1 / 205

Communicatie-realisme kan je bevorderen door :

Communicatie-realisme kan je bevorderen door :. Ik geef de andere precieze en duidelijke informatie. In gesprek de hele werkelijkheid met plus- en minuszijden aan bod laten komen. In gesprek uitgaan van de situatie zoals ze is en niet zoals je ze zou wensen.

gittel
Télécharger la présentation

Communicatie-realisme kan je bevorderen door :

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Communicatie-realisme kan je bevorderen door :

  2. Ik geef de andere precieze en duidelijke informatie.

  3. In gesprek de hele werkelijkheid met plus- en minuszijden aan bod laten komen.

  4. In gesprek uitgaan van de situatie zoals ze is en niet zoals je ze zou wensen.

  5. Te weinig (of te veel) ingaan op de feitelijke kant en te veel (of te weinig) ingaan op de ervaringskant in functies van de behoeften van jezelf (of de ander).

  6. In gesprek de voorkeur geven aan 'extensionaliteit', dit is geneigd zijn eerst te kijken en dan te praten.

  7. Meer 'extensioneel' dan 'intensioneel' georiënteerd zijn, dit is meer begaan zijn met de levensfeiten buitenuit dan met gevoelens, gedachten, veronderstellingen, over- tuigingen, theorieën, etc. erover binnenin.

  8. Meer 'extensioneel' dan 'intensioneel' ingesteld zijn, dit is meer vooraf het gebied verkennen en dit overeenstemmend in kaart brengen dan opgeslorpt geraken door de weergaven en het gebied verwaarlozen.

  9. Niet te snel en te veel denken en veronderstellen, de voorkeur geven aan eens gaan kijken en gaan praten.

  10. Drempels en weerstanden wegnemen, er geen toevoegen.

  11. In gesprek dichter bij zichzelf en de ander trachten te komen.

  12. De neiging om veel te denken en 'helderziende' te zijn op basis van wat je voelt of ziet en niet (meer) te praten, inruilen voor eerst te praten en dan te denken en 'helderwetende' te worden.

  13. Op een open wijze in gesprek kijken naar je en elkaars ideeën, verwachtingen, gevoelens, fantasieën, oordelen, verbanden, vragen.

  14. In gesprek prefereren niet theoretisch in het algemeen op situaties vooruit te lopen en ze globaal te benaderen, maar ze concreet afwachten en zich van daaruit praktisch oriënteren op basis van een stap voor stap beoordeling.

  15. In gesprek onderkennen of je samendenken over vooruitloopt op de realiteit (illusies) of omgekeerd de realiteit vooruitloopt op je samendenken over (fixatie).

  16. In gesprek onderkennen of je samendenken over achterloopt op de realiteit (dogma) of omgekeerd de realiteit achterblijft bij je samendenken over (traditie).

  17. Door steeds in het verleden te kijken en gevolgtrekkingen te maken vanuit opgemerkte wetmatigheden of door steeds in de toekomst te kijken en voorspellingen te maken vanuit opgemerkte verwachtingen, geen oog, instroom, tijd, energie voor het nu en verandering toelaten.

  18. De dubbele negativiteit tegenover hoe iets is onderkennen : van concrete verwachtingen hoe het zou moeten zijn en van concrete verwachtingen hoe het weer zal zijn.

  19. Interne en externe aanpassingen en veranderingen gelijke tred laten houden.

  20. Het innerlijk veranderingsproces en de uiterlijke veranderingen op elkaar weten afstemmen en laten inwerken.

  21. Crisissen niet ontlopen maar opvatten als kansen om dichter bij realiteiten te komen of om aan realiteiten te werken.

  22. In gesprek een overeenstemming betrachten tussen de mentale (her)ordening en de realiteits(her)ordening.

  23. Nagaan of de begripsinvulling en gedragsinvulling van jezelf je helpen of jij je begripsinvulling of gedragsinvulling van jezelf helpt (ik ben zo ...sociaal, vriendelijk, dynamisch ..., ik doe zo ...behulpzaam, luisterbereid, actief ...).

  24. Nagaan of de begripsinvulling en gedragsinvulling van jezelf je helpen in welke situaties op welke momenten en of deze hier nu aan te treffen zijn.

  25. Het oordeel over jezelf, de ander, je leven en je relatie niet gebruiken om je ervaringen aan vast te knopen en in te passen, maar je ervaringen gebruiken om je oordeel aan vast te knopen en in te passen.

  26. Er in gesprek rekening mee houden dat je ongenuanceerd (voor)oordeel vaak zijn oorsprong en zijn voorbestaan vindt in een niet-bekend of niet-vertrouwd zijn met de realiteit.

  27. Je uitdeinende gedachten en gevoelens begrenzen door exacte en precieze informatie.

  28. In gesprek de eigen begrenzingen van je waarnemingen en je weergaven onderkennen en onder ogen zien dat de realiteit meer omvattend is.

  29. In gesprek niet zomaar aannemen, maar nagaan hoe en aan wat je merkt of wat je denkt overeenstemt met de werkelijkheid.

  30. Het eventueel rudimentair, oppervlakkig, algemeen, weinig precies, weinig uitgediept zijn, beperkt en begrensd zijn van wat je als beeld over iets of iemand hebt onder ogen weten zien en hiermee rekening houden in je reactie.

  31. Onderkennen dat verwoordingen meestal in termen van tegenstellingen gebeuren, terwijl de realiteit zich er vaak tussenin bevindt.

  32. In gesprek hinderende schermen en be-scherm-ingen wegnemen om de realiteiten te bereiken.

  33. Eerder dan 'of'-termen aan te wenden die ertoe aanzet de werkelijkheid te verdelen in onderdelen en keuzen de voorkeur geven aan 'en'-termen die de werkelijkheid samenbrengt in gehelen en eenheid.

  34. In gesprek alles wegnemen wat je hindert of belet realiteiten te zien en objectieven erin vooruit te zien.

  35. Wat je dwars zit in de realiteit, in de eigen voorstelling en/of die van de ander(en) weten achterhalen.

  36. Nagaan of het verleden je hindert of helpt om het heden te ervaren.

  37. Nagaan of het verleden je dichter bij jezelf brengt door aandacht ervoor of van jezelf verwijdert door ontkennen of niet kunnen loslaten ervan.

  38. Attent op zijn of je door je gevoelens de realiteit en elkaar ziet (verhoopt, vreest, verlangt, begeert, ...) en niet zoals de werkelijkheid is.

  39. In gesprekken zoeken naar realiteiten, ze niet construeren.

  40. De realiteit niet mooier of slechter voorstellen dan ze is.

  41. Je eerder informeren dan vanuit vooronderstellingen, vooroordelen, voorvoelen een geheel van gedachtenconstructies te maken waarin je stilaan verstrikt raakt.

  42. Zo door je gedachtenconstructies opgeslorpt worden dat je tijd, aandacht en energie ontbreken om met de realiteit bezig te zijn.

  43. In gesprek oog hebben voor onveranderbare feitelijke realiteiten en veranderbare persoonlijke manieren ze op te vatten.

  44. Er in gesprek attent op zijn dat je manier van ervaren, van denken, van voorstellen, van voelen, van verwoorden, van verhouden, van zijn, van interactie (kader, invalshoek, perspectief, oriëntatie, ...) bepaalt wat de realiteit voor je is.

  45. Attent zijn op je gedachtenvolgorde als de opeenvolgende gedachten waaraan je iets koppelt ((on)gunstig, (on)aanvaardbaar, (on)verzoenbaar, (on)kans, (on)waarschijnlijk, ...).

  46. In gesprek nagaan iets aan een problematische situatie te kunnen veranderen en zoniet, nagaan of iets aan jezelf veranderen uitkomst kan bieden: door er anders tegenaan te kijken, je gevoelens er tegenover te veranderen of er anders mee om te gaan.

  47. In gesprek nagaan of je manier van gezamenlijk oproepen van negatief herinneringsfalen, je gemeenschappelijk beluisteren van negatieve gedachteninstructies, het samen bekijken van negatieve voorstellingen,

  48. het gezamenlijk voelen van negatieve mentale spanningen en lichamelijke sensaties niet kan omgebogen worden naar een manier van gezamenlijke positief putten uit, instrueren, voorstellen en voorvoelen met een andere inhoud tot gevolg.

  49. Nagaan je negatieve, twijfel- en kritische vragen over elkaar, je relatie en jezelf met een verzwakkende invloed niet kunnen ingeruild voor positieve, vertrouwvolle en bevestigende vragen met een versterkende invloed.

  50. Nagaan of je verzwakkende vragen over het tegenvallend verleden en de onzekere toekomst niet kunnen ingeruild voor een versterkend vragen naar een kansen aangrijpend heden.

More Related