1 / 35

Gebed (Carmen 76. p. 74)

Gebed (Carmen 76. p. 74). Si qua recordanti benefacta priora voluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium,. Algemeen. Metrum: elegisch distichon. Dit gedicht is ook een typische elegie = klaagzang (één van de vormen van lyriek die er bestaan).

ingo
Télécharger la présentation

Gebed (Carmen 76. p. 74)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Gebed(Carmen 76. p. 74)

  2. Si qua recordanti benefacta priora voluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, Algemeen • Metrum: elegisch distichon. • Dit gedicht is ook een typische elegie= klaagzang (één van de vormen van lyriek die er bestaan). • In dit geval een liefdes-elegie: een klaagzang omdat het niet goed gaat in de liefde. • Wie wordt er in dit gedicht aangesproken en waar? • Eerst Catullus zelf (r. 5 Catulle) • Daarna de goden (r. 12 en 26): di = dei (mv van deus) • Wat moeten de goden doen voor de dichter? • Zorgen dat hij geen liefde meer voelt

  3. Si qua recordanti benefacta priora voluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, • 1. qua = aliqua. Onthoud: • Na si,nisi,numen ne gaat • ali- niet met quis-je mee • Is (ali)qua hier bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt? ALI-

  4. Si qua recordanti benefacta priora voluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, • 1. qua = aliqua. Onthoud: • Na si,nisi,numen ne gaat • ali- niet met quis-je mee • Is (ali)quahier bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt? • Bijvoeglijk; congrueert met voluptas (hyperbaton) • Dus: aliqua = een of andere ALI-

  5. Si qua recordanti benefacta prioravoluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, • 1 priora – waar congrueert dit mee?

  6. Si quarecordantibenefactaprioravoluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, • 1 priora – waar congrueert dit mee? • benefacta • recordanti – welke vorm en waar congrueert het mee?

  7. Si quarecordantibenefactaprioravoluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium, • 1 priora – waar congrueert dit mee? • benefacta • recordanti – welke vorm en waar congrueert het mee? • dat. ev. van ppa • congr. met homini • 2. Welke constructie staat er bij cogitat? • AcI (se esse)

  8. Si quarecordantibenefactaprioravoluptas 1 est homini, cum se cogitat esse pium,Als er enig genoegen is voor een man wanneer hij aan zijn vroegere weldaden terugdenkt, wanneer hij bedenkt, dat hij plichtsgetrouw is, • 1 benefacta – aan wat voor soort weldaden moet je denken in dit verband? • binnen de liefde / een relatie: trouw zijn, lief zijn enz. • 2. pium = Doen wat je is opgedragen door algemeen geldende wetten. Die wetten zijn opgelegd door de goden.

  9. nec sanctam violasse fidem, nec foedere in ullo 3 divum ad fallendos numine abusum homines, • 3-4 AcI bij cogitat gaat verder. • De acc = se (uit de vorige AcI) • De infin = …?

  10. nec sanctam violasse fidem, nec foedere in ullo 3 divum ad fallendos numine abusumhomines, • 3-4 AcI bij cogitat gaat verder. • De acc = se (uit de vorige AcI) • De infin = …violasse / abusum [esse] • Welke tijd hebben de infinitivi? • perf • abusum esse komt van ab-uti • 4. ad fallendos (homines) – welke vorm? • gerundivum; • ad + gerundi(v)um = …..?

  11. nec sanctam violasse fidem, nec foedere in ullo 3 divum ad fallendos numine abusumhomines, • 3-4 AcI bij cogitat gaat verder. • De acc = se (uit de vorige AcI) • De infin = …violasse / abusum [esse] • Welke tijd hebben de infinitivi? • perf • abusum esse komt van ab-uti • 4. ad fallendos (homines) – welke vorm? • gerundivum; • ad + gerundi(v)um = …..om te

  12. nec sanctam violasse fidem, nec foedere in ullo 3 divum ad fallendos numine abusumhomines,en geen heilige trouw heeft geschonden, en bij geen enkel verdrag de macht der goden heeft misbruikt om mensen te bedriegen: • 3-4 sanctam / divum – liefde / relatie is een verbond; goden (m.n.Jupiter) zien toe op elk verbond, op elke overeenkomst; de goden verwachten van jou trouw / geen misbruik. • Welke twee Latijnse woorden geven aan, dat liefde een soort verbond is? • fidem, foedere

  13. multa parata manent in longa aetate, Catulle, 5 ex hoc ingrato gaudiaamore tibi.(dan) staat jou veel vreugde(s) te wachten in je lange leven, Catullus, als gevolg van deze ondankbare liefde. • 5 Hier begint de hoofdzin! • multa congrueert met gaudia (hyperbaton) • 6 ingrato – waarom wordt de liefde zo genoemd? • Hij kreeg niets terug voor alles wat hij zelf investeerde in hun relatie.

  14. Nam quaecumque homines bene cuiquam aut dicere possunt aut facere, haec a te dictaque factaque sunt: 8 • 7 Lijkt een lange zin in metrum. Maar: 2x elisie! • quaecumque = acc mv onz (van quiscumque) • quiscumque – iedereen die, wie ook maar • quaecumque - …….?

  15. Nam quaecumque homines bene cuiquam aut dicere possunt aut facere, haec a te dictaque factaque sunt: 8 • 7 Lijkt een lange zin in metrum. Maar: 2x elisie! • quaecumque = acc mv onz (van quicumque) • quicumque – iedereen die, wie ook maar • quaecumque – alle dingen die, wat ook maar, alles wat • cuiquam = dativus van quisquam - iemand

  16. ‘Rare’ woordjes met qui(s)Let op van onderstaande voorbeelden bestaat meestal ook een vrouwelijk en een onzijdig. Dan kan de betekenis natuurlijk iets veranderen.

  17. Nam quaecumque homines bene cuiquam aut dicere possunt aut facere, haec a te dictaque factaque sunt: 8Want alles wat mensen goed tegen iemand kunnen zeggen of doen, dat is door jou gezegd en gedaan: • 8 dictaque factaque - polysyndeton

  18. Omnia quae ingratae perierunt credita menti. Quare cur tu te iam amplius excrucies? 10 • 9 omnia quae = quae omnia • relatieve aansluiting: vervang het relativum quae door een aanwijzend voornaamwoord • Wat is het geslacht van quae? • onzijdig • Hoe moet je dus quae vertalen? • quae = deze/die dingen, dit/dat • 10 excrucies – welke tijd? • coni praes (van excruciare) irrealis / dubitativus

  19. Omnia quae ingratae perierunt credita menti. Quare cur tu te iam amplius excrucies? 10dat alles is verloren gegaan omdat het werd toevertrouwd aan een ondankbare geest. En daarom: waarom zou je je nog langer kwellen? • 9 perierunt, credita – is een metafoor. Deze woorden worden in het Latijn ook gebruikt bij geldzaken: Catullus heeft a.h.w. een investering gedaan (credita), maar die is verkeerd afgelopen (perierunt): hij is zijn geld, zijn investering kwijt. • 9 ingratae menti – wie wordt bedoeld? • Lesbia

  20. Quin tu animo offirmas atque istinc teque reducis et dis invitis desinis esse miser? 12Waarom verman je je niet en sleep je jezelf niet daarvandaan en houd je niet op om tegen de wil van de goden ongelukkig te zijn? • 11-12 Trikolon: offirmas, reducis, desinis

  21. Difficile est longum subito deponere amorem; difficile est, verum hoc qua lubet efficias: 14 • 13 difficile – welke vorm? • onzijdig van difficilis rijtje fortis! • 14 efficias – welke vorm? • coni praes • Waarom coni? • hoofdzin  • aansporing (of wens) • (adhortativus / • desiderativus)

  22. Difficile est longum subito deponere amorem; difficile est, verum hoc qua lubet efficias: 14Het is moeilijk een lange liefde plotseling af te leggen; het is moeilijk, maar bereik dit hoe dan ook (moge je dit bereiken): • 14 Waarnaar verwijst hoc (noem het LA)? • longum subito deponere amorem

  23. una salus haec est, hoc est tibi pervincendum; 15 hoc facias, sive id non pote sive pote. • 15 pervincendum – welke vorm? • gerundivum van verplichting (staat esse bij!) • Wat geeft tibi dus aan? • dativus auctoris bij ger. van verpl.: degene door wie iets moet worden gedaan.

  24. una salus haec est, hoc est tibi pervincendum; 15 hoc facias, sive id non pote sive pote.dit is je enige heil, dit moet je volbrengen; doe dit, of dit niet mogelijk is of wel. • Welke stijlfiguren zie je? • Anafoor (repetitio): haec, hoc, hoc • Anafoor (repetitio): pote, pote • Trikolon: una salus haec est, │hoc est tibi pervincendum│;hoc facias

  25. O di, si vestrum est misereri, aut si quibus unquam extremam iam ipsa in morte tulistis opem, 18 • 17 quibus = …..?

  26. O di, si vestrum est misereri, aut si quibus umquamextremam iam ipsa in morte tulistis opem, 18 • 17 quibus = aliquibus (na si, nisi, num en ne ….) • 18 extremam – congrueert met …?

  27. O di, si vestrum est misereri, aut si quibus umquamextremam iam ipsa in morte tulistis opem, 18 • 17 quibus = aliquibus (na si, nisi, num en ne ….) • 18 extremam – congrueert met opem • tulistis – perf van …..? • ferre

  28. O di, si vestrum est misereri, aut si quibus umquamextremam iam ipsa in morte tulistis opem, 18O goden, als het jullie taak is om medelijden te voelen, of als jullie aan iemand ooit uiteindelijk, al in de dood zelf, hulp hebben gebracht, • 18-18 Catullus imiteert in dit gedicht de traditionele vorm van een gebed. Daarin gaf een Romein ook altijd aan, waarom hij hulp van de goden verwachtte, waarom ze ‘er niet onderuit konden’. Wat geeft Catullus aan? • 1. Het is hun taak om mensen te helpen • 2. Ze hebben ook anderen geholpen (zelfs als ze er heel erg aan toe waren)  dan Catullus ook helpen

  29. me miserum aspicite et, si vitam puriter egi, eripite hanc pestem perniciemque mihi, 20kijk dan nu naar die ongelukkige mij en, als ik m’n leven goed heb geleid, neem dan deze ondermijnen-de ziekte (lett: ziekte en ondergang) van me weg! • Met welk extra argument komt Catullus hier nog meer? • 3. vitampuriteregi – hij is altijd goed geweest • Welke stijlfiguur zie je? • Alliteratie: me miserum, pestemperniciem • Wat bedoelt Catullus met pestemperniciem? • zijn liefde waar hij anders aan • onderdoor zal gaan metafoor • (liefde als erge ziekte)

  30. quae mihi subrepens imos ut torpor in artus expulit ex omni pectore laetitias. 22 • 21 quae verwijst terug naar? • (pestem) perniciem(que) • 22 expulit = perf van…? • expellere

  31. quae mihi subrepens imos ut torpor in artus expulit ex omni pectore laetitias. 22die, terwijl hij binnensloop als een verlamming in mijn binnenste ledematen, alle vreugde uit heel mijn hart heeft verdreven. • 21 Hier wordt een vergelijking gemaakt. • 1. De liefde wordt vergeleken met …?

  32. quae mihi subrepens imos ut torpor in artus expulit ex omni pectore laetitias. 22die, terwijl hij binnensloop als een verlamming in mijn binnenste ledematen, alle vreugde uit heel mijn hart heeft verdreven. • 21 Hier wordt een vergelijking gemaakt. • 1. De liefde wordt vergeleken met • 2. een verlamming (torpor) • De overeenkomst (het tertium comprationis) is:

  33. quae mihi subrepens imos ut torpor in artus expulit ex omni pectore laetitias. 22die, terwijl hij binnensloop als een verlamming in mijn binnenste ledematen, alle vreugde uit heel mijn hart heeft verdreven. • 21 Hier wordt een vergelijking gemaakt. • 1. De liefde wordt vergeleken met • 2. een verlamming (torpor) • De overeenkomst (het tertium comparationis) is: • 3. het binnensluipen (subrepens) • Aan welk woord kun je zien, dat er van een • vergelijking sprake is? • ut = zoals

  34. Non iam illud quaero, contra me ut diligat illa, aut, quod non potis est, esse pudica velit: 24Dit streef ik niet meer na, dat zij van haar kant van mij houdt, of, wat niet mogelijk is, dat zij kuis wil zijn:

  35. ipse valere opto et taetrum hunc deponere morbum. O di, reddite mi hoc pro pietate mea! 26ik wil zelf gezond zijn en deze afschuwelijke ziekte afleggen. O goden, geef mij dit vanwege mijn plichtsbesef! • 25 valere, morbum – weer de metafoor van (de ongelukkige) liefde als ziekte

More Related