1 / 105

VESALIUS (1514-1564)

VESALIUS (1514-1564). BOUW DWARSGESTREEPTE SPIER. Dwarsgestreepte spieren worden WILLEKEURIG bezenuwd , ze staan onder de controle van ons bewust zenuwstelsel. Spiercellen kunnen samentrekken en daardoor een kracht ontwikkelen. Spierbuik met vlies en pezen

soyala
Télécharger la présentation

VESALIUS (1514-1564)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. VESALIUS (1514-1564)

  2. BOUW DWARSGESTREEPTE SPIER Dwarsgestreepte spieren worden WILLEKEURIG bezenuwd, ze staan onder de controle van ons bewust zenuwstelsel. Spiercellen kunnen samentrekken en daardoor een kracht ontwikkelen. • Spierbuik met vlies en pezen • Pezen bestaan uit collageen en zijn NIET SAMENTREKBAAR • Spierbundels • Spiercellen of spiervezels • Spierfibrillen

  3. SPIER MET OORSPRONG EN AANHECHTING

  4. Spierbundel: groep spiervezels

  5. Spiervezel of spiercel

  6. Spierfibrillen (myofibrillen)

  7. Bouw dwarsgestreepte spier • Spierbundel • Spiervezel of spiercel • Spierfibrillen

  8. BEZENUWING Een spier kan pas samentrekken na een ‘elektrisch’ bevel vanuit de hersenen dat gaat via het ruggenmerg en de zenuwen en aankomt in de motorische eindplaat. Die zenuwprikkel kan vervangen worden door een elektrische prikkel uit een apparaat (elektrostimulatie). Een groep spiervezels die door één motorische eindplaat wordt bediend noemt men een motorische eenheid ( motor unit). Die varieert van 1 tot 100 spiervezels.

  9. Motorische eindplaat

  10. Motorische eindplaat

  11. ELEKTROSTIMULATIE

  12. BOTOX Er zijn een groot aantal krachtige vergiften en geneesmiddelen die invloed uitoefenen op de neuromusculaire overgang, bijvoorbeeld BOTOX dat wordt gebruikt om aangezichtsspieren te verlammen, CURARE dat gebruikt wordt door Zuidamerikaanse indianenstammen op hun blaaspijltjes en ZENUWGASSEN.

  13. HYPERTROFIE EN ATROFIE Trainen van een spier zorgt voor meer fibrillen waardoor de spier dikker en sterker wordt: HYPERTROFIE bvb bodybuilder Een spier die een tijd lang niet gebruikt wordt bvb onder gips, gaat spierfibrillen verliezen, dunner worden en minder sterk: ATROFIE

  14. Hypertrofie en Atrofie

  15. Spierstofwisseling Om een spier te laten samentrekken is er zuurstof en glycogeen (spiersuiker) nodig. De zuurstof vanuit de ademhaling ‘verbrandt’ de suiker. Dit verbrandingsproces levert energie onder de vorm van warmte en energie die nodig is om de spierfibrillen in elkaar te laten schuiven = spiercontractie

  16. Glucosestofwisseling Suikermoleculen komen in bloedbaan Insuline uit pancreas vormt glucose om tot glycogeen dat wordt opgestapeld in lever en spieren of wordt omgezet in vetdruppels die worden vervoerd naar de vetcellen

  17. SPIERTONUS Zelfs op een spier in rust staat nog altijd een spanning, de TONUS die er voor zorgt dat we zonder inspanning onze houding (zit, staan enz) kunnen behouden. Teveel tonus = hypertonie bvb spasticiteit Te weinig tonus = hypotonie bvb floppy child

  18. Hypertonie - Hypotonie

  19. ONDERBEEN DORSAAL: KUITSPIEREN • m. gastrocnemius of tweelingspier • m. soleus of scholspier • m. plantaris longus of lange zoolspier

  20. SKELET BENEN Femurcondylen Kuitbeenhoofd Hielbeenknobbel

  21. GASTROCNEMIUS of TWEELINGSPIER • O: met twee koppen op uiteinden dijbeen (femurcondylen) • A: samen met soleus en plantaris longus in een gemeenschappelijke achillespees op de hielbeenknobbel • W: hiel heffen en voet strekken

  22. M. soleus of scholspier: O: kuitbeenhoofd A: met achillespees op hielbeenknobbel W: hiel heffen en voet strekken M. plantaris longus of lange zoolspier: O: laterale condyl dijbeen A: met achillespees op hielbeenknobbel W: hiel heffen en voet strekken

  23. Voet strekken of extensie voet

  24. GASTROCNEMIUS

  25. ACHILLESPEES

  26. ACHILLESHIEL

  27. DIJ DORSAAL: HAMSTRINGS • m.biceps femoris of tweehoofdige dijspier • m.semimembranosus of halfvliezige spier • m. semitendinosus of halfpezige spier

  28. SKELET HEUP/DIJBEEN Zitbeenknobbel Mediale condyl scheenbeen Kuitbeenhoofd

  29. BICEPS FEMORIS • O: zitbeenknobbel • A: kuitbeenhoofd • W: buigen knie en strekken heup

  30. SEMIMEMBRANOSUS • O: zitbeenknobbel • A: mediale condyl scheenbeen •  W: buigen knie en strekken heup

  31. SEMITENDINOSUS • O: zitbeenknobbel • A: binnenkant scheenbeen • W: buigen knie en strekken heup

  32. DE BILLEN

  33. BILSPIEREN • Gluteus maximus of grote bilspier • Gluteus medius of middenste bilspier • Gluteus minimus of kleine bilspier

  34. Bilspieren: glutei

  35. SKELET HEUP/DIJBEEN • Heupbeen • Trochanter major • Ruwe lijn dijbeen

  36. GLUTEUS MAXIMUS • O: achterkant heupbeen • A: ruwe lijn dijbeen • W: strekken heup en abductie dij

  37. :GLUTEUS MEDIUS en GLUTEUS MINIMUS O: heupbeen A: grote trochanter W: strekken heup en abductie dij O: heupbeen A: grote trochanter W: strekken heup en abductie dij

  38. DE RUG

  39. RUGSPIEREN • M. trapezius of monnikkapspier • M. latissimus dorsi of brede rugspier • Spieren van de wervelzuilgoot

More Related