1 / 152

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 14 FEBRUARI 2005 w.ultee@maw.ru.nl. Ik vraag U geen aanstoot te nemen aan de politiek incorrecte taal die ik zonet uitsloeg en nu nog meer ga bezigen.

kamal
Télécharger la présentation

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 14 FEBRUARI 2005 w.ultee@maw.ru.nl

  2. Ik vraag U geen aanstoot te nemen aan de politiek incorrecte taal die ik zonet uitsloeg en nu nog meer ga bezigen. Ik weet (nog) niet hoe ik anders moeilijke zaken kort en helder uit kan leggen

  3. SOCIOLOGIE GAAT OVER SAMENLEVINGEN OVER ONGELIJKHEDEN TUSSEN HUN INWONERS, OVER DE COHESIE VAN MAATSCHAPPIJEN, OVER RATIONALISERINGSPROCESSEN DIE ZICH VOORDOEN OP ALLERLEI TERREINEN VAN HET MAATSCHAPPELIJK LEVEN

  4. OVER RATIONALISERING

  5. de paradox van individuele rationaliteit en maatschappelijke rationalisering: onder bepaalde omstandigheden leidt individueel rationeel handelen niet tot collectieve rationaliteit. Deze paradox is algemeen bekend en van groot belang voor de beantwoording van vragen over het verloop van rationaliseringsprocessen in samenlevingen. Is er ook een niveau-paradox bij cohesievragen en wat moet de sociologie daarmee aan?

  6. Niveau-paradoxen zijn theoretisch belangwekkend. Te veel psychologische verklaringen doen alsof maatschappelijke verschijnselen in het verlengde van individuele disposities liggen.

  7. Verwant aan de niveau-paradox is de ‘ecological fallacy’. Die zou volgens methodologieboeken vermeden moeten worden. Dat zou te doen zijn door geen macrogegevens te analyseren en alleen individuele gegevens te verzamelen. Met het laatste ben ik het oneens.

  8. Voorbeeld ecological fallacy: Op bedrijfsafdelingen met meer vrouwen wordt meer gevloekt. Vloeken vrouwen meer dan mannen of vloeken mannen vooral als er meer vrouwen zijn? Kwestie niet te beslechten met zuivere individuele gegevens: Vraag mannen hoe vaak ze vloeken,vraag vrouwen hetzelfde. De onderzoeker moet ook weten hoeveel vrouwen en mannen er werken op de bedrijfsafdeling van iedere respondent.

  9. Ander voorbeeld ecological fallacy: In de Verenigde Staten werden rond WO1 in staten met een hoger percentage zwarten meer moorden gepleegd. Plegen zwarten meer moorden dan blanken of hebben blanken in staten met een hoger percentage zwarten meer gelegenheid om zwarten te lynchen? Kwestie niet te beslechten met zuivere individuele gegevens: Splits in ambtelijke statistieken daders op naar ras. De onderzoeker moet ook weten hoeveel van de moorden die blanken pleegden moorden op zwarten waren en andersom.

  10. OVER ONGELIJKHEDEN

  11. Ene soort vragen over ongelijkheid: inkomensverschillen trendvragen als de volgende voor Nederland; gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen Jaar inkomensaandeel rijkste 10% gini 1979 19,7 ? 1984 19,3 ? 1989 19,5 ? 1994 20,7 ? 1999 20,7 ?

  12. De gini komt neer op het maken van alle logisch mogelijke paren, het bepalen van het absolute inkomensverschil, optellen en normeren De gini loopt van 0 naar 1. Hoe hoger de gini, des te groter de inkomensverschillen.

  13. De gini kan alleen tot nul en één naderen, precies worden kan ze het niet. Er zijn ook mensen die zeggen dat de gini voor inkomensongelijkheid in landen met een laag gemiddeld inkomen op grote gelijkheid duidt omdat mensen die een heel laag inkomen hebben dood gaan.

  14. andere soort vragen over ongelijkheid: intergenerationele klassenmobiliteit beschrijvingsvragen als de volgende voor Nederland in 2003 zoon laag midden hoog totaal laag 162 79 24 265 vader midden 204 232 94 530 hoog 71 79 55 205 totaal 437 390 173 1000

  15. Vierkante tabel te analyseren met odds ratio’s ofwel kruisproducten voor 2*2 deeltabellen; bij een odds ratio van één zijn er gelijke kansen, hoe meer boven de 1, des te minder relatieve mobiliteit. Odds ratio’s voor Nederlandse trendvragen 1972 1992 2003 hh-mm 4,3 2,0 2,9 hh-ll 12,1 5,3 5,2 mm-ll 4,7 2,5 1,7 De mobiliteit stijgt niet meer; de bovenklasse wordt meer gesloten

  16. ongelijkheid inkomens- verschillen intergenerationele klassen- mobiliteit

  17. ongelijkheid inkomens- verschillen intergenerationele klassen- mobiliteit opleidings- heterogamie

  18. Nog een soort vragen over ongelijkheid: opleidingsheterogamie Beschrijvingsvraag en vierkante tabel voor Nederland in 1999 mannelijke helft hoog bmid omid laag totaal hoog 127 51 10 4 193 vrouwelijke bmid 99 197 72 22 391 helft omid 32 120 83 58 273 laag 8 43 39 54 144 totaal 266 411 204 118 1000 Tabel te analyseren met odds ratio’s; topgroep meer gesloten geworden

  19. OVER COHESIE

  20. hoe meer inkomensheterogamie, des te minder ongelijkheid Maar ook: hoe meer inkomensheterogamie, des te groter de verbondenheid tussen de inkomensgroepen en des te groter de maatschappelijke cohesie

  21. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie?

  22. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid hoeveel alleen- staanden? wie woont samen met wie?

  23. Aan de vraag wie met wie samenwoont, gaat natuurlijk de vraag vooraf hoeveel mensen alleenstaand zijn. Maar na de vraag over alleenstaanden komt de vraag als een persoon niet alleen leeft, met wie deze persoon het leven deelt.

  24. Vragen over andere vormen van (on)verbondenheid Schuyt & Komter: (on)verbondenheid blijkt ook uit geven en krijgen van cadeautjes voorvraag: geven hoger opgeleiden meer cadeautjes? vervolgvraag: krijgen hoger opgeleiden meer cadeautjes? hamvraag: hoe sterk hangt opleiding gever en opleiding ontvanger samen? Hoewel Schuyt vragen van stratificatiesociologen afgezaagd vindt, beantwoordde hij de hamvraag over cadeautjes niet.

  25. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie geeft? Wie krijgt?

  26. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie geeft? Wie krijgt? Wie geeft aan wie?

  27. Tot en met Van Tubergen vat de Nederlandse migratiesociologie economische integratie van migranten op als het hebben van werk in plaats van werkloosheid e.d. en als het hebben van een hogere baan in plaats van een lagere Op deze manier gaat de migratiesociologie voorbij aan de hamvraag over economische integratie Andere hamvraag over (on)verbondenheid: in hoeverre trekken in Nederland uitheemsen op hun werk op met inheemsen?

  28. In Israël binnen de grenzen van 1967 verschilt de beroepsstructuur van het Arabische deel van de bevolking nauwelijks van die van het Joodse deel. Is de economische integratie van Arabieren in Israël zo sterk? Neen, er zijn afzonderlijke gemeenschappen en parallelle economieën.

  29. Andere hamvraag over (on)verbondenheid: Gingen de Amerikanen steeds meer alleen bowlen? Putnam nam ten onrechte aan dat als alle leden van een samenleving met anderen sporten, de cohesie van die samenleving groot is. Dat is ze niet zolang mensen vooral met mensen van hun eigen soort sporten. Van vragen over ‘bowling alone’ naar vragen over ‘bowling apart’

  30. Verwante hamvragen over (on)verbondenheid: Doen Nederlanders steeds minder aan clubsport? En sporten ze steeds meer met soortgenoten? Zie R. van der Meulen, W. Ultee & S. Ruiter, ‘Bowling apart’. Vijf vragen over de omgang tussen arm en rijk in Nederlandse sportverenigingen. Aangeboden in het Nederlands aan Mens & Maatschappij en in het Engels aan European Sociological Review.

  31. Als CDA’ers en maatschappijdoemdenkers klagen over de geïndividualiseerde samenleving Vergeten ze dat in de tijd van de verzuiling de samenleving dan wel uit mensen bestond die allemaal hecht in een groep waren geïntegreerd, maar de samenleving in haar geheel juist daarom weinig cohesie vertoonde.

  32. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie? wie geeft aan wie?

  33. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie? wie geeft aan wie? wie werkt wel of niet? wie sport?

  34. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie? wie geeft aan wie? wie werkt wel of niet? wie werkt met wie? wie sport? wie sport met wie?

  35. net als de paradox van individuele rationaliteit en maatschappelijke rationalisering is daar de paradox van integratie en cohesie

  36. VRAGEN OVER ONVERBONDENHEID

  37. Vragen over onverbondenheid in de media en rond de borreltafel zijn vragen over zeldzame verschijnselen Zijn vragen daarover vragen over incidenten en daarom onbelangrijk voor in elk geval de sociologie of zijn het geen incidenten? Die vragen zijn belangwekkend, omdat ze over vroege waarschuwingen gaan.

  38. Maar beschikt een bestaand cohesiesocioloog over de gegevens om ze te beantwoorden en over de technieken om deze gegevens te analyseren?

  39. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid

  40. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2

  41. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu

  42. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu frequentie lang thuis dood liggen

  43. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu frequentie lang thuis dood liggen frequentie begraven zonder zaakwaarnemer

  44. Hoewel historici anders beweerden, zijn er cijfers over zelfdodingen in Nederland tijdens WO2. Het aantal zelfdodingen van Israëlieten was volgens het CBS 29 in 1939 en 246 in 1940.

  45. Hoewel historici anders beweerden, zijn er cijfers over zelfdodingen in Nederland tijdens WO2. Het aantal zelfdodingen van Israëlieten was volgens het CBS 29 in 1939 en 246 in 1940. Kritiek: Laat zien dat die stijging statistisch significant is. Hoe doe je dat, het zijn populatiegegevens!

  46. Hoewel historici anders beweerden, zijn er cijfers over zelfdodingen in Nederland tijdens WO2. Het aantal zelfdodingen van Israëlieten was volgens het CBS 29 in 1939 en 246 in 1940. Voor een verslag van een onderzoek dat de telkaarten uit WO2 in het archief van het CBS gebruikt, zie Wout Ultee & Ruud Luijkx, De schaduw van een hand. Blz. 31-54 in (red.) W. Arts & H. Flap, De organisatie van de bezetting. Amsterdam: Amsterdam University Press, 1997

More Related