1 / 9

In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100:

In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100:. In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100:. Koopkracht. Koopkracht. INFLATIE. = Het geld wordt minder waard. Rente = prijs van geld. Als jij geld leent van de bank, moet je geld betalen.

macy
Télécharger la présentation

In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100:

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht Koopkracht INFLATIE = Het geld wordt minder waard

  2. Rente = prijs van geld Als jij geld leent van de bank, moet je geld betalen. Als jij geld op de bank zet, krijg je geld van de bank. = Wie betaalt wie rente

  3. Rekenen met procenten/ rente 100% = 1 40% = 0,4 20% = 0,2 Groei van 40% = x 1,4 Groei van 20% = x 1,2 Afname van 30% = x 0,7 Afname van 25% = x 0,75

  4. Opdracht 3.9 blz. 47 Hoe houdt de bank rekening met verandering van het spaargeld? Heel jaar = 12/12 deel € 14.400*4/12 € 14.400+ € 1.500 € 15.900*5/12 € 15.900- € 3.750 € 12.150*3/12 1jan. 31dec. €4.800 €6.625 €3.037,5 ? = (€4.800 + €6.625 + €3.037,5) * 0.03 OF ? = €433,88 Rentebedrag eind van het jaar = €433,88 ? = €433,88

  5. Rente over rente. - Als je meerdere jaren geld spaart krijg je niet alleen rente over het oorspronkelijke bedrag, maar je krijgt ook rente over de rente die je al ontvangen hebt. Piet heeft per 1 januari een bedrag van €4.000 op een 3%-spaarrekening staan. - Bereken hoe groot het bedrag op deze spaarrekening is na 4 jaar als Piet de rente op de spaarrekening laat staan. 3%-spaarrekening , dus beginbedrag x (1,03) Spaarbedrag eind eerste jaar €4.000 x (1.03) = €4.120 Spaarbedrag eind tweede jaar €4.120 x (1.03) = €4.243,6 Spaarbedrag eind derde jaar €4.243,6 x (1.03) = €4.370,91 Spaarbedrag eind vierde jaar €4.370,91 x (1.03) = €4.502,04 Spaarbedrag eind eerste jaar €4.000 x (1.03)^1 = €4.120 Spaarbedrag eind tweede jaar €4.000 x (1.03)^2 = €4.243,6 Spaarbedrag eind derde jaar €4.000 x (1.03)^3 = €4.370,91 Spaarbedrag eind vierde jaar €4.000 x (1.03)^4 = €4.502,04

  6. Annuïteit Als jij geld leent, moet elke periode geld betalen.(meestal per maand of per jaar) • Dit geld bestaat uit: • Het terugbetalen van de lening (= aflossen) • Het betalen van rente. Annuïteit (let op: is een vast bedrag per periode! Dus altijd het zelfde per periode!) Alleen rente en aflossing kan onderling verschillen. Voorbeeld leningen:

  7. Opdracht 3.27: Frank heeft per 1 januari een annuïteitenlening afgesloten van €8.000 met een rente van 8%. De looptijd(= hoelang de lening duurt) van de lening is drie jaar. Hij betaalt elk jaar een annuïteit van €3.104,27 bestaande uit een rentedeel en een aflossingsdeel.

  8. Pietje zet op 1 januari 2001 een bedrag van € 2.000 op een spaarrekening tegen een rentepercentage van 6% per jaar. Op 1 januari 2004 neemt hij een bedrag op van € 500. Op 1 januari 2006 wordt er € 1.000 bijgestort. De rentevoet wordt per 1 januari 2006 verlaagd naar 5%. De rente blijft op de spaarrekening staan. a) Wat is rente? b) Bereken het totaalbedrag dat op 1 januari 2009 na rentebijschrijving op de spaarrekening zal staan. c) Bereken het bedrag aan rente dat over de gehele periode (2001-2008) wordt ontvangen. ANTWOORDEN: a) Rente is de prijs van geld. b) 2000 × (1,06)3 = 2.382; 2.382 – 500 = 1.882; 1.882 × (1,06)2 = 2.114,65; 2.114,65 + 1.000 = 3.114,65 (per 1/1 2012); 3.114,65 × (1,05)3 = € 3.605,60 (eindbedrag). c) Per saldo gestort = 2.000 – 500 + 1.000 = 2500  Rente = 3.605,60 – 2500 = € 1.105,60.

  9. a) Leg uit wat inflatie betekent en hoe dit ontstaat, gebruik in je uitleg ook het woord koopkracht. b) Is inflatie per definitie altijd slecht voor consumenten? • ANTWOORDEN: • Inflatie betekent dat het geld minder waard wordt. Inflatie ontstaat doordat de gemiddelde prijzen van goederen en diensten stijgen. Je kunt met €1,- minder kopen, de koopkracht van deze euro is gedaald. • b) Inflatie hoeft niet altijd slecht te zijn. Mensen kunnen per euro minder kopen, ze krijgen echter ook meer euro’s. Dus het dalen van de koopkracht veroorzaakt door de inflatie, kan gecompenseerd worden door een stijging van de inkomsten.

More Related