1 / 31

Crisis

Crisis. Planning. Dit jaar drie lesbrieven: Crisis, Jong en oud en Geldzaken Per lesbrief twee of drie toetsen en klassikale opdrachten Elke lesbrief wordt afgesloten met SE Rapportcijfer: gewogen gemiddelde van toetsen, opdrachten en SE’s Per lesbrief powerpoint op vakportaal economie.

cianna
Télécharger la présentation

Crisis

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Crisis

  2. Planning • Dit jaar drie lesbrieven: Crisis, Jong en oud en Geldzaken • Per lesbrief twee of drie toetsen en klassikale opdrachten • Elke lesbrief wordt afgesloten met SE • Rapportcijfer: gewogen gemiddelde van toetsen, opdrachten en SE’s • Per lesbrief powerpoint op vakportaal economie

  3. Planning hoofdstuk 1. • Les 1: kredietcrisis (hoofdstuk 1.1, 1.2 en 1.3) • Les 2: kredietcrisis vervolg • Les 3: Belangrijke economische begrippen: schaarste, investeren/consumeren en opofferingskosten. (hoofdstuk 1.4) • Les 4 of 5: film over kredietcrisis.

  4. Regels Als je iets wilt vragen/zeggen, steek je vinger op. Alleen mobiele telefoons gebruiken met mijn toestemming. Niet door de klas lopen Niet eten in de klas (drinken mag wel)

  5. Spanje Ibiza

  6. Vraag Ben je op vakantie geweest? Met wie ben je op vakantie geweest (ouders, vrienden) Waar ben je op vakantie geweest? Wat heb je zelf uitgegeven? Het is crisis: gaan Nederlanders daardoor minder op vakantie? Het is crisis: geven Nederlanders minder uit als ze wel op vakantie gaan?

  7. 1.Kredietcrisis • Banken geven leningen aan mensen om een huis te kopen. Dit is een zogenaamde hypothecaire lening of hypotheek. • Over zo’n lening betaal je elke maand rente en je betaalt elke maand een deel van de lening terug. Dat laatste noemen we aflossing.

  8. Kredietcrisis • Piet leent € 100.000 bij een bank om een huis van € 100.000 te kopen. • De rente is 4,8% per jaar • Dat is € 4.800 per jaar en € 400 per maand. • Piet betaalt daarnaast elke maand € 200 aan aflossing • Piet moet dus elke maand € 600 aan rente en aflossing betalen

  9. Kredietcrisis • Als Piet de lening niet kan aflossen (kan terug betalen) en/of de rente niet kan betalen, dan verkoopt de bank zijn huis om zo het uitgeleende geld weer terug te krijgen

  10. Kredietcrisis: oorzaak • Banken in VS gaven iedereen een lening om een huis te kopen. • Huiseigenaren konden op een gegeven moment hun rente en aflossingen niet meer betalen. • De banken gingen de huizen verkopen om hun uitgeleende geld terug te halen • Maar de huizen waren minder waard geworden.

  11. Crisis: oorzaak • Piet koopt een huis van € 100.000 • De bank heeft € 100.000 geleend aan Piet. • Piet kan rente en aflossingen niet betalen • Bank verkoopt huis van Piet om € 100.000 terug te krijgen • Huis van Piet is nog maar € 80.000 waard. • Bank verliest € 20.000

  12. Kredietcrisis: oorzaak • De banken kregen op grote schaal hun uitgeleende geld dus niet meer terug en sommige banken gingen failliet. • Sommige banken werden gered door overheid. Dit kostte miljarden. • De overheid moest dit geld ook weer lenen.

  13. Crisis: oorzaak • Andere banken gingen niet failliet, maar werden voorzichtiger met het uitlenen van geld. • Consumenten schrikken van de bankencrisis en worden ook voorzichtiger en gaan minder uitgeven (kopersstaking) • Daardoor hoeven bedrijven minder te produceren • Daardoor stijgt de werkeloosheid

  14. Crisis: oorzaak • Opdracht 1.6 t/m 1.8

  15. Crisis: groepsopdracht • Doe de opdracht in groepjes van vier. • Zet de tafels tegen elkaar aan • Niet lopen door de klas • Gedempt praten • Na 20 minuten, presenteren twee groepjes hun opdracht • Ik wijs iemand van het groepje aan die moet presenteren. Iedereen van het groepje moet dus kunnen presenteren!!!!!!!!!

  16. Crisis: gevolgen • Ruilhandel(we vertrouwen de euro niet meer) en andere geldsoorten (opdracht) • Werkeloosheid • Bedrijven gaan failliet • Daling koopkracht consumenten • Bezuinigingen bij de overheid • Mensen geven minder geld uit aan b.v. vakanties • Mensen gaan minder snel trouwen • Mensen gaan minder snel scheiden.

  17. Crisis: gevolgen • Koopkracht daalt • Koopkracht: hoeveel spullen kan ik van mijn inkomen kopen. • Koopkracht hangt af van prijzen en hoogte inkomen • Als mijn inkomen gelijk blijft en de prijzen stijgen, dan daalt mijn koopkracht. • Dat gebeurt nu: inkomens blijven gelijk, prijzen stijgen (btw naar 21%)

  18. Begrippen • Consumeren en investeren • Schaarse goederen • Vrije goederen • Alternatief aanwendbaar • Opofferingskosten

  19. Consumeren en investeren • Consumeren: kopen van producten voor behoeftebevrediging (b.v. kopen van kleding en voedsel). • Investeren: kopen van producten door een bedrijf om er producten mee te kunnen maken (b.v. bedrijf koopt machine om auto’s te maken)

  20. Schaarse goederen • Goederen zijn schaars als er een offer of inspanning moet worden ingeleverd om het te maken • Schaarse goederen kosten dus geld • Schaarste in de economie is dus iets anders dan in ons dagelijks taalgebruik • Brood is b.v. volop verkrijgbaar (niet schaars in ons dagelijks taalgebruik), maar wel een schaars goed in de economie.

  21. Schaarse goederen • In de economie zijn dus bijna alle goederen schaars? • Goederen die niet schaars zijn noemen we vrije goederen. Meestal zijn ze gratis • Welke goederen zijn in de economie niet schaars? • Drinkwater kan in de economie schaars en niet schaars zijn????

  22. Kiezen • Schaarse goederen kosten dus geld • Omdat je maar een beperkte hoeveelheid geld hebt en goederen geld kosten, moet je kiezen. • Alternatief aanwendbaar. Je kunt verschillende dingen kopen met je geld.

  23. Kiezen • Je hebt een bepaalde hoeveelheid geld en gaat iets kopen. • Als je iets kiest, kies je iets anders niet. • Door iets niet te kiezen, offer je de voordelen van wat je niet hebt gekozen op. • Dit noem je de opofferingskosten van je keuze

  24. Opofferingskosten • Opofferingskosten: opbrengsten van beste niet gekozen alternatief • Voorbeeld: Pietje heeft op zaterdag de keuze uit drie mogelijke tijdsbestedingen • Hij kan werken bij AH en kan dan € 25 verdienen • Hij kan zijn oma bezoeken en boodschappen voor haar doen. Hij krijgt dan € 10 • Hij kan de tuin van de buurman spitten en daar € 30 mee verdienen.

  25. Opofferingskosten • Piet gaat spitten. • Hij offert de opbrengsten van werken bij de AH op (€ 25). De € 25 zijn dus de opofferings kosten • Dat is slim omdat de opbrengst van het spitten hoger is (€ 30) dan de opofferings-kosten

  26. Opofferingskosten • Wat zijn de opofferingskosten als Piet bij zijn oma gaat werken????

  27. 1.22 • Banken zijn roekeloos met uitlenen van geld (in VS, in Europa) • Huizenbezitters kunnen rente en aflossing niet betalen • Huizenbezitters moeten uit hun woning omdat de bank de woning gaat verkopen. Omdat dat op grote schaal gebeurt, dalen de huizenprijzen.

  28. 1.22 • 4. Vorderingen (geld wat de banken van de huizenbezitters krijgen omdat zij geld aan de huizenbezitters hebben uitgeleend) worden waardeloos omdat huizenprijzen dalen. Banken krijgen uitgeleende geld niet terug. • Sommige banken komen in financiële problemen • Banken worden voorzichtiger met uitlenen van geld

  29. 1.22 • Gezinnen en bedrijven kunnen moeilijker geld lenen en schrikken van banken die in problemen komen • Gezinnen en bedrijven geven minder geld uit. • Bedrijven krimpen productie in • Werkeloosheid stijgt.

More Related