. frontalis = voorhoofdskwab L. pariëtalis = wandbeenkwab L. temporalis = slaapkwab L. Occipitalis = achterhoofdskwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  21. Cerebrum (grote hersenen)functie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  22. Cerebrum (grote hersenen) • Het cerebrum bestaat uit een linker en rechter hemisfeer • De buitenste laag van het cerebrum heet schors is grijs van kleur • Daarbinnen ligt het merg (kleur wit) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  23. Cerebrum FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  24. Cerebrum • Grote hersenen worden van bloed voorzien door eindarteriën. Dit zijn bloedvaten zonder anastomosen Van belang: Arteria carotides interna Arteria vertebrales FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  25. Lobus pariëtalis Lobus frontalis Lobus occipitalis Lobus temporalis Hersenkwabben • De grote hersenen bestaan uit 4 lobi (kwabben), gedeeltelijk gescheiden door 2 sulci • Lobus frontalis • Lobus pariëtalis • Lobus temporalis • Lobus occipitalis FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  26. Sulci (hersengroeven) • Centrale groeve • Laterale groeve • Longitudinale groeve FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  27. Primaire motorische schors Cerebrum schorsvelden • Vóór de sulcus centralis ligt de motorische schors, deze hoort tot de frontaalkwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  28. Primaire sensorische schors Cerebrum schorsvelden • Achter de centrale groeve ligt de sensorische schors, deze hoort tot de pariëtaal kwab FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  29. sensorisch motorisch Schorsvelden • Op deze tekening zie je twee homunculi die de projectieplaatsen van het lichaam aangeven. • Homunculus (L) = klein mannetje FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  30. FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  31. Motorische homunculus FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  32. Sensibele homunculus FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  33. Cerebrum: functies FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  34. motorische schors • Primaire schors: • Willekeurige grove bewegingen • Secundaire schors • Aangeleerde vaardigheden met repeterend karakter • Gebied van Broca • Motorisch spraakcentrum • Voorbereiding spreken • Spreken • Bij beschadiging spraak gestoord, wel taalbegrip FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  35. Sensorische schors • Primaire schors • Receptoren voor warmte, koude, pijn, tast en druk in de huid. • Secundaire schors • Alle info van primaire schors analyseren en vergelijken ontstaan begrip in waarneming (voorwerpherkenning) • Gebied van Wernicke • Sensorisch spraakcentrum • Taalbegrip • Bij beschadiging taalgebruik intact, begrip gestoord • Woordvinding problemen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  36. Visuele / auditieve schors • Primair: impulsen van het netvlies • Secundair: • Visuele databank • Schade  zielsblindheid • Primair: impulsen van gehoorzintuig • Secundair: • Auditieve databank, herkennen van geluiden FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  37. Prefrontale schors • Ingewikkeldste deel van de cortex • Vorming persoonlijkheid • Planningsvaardigheden • Intelligentie • Logisch redeneren • Sociaal bewustzijn • Geweten • Betrokken bij stemming en emotie limbisch systeem • Ontwikkelt zich traag tijdens de kleuterjaren • Sterk afhankelijk van positieve / negatieve invloeden • Degeneratie  ziekte van Pick (frontaalkwabdementie) • Geheugenstoornissen, verandering in persoonlijkheid en gedrag FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  38. Gnostisch centrum • Verwerken van alle sensorische input • Samenstellen tot één beeld van de werkelijkheid. • Doorsturen naar hogere schorsgebieden voor het nemen van beslissingen. • Beschadiging  mentale retardatie. Al is de sensorische info intact, niet bruikbaar meer. (interpretatie stoornis, onjuiste beslissingen). FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  39. Cerebrum: spraak • Dominante hersenhelft voor taal • Actief bij een zin maken, berekening maken, uit hoofd leren • Ook in andere hemisfeer activiteit: • ruimtelijk aspect • creativiteit • emotie FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  40. Cerebrum verbindingen • Door de grote hersenen lopen vele vezels die verbindingen vormen tussen de GH en de rest van het zenuwstelsel. • associatiebanen • commissuurbanen • sensibele en motorische banen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  41. Associatiebanen • Verbindingen binnen een hemisfeer. • Verbinden verschillende schorsgebieden met elkaar FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  42. Commissuurbanen • Tussen de hemisferen lopen commissuur banen. Informatie uit de ene hersenhelft komt hierdoor ook in de andere hersenhelft. • Belangrijkste banen lopen via het corpus callosum (balk) • Bij afwezigheid balk  ‘split brain’ (geen communicatie tussen hersenhelften) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  43. De 2 efferente hoofdrouten 1 = hersenschors 2 = heterolateraal afdalend extrapiramidale baan (PMN) 3 = homolateraal afdalend piramide baan (CMN) 4 = motoneuron FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  44. Piramidaal versus extrapiramidaal • Piramidaal zijn afdalende vezels meeste kruisen in hersenstam (piramidekruising) verder in ruggenmergsegment homolaterale door naar motoneuron, fijne motoriek • extrapiramidaal ook afdalend, meeste kruisen pas in het betreffende ruggenmergsegment, dus heterolateraal naar motoneuron, grove motoriek, speelt rol bij automatismen en reflexen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  45. Piramidaal systeem • Willekeurige bewegingen vanuit motorische centra • Via motorische banen lopen de prikkels naar heterolaterale ruggenmerg segment (kruising ter hoogte van foramen magnum) • Homolateraal door naar motoneuron • Fijne motoriek, piramidaal Striatum = gestreept lichaam Pallium = hersenmantel FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  46. Verlammingen • Registratie van gevoel, tast in de sensibele (aanvoerende) hersenschors, grenst aan de (afvoerende) motorische hersenschors • altijd links met rechts vergelijken • hemiplegie = spastische verlamming t.g.v. problemen in CZS (grote hersenen, of hersenstam) contralaterale zijde aangedaan • hemiparalyse = totale slappe verlamming t.g.v. perifere zenuwstelsel (parese = deels) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  47. Extrapiramidaal (PMN) • Symptomen bij extrapiramidaal stoornis • spiertonus verlaagd • onwillekeurige bewegingen • stoornis motorisch tempo en automatismen • Symptomen bij extrapiramidaal cerebellair (kleine hersenen) stoornis • coördinatie stoornissen, ataxie = onzekere gang, veroorzaakt door gebrekkig samenwerkende spieren • doorschietende bewegingen FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  48. Dwarslaesie (dwarsletsel) • Beschadiging ruggenmerg compleet of incompleet • daardoor zenuwbanen in de ruggenmerg op de plek van de laesie onderbroken • wel reflexen (werkt immers via RM) • tweezijdige spastische verlammingen onder niveau laesie • incontinentie of urine retentie (terughouden) => urineweginfecties FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  49. Piramidebaan of CMN (centraal motorisch neuron) • Stoornis: • Spasticiteit • hypertonie (verhoogde spierspanning) of • hemiplegie (spastische verlamming) • hyperreflexie (makkelijk prikkelbare reflexen) • pathologische reflexen (niet juist reagerende reflexen) vaak versterkt doordat remming van de reflex weggevallen is FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

  50. Extrapiramidaal of PMN (perifeer motorisch neuron) • Stoornis: • parese (onvolledige verlamming) van circumscripte (omschreven, begrenst) spiergroep • spieratrofie (afname spieromvang en kracht) • fasciculaties (lokale samentrekking van een deel van de spier) uit zich vaak in trillen van de spier, zonder contractie (samentrekking) FHV2009 / Cxx56 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Zenuwstelsel 2

More Related