1 / 26

Handleiding Leerwerkboek Geogenie 1

Handleiding Leerwerkboek Geogenie 1. Beginsituatie: de eindtermen van wereldoriëntatie van het basisonderwijs:. Wereldoriëntatie – Ruimte 6 Oriëntatie- en kaartvaardigheid De leerlingen

Télécharger la présentation

Handleiding Leerwerkboek Geogenie 1

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Handleiding Leerwerkboek Geogenie 1

  2. Beginsituatie: de eindtermen van wereldoriëntatie van het basisonderwijs: Wereldoriëntatie – Ruimte 6 Oriëntatie- en kaartvaardigheid De leerlingen 6.1 kunnen aan elkaar een te volgen weg tussen twee plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven. Ze kunnen deze reisweg ook aanduiden op een plattegrond. 6.1bis kunnen aan de hand van een kaart de afstand tussen twee plaatsen in Vlaanderen berekenen en beschrijven. 6.2 kunnen in een praktische toepassingssituatie op een gepaste kaart en op de globe de evenaar, de polen, de oceanen, de landen van de Europese Unie en de werelddelen opzoeken en aanwijzen. 6.3 kunnen bij een oriëntatie in de werkelijkheid de windstreken (hoofd- en tussenrichtingen) bepalen aan de hand van de zonnestand of een kompas. 6.3bis kunnen begrippen zoals wijk, gehucht, dorp, deelgemeente, fusiegemeente, stad, provincie, gemeenschap, land en continent in een juiste context gebruiken. 6.4 hebben een voorstelling van de kaart van Vlaanderen en van België, zodat ze in een praktische toepassingssituatie de gemeenschappen, de provincies en de provinciehoofdplaatsen kunnen aanwijzen. Ruimtebeleving De leerlingen 6.5 kunnen aan de hand van een concreet voorbeeld het verschil tussen beleefde en absolute afstand illustreren. 6.6 kunnen suggesties geven voor het inrichten van hun eigen omgeving.

  3. Beginsituatie: de eindtermen van het basisonderwijs Ruimtelijke ordening/bepaaldheid De leerlingen 6.7 kunnen in de realiteit op een gepaste kaart een landelijke, stedelijke, toeristische en industriële omgeving herkennen en van elkaar onderscheiden. 6.8 kunnen hun eigen streek en twee andere streken in België situeren op een kaart en de relatie beschrijven tussen de omgeving en aspecten van het dagelijks leven van de mensen. 6.9 kunnen aspecten van het dagelijks leven in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met het eigen leven. Algemene vaardigheden ruimte De leerlingen 6.10 kunnen in een landschap gericht waarnemen en ze kunnen op een eenvoudige wijze onderzoeken waarom het er zo uitziet. 6.11 kunnen een atlas raadplegen en kunnen enkele soorten kaarten hanteren gebruik makend van de legende, windrichting en schaal.

  4. Beginsituatie: de eindtermen van het basisonderwijs Verkeer en mobiliteit De leerlingen 6.12 kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren. 6.13 beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie en ze kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen op een voor hen vertrouwde route. 6.14* tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers. 6.15 kennen de belangrijkste gevolgen van het groeiende autogebruik en kunnen de voor- en nadelen van mogelijke alternatieven vergelijken. 6.16 kunnen een eenvoudige route uitstippelen met het openbaar vervoer.

  5. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Tips In een eerste les zorg je voor enkele losse landschapsfoto’s die klassikaal kunnen getoond worden met een beamer. Of foto’s op voldoende groot formaat (kalenderfoto’s) en je laat de leerlingen beschrijven wat ze zien. Met de info op p. 7 wordt er feedback gegeven op hun werkwijze. Als gezamenlijke oefening wordt ten slotte de opdracht bij fig. 1.1 uitgevoerd en opgeschreven. ET 1 De leerlingen kunnen een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen. LP 1 Op het terrein en op foto’s elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen. geploegde akker maïsveld akkers en weilanden in de verte grasland veldweg autoweg We fietsten over een veldweg tussen een omgeploegde akker en een maïsveld. Achter ons was er een boerderij en in de verte zagen we een dorp en een autoweg. Uiteraard is fig 1.2 geen echt gps-scherm maar een structurering van een landschap zoals het op een gps-scherm kan getoond worden. Zo vormen we een overgang tussen landschap en kaart.

  6. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Feedback op de landschapsbeschrijving van de leerlingen. Hier wordt erop aangedrongen om een landschapsbeschrijving los te maken van persoonlijke indrukken en de begrippen natuurlijke en menselijke landschapselementen te gebruiken. LP 1 Op het terrein en op foto’s elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen. • Hier wordt de probleemstelling aangeboden: • Wat is van de mens en wat is van de natuur? • In 4.2 wordt aangegeven met welke criteria dit kan.

  7. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Vooraleer leerlingen in een landschap natuurlijke en menselijke kenmerken benoemen is het best eerst de criteria aan te geven waarmee je het verschil maakt. Op het terrein en op foto’s elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen. De op het terrein en op foto’s waargenomen landschapselementen achtereenvolgens kunnen aanwijzen op schuine luchtfoto, orthofoto, plattegrond en topografische kaart. Plattegronden, stratenplan en topografische kaarten van het schooldomein en de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende. We wachten niet tot het thema reliëf om het begrip horizon aan te brengen. Hier beschrijven we de horizon nog niet (recht – gebogen …), maar gebruiken we het begrip om landschapsfoto’s te ordenen volgens hun perspectief.

  8. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording De 3D-beelden zijn gemaakt met het programma Google sketchup en kunnen op Google Earth geplaatst worden. Hierbij wordt vooral aangeleerd wat je meer of minder kunt zien op de diverse voorstellingen en hoe het perspectief verandert en daarmee de oppervlakte en het volume van het voorgestelde. In Google Earth kun je met 3D-gebouwen de overgang van 3D naar 2D illustreren. Zie bv. grote gebouwen in Brussel. De fotograaf staat voor het gebouw op dezelfde hoogte Je ziet het dak van boven en de oppervlakte van de delen (grasveld – speelplaats). LP 2 De op het terrein en op foto’s waargenomen landschapselementen achtereenvolgens kunnen aanwijzen op schuine luchtfoto, orthofoto, plattegrond en topografische kaart. Plattegronden, stratenplan en topografische kaarten van het schooldomein en de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende. A is het grootst.  (8 100 m² voor A, terwijl B = 8 000 m²)

  9. LP 3 Plattegronden, stratenplan en topografische kaarten van het schooldomein en de schoolomgeving lezen door gebruik te maken van de legende. Orthofoto’s vind je via GIS Vlaanderen (AGIV). De overgang van orthofoto naar kaart kan gemakkelijk gevisualiseerd worden via de overgang van Google Earth naar Google maps weg bomenrij grasveld Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording

  10. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Bij een creatieve opdracht beogen we creativiteit van de leerlingen. Verschillende antwoorden zijn mogelijk als ze ondersteund worden door redelijke argumenten. De bedoeling is dat leerlingen met kennis van het voorgaande letten op de horizon, al dan niet menselijke kenmerken en een aantal landschapselementen gebruiken in hun verantwoording. schuine luchtfoto’s (geen horizon) 5 6 3 foto’s met gebouwen 2 foto’s genomen van op een hoogte 8 9 foto’s met akkerland 7 1 Foto 4 is de enige foto waarop geen gebouwen te zien zijn

  11. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording foto’s met veel bomen en/of bos 6 9 1 2 3 De bedoeling is dat leerlingen structuur leren zien in een landschap door de foto’s in delen te zien. De schikking is quasi dezelfde van de foto’s. Reflecteer met de leerlingen over de beste werkwijze: door eliminatie van wat het meest duidelijk is naar minder duidelijk. 5 4 6 7 8 9 Bij de ordening in 7.4 moeten leerlingen rekening houden met perspectief (meer of minder ingezoomd, zodat er meer of minder zichtbaar is). 4 9 1 6 7 8 5 2 3 6 enige foto’s met zichtbaar water 3 4 foto’s niet van bij ons 8 5

  12. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Om het schaalbegrip in een realistische situatie aan te brengen, starten we best met het klaslokaal waarin leerlingen de afmetingen meten en voorstellen op een A4’tje. Dergelijke oefening hebben sommige leerlingen al uitgevoerd in de basisschool. • LP 4 Zich lokaliseren en oriënteren • in de klas, • in de school, • in de schoolomgeving, • op het terrein. 4,8 m 6,6 m 8 cm lijn van 3 cm

  13. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Hier wordt enkel de methode uitgelegd. Werk best met realistische kaarten uit de eigen omgeving. 5 km • LP 5 Afstanden bepalen met lijnschalen. • Afstanden berekenen met breukschalen.

  14. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Didactische wenk leerplan Wordt best aangeleerd met topografische kaarten uit de eigen omgeving. Via een reeks van topografische kaarten van grootschalig naar kleinschalig – waarbij de eerste grootschalige kaart via een kader op de volgende kaarten wordt aangeduid – leren de leerlingen dat de gedetailleerdheid van de kaart vermindert en dat het voorgestelde gebied vergroot naarmate ze kleinschaliger is. polS: terreinwaarnemingen en kaartoefeningen leiden tot het inzicht in de verkleining van de werkelijkheid (= schaal) om deze op kaarten te kunnen voorstellen. Om de afstand te meten tussen Sint-Truiden en Hasselt heb je de kaart nodig op 1/250 000. Zie De Boeck atlas op p. 9D. 200 m 800 m 1 250 m of 1,250 km 18 km Uit het leerplan Met lijnschalen bepalen de leerlingen afstanden in eigen leefruimte, België en Europa. Wie de mogelijkheid heeft om op school in een ICT-omgeving te werken kan hier mooie opdrachten geven om deze doelstelling te realiseren. Zo kunnen leerlingen via de website van GIS-Vlaanderen afstanden bepalen tussen twee punten. Dit kan bv. afstand huis – school zijn, afstand tussen twee landschapselementen in de schoolomgeving, de lengte van de hele wandeling rond de school …. 1/20 000 1/250 000 1/10 000 1/50 000 5 cm 2 cm 2 cm 10 cm

  15. Eindtermen en leerplandoelen: Didactische verantwoording Zie ook de kompasfunctie bij Google Earth waarbij de kaart kan gedraaid worden in alle richtingen. LP 4.1 Zich lokaliseren en oriënteren in de klas, in de school, in de schoolomgeving, op het terrein. Laat de windroos aanbrengen in de klas en op de speelplaats. NO NW ZW

  16. Eindtermen en leerplandoelen: Didactische verantwoording Misschien kun je gebruik maken van een park in de omgeving waarin soortgelijke opdrachten kunnen worden uitgevoerd. ZW NW ZO ZO Hier moeten leerlingen zich inleven in een situatie. Ook in de klas kun je dit nabootsen. Laat de leerlingen de windstreken en tussenwindstreken aanbrengen op de wanden van de klas. ZO z O zw NO w N N NW

  17. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording De bijgevoegde kaart is afgeleid van de topografische kaart op 1/20 000 maar zonder de hoogtelijnen (die pas in thema 2 worden aangebracht). Ook de oriëntatie is niet aangegeven.

  18. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording weiland boomkwekerij akkers grasland water gebouw kapel weg pad LP 7.1 Een referentiekaart van de eigen leefruimte opbouwen. LP 7.2 Een referentiekaart van de eigen leefruimte als parate kennis beheersen. Hier wordt best teruggegrepen naar de topografische kaart van de eigen omgeving om de referentiekaart op te bouwen. Didactische wenken uit het leerplan Samen met de leerkracht bouwen de leerlingen een referentiekaart van de eigen leefruimte op door: a/ belangrijke elementen te selecteren b/ de geselecteerde punt-, lijn- en vlakvormige elementen vast te zetten c/ de geselecteerde elementen te situeren met windrichtingen t.o.v. referentiepunten (bv. eigen school). De leerlingen benoemen deze aangeduide elementen op de referentiekaart van de eigen leefruimte. De boerderij ligt ten noorden van de weg. De boerderij ligt op een T-vormig kruispunt. De boerderij ligt op 5363. Ik zit naast Mieke en voor Mohammed. Ik zit op 3 m van het venster en 5 m voor het bord. Ik zit ten zuiden van het bord.

  19. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording • LP 10 • België en Europa in het wereldgradennet situeren. Uit het leerplan: De leerlingen situeren een plaats en een gebied ten opzichte van de dichtstbijzijnde lengtelijnen en breedtecirkels op een kaart. Mogelijke methodiek: 1 de evenaar en de nulmeridiaan aanduiden op de wereldbol 2 de halfronden op de wereldbol aanduiden 3 breedtecirkels en lengtelijnen aanduiden op de wereldbol stap 1 – 3 herhalen op een wereldkaart Europa afbakenen aan de hand van 2 uiterste breedtecirkels en 2 uiterste lengtelijnen en nadien voor België noordelijk halfrond Noord-Amerika Azië Europa nulmeridiaan Midden- Amerika oostelijk halfrond westelijk halfrond evenaar Afrika Zuid-Amerika Oceanië zuidelijk halfrond Antarctica Benoem in de ovalen de werelddelen.

  20. Eindtermen en leerplandoelen: Didactische verantwoording 180° 150° 120° 90 ° 60° 30° W 60°N 30 °N evenaar nulmeridiaan 30° Z 30° 60° 90° 120° 150° 180° O 60°Z 70° N We beperken ons best tot de aangegeven afrondingen van de lijnen die op kaart staan. 50°O 10°W 35° N 25 °W

  21. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording 3°O 4°O 5°O 6°O • België en Europa in het wereldgradennet situeren. Zichem Kortemark Wichelen 51°N Gedinne 50°N

  22. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording LP 8 Met de meest efficiënte zoekmethode van de atlas (inhoudstafel, kaartbladwijzer en register) kaarten, aardrijkskundige elementen en plaatsen opzoeken en lokaliseren. Uit het leerplan: De leerlingen leren het principe aan om te werken met de atlas. Hierbij is het niet de bedoeling om ze ellenlange oefeningen voor te schotelen, maar wel om ze gedurende het schooljaar deze vaardigheid verder te laten inoefenen. LP9 Spontaan een passende kaart raadplegen. X X X X

  23. Eindtermen en leerplandoelen: Didactische verantwoording We bouwen de referentiekaart op met integratie van schaal en oriëntatie. Een referentiekaart van België opbouwen Gebruik naast de atlas of de wandkaart ook Google Earth om de afstanden te meten. De referentiekaart van België als parate kennis beheersen. 290 km 290 km 65 km Antwerpen Luik Gent Namen E17 E40 Vlaams Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Correctie van de kaartopdracht – zie atlas Waals Gewest

  24. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording Het is zeker niet de bedoeling om alle te kennen plaatsnamen van Europa op de kaart te zetten. Bij een referentiekaart beperken we ons tot enkele oriënterende plaatsen (punten - lijnen – vlakken). Ook het zuiver kopiëren van plaatsnamen uit de atlas wordt vermeden door de selectie. Let op de plaats waar leerlingen op de kaart schrijven. Correctie in het leerwerkboek: 3.1 Benoem twee zeeën (i.p.v. drie) in het westen van Europa. Bijkomende opdrachten zijn altijd mogelijk. Onderzoek wijst uit dat leerlingen beter plaatsnamen onthouden als ze de namen direct op de kaart schrijven dan in een lijstje met cijfers. Scandinavië Baltische staten Oostzee Noordzee Een referentiekaart van Europa opbouwen Iberisch Schiereiland Landen met euro Andorra België Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italië Luxemburg Nederland  Oostenrijk Portugal Spanje   Cyprus Estland Letland Litouwen Hongarije Slovenië  Zwarte Zee Balkan Adriatische Zee Middellandse Zee Barentsz- zee Ierse Zee

  25. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording De opbouw van de mentale kaart van Europa (kaart in het hoofd van de leerling) groeit geleidelijk aan door vormen te herkennen. Nu ook het schaalbegrip gekend is, kan er rekening gehouden worden met de grootte van de voorstelling. In deze oefening combineren de leerlingen atlas- en schaalgebruik. Spanje Frankrijk Duitsland ET 5 * De leerlingen leren spontaan de passende kaart raadplegen. 2 1 3 1 065 km 870 km 981 km Verenigd Koninkrijk Nederland Noorwegen 6 4 10 970 km 305 km 1 746 km België Oostenrijk Portugal 8 12 9 570 km 575 km 290 km Zwitserland Griekenland 1 220 km 7 11 5 Italië 670 km 355 km

  26. Eindtermen en leerplandoelen Didactische verantwoording • We kozen hier voor een mercatorprojectie, omdat het rechthoekige gradennet behouden blijft wat de verdeling in halfronden toelaat. Bijkomende opdrachten zijn mogelijk: • - het benoemen van de meridianen en breedtecirkels • de geografische coördinaten overbrengen van enkele steden met eenvoudige coördinaten, zoals Caïro • wijzen op de voorstelling dat de oppervlakte van bv. Groenland sterk is uitvergroot. • Wijzen op de bijzondere voorstelling - hier is het noorden niet de bovenkant van de kaart. Australië China nulmeridiaan evenaar Brazilië VS

More Related