1 / 22

DE NIJMEEGSE SOCIOLOGIE IN DE LAATSTE TIEN JAAR EN NU Wout Ultee 30 september 2004

DE NIJMEEGSE SOCIOLOGIE IN DE LAATSTE TIEN JAAR EN NU Wout Ultee 30 september 2004. Op de grondleggers van de sociologie teruggrijpend en de Nijmeegse socioloog Thurlings volgend heeft de sociologie drie hoofdvragen, dat wil zeggen vragen die een groot aantal deelvragen omvatten.

Télécharger la présentation

DE NIJMEEGSE SOCIOLOGIE IN DE LAATSTE TIEN JAAR EN NU Wout Ultee 30 september 2004

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. DE NIJMEEGSE SOCIOLOGIE IN DE LAATSTE TIEN JAAR EN NU Wout Ultee 30 september 2004

  2. Op de grondleggers van de sociologie teruggrijpend en de Nijmeegse socioloog Thurlings volgend heeft de sociologie drie hoofdvragen, dat wil zeggen vragen die een groot aantal deelvragen omvatten Sociologie gaat over samenlevingen, in het * de ongelijkheden tussen de inwoners van een maatschappij, * de mate van samenhang die samenlevingen vertonen en * De rationaliseringsprocessen die zich in samenlevingen voltrekken

  3. De Nijmeegse sociologie was de laatste decennia gericht op * Het hedendaagse Nederland * Middellange termijn ontwikkelingen in Nederland * Vergelijkingen tussen het hedendaagse Nederland en andere economisch hoog ontwikkelde landen

  4. Voorbeelden van recente specifieke ongelijkheidvragen: * Hoe kan de samenhang tussen de arbeidsmarktpositie van (huwelijks)partners worden verklaard? Is dit verband sterker dan op grond van opleidingshomogamie kan worden verwacht, of is er wederzijdse beïnvloeding? * Waarom gaat de overgang van school naar werk in het ene land met meer jeugdwerkloosheid bij laaggeschoolde jongeren gepaard dan in het andere land? * Hangt de wijze waarop ouderen de arbeidsmarkt voor hun 65e jaar verlaten (wao, werkloosheid, vervoegd pensioen) samen met hun opleiding en, gezien de inhoud van collectieve arbeidsovereenkomsten, de bedrijfstak waarin ze werken?

  5. Voorbeelden van recente specifieke cohesievragen: * Welke waren voor de Tweede Wereldoorlog de trends in de aantallen huwelijken tussen joden en niet-joden in Amsterdam, Berlijn, Frankfurt, Wenen, Budapest en Riga en hoe zijn deze trends te verklaren met hypothesen over (wederzijdse) houdingen en ontmoetingskansen? * De beoefening van welke sporten dragen het meest bij aan de overbrugging van sociale scheidslijnen in het hedendaagse Nederland en de beoefening van welke het minste? * Hoe vallen verschillen te verklaren tussen landen in de mate waarin hun inwoners vrijwilligerswerk verrichten, vooral uit verschillen in kerkelijkheid of vooral uit verschillen in de sterkte van de verzorgingsstaat?

  6. Voorbeelden van recente specifieke rationaliseringsvragen: * Hangt kerkverlating in het na-oorlogse Nederland niet alleen af van het onderwijs van mensen, maar ook van het onderwijspeil in hun woonomgeving? * Waarom gaat de groei van het onderwijs in een land als Nederland gepaard met de afname van sociale ongelijkheden in het onderwijs? * In hoeverre gaat in het hedendaagse Nederland een lagere opleiding samen met een hogere kans op werkloosheid omdat lager opgeleiden een hogere kans hebben om te worden ontslagen en in hoeverre omdat lager opgeleide werklozen een kleine kans hebben om werk te vinden?

  7. Nijmeegse sociologen publiceerden over de logische structuur van wetenschappelijk belangwekkende en verkeerde vragen De wetenschappelijk meest belangwekkende vragen hebben betrekking op een tegenspraak tussen een hypothese en bevindingen en op onverenigbaarheden tussen theorieën Er zijn vragen die onderdeel uit maken van meerdere hoofdvragen van de sociologie tegelijk; hun behandeling levert vooruitgang op meerdere fronten op en vergroot de kans op verwerving van tweedegeldstroom subsidies Vragen dienen in een logische volgorde te worden gesteld: eerst beschriivings- dan verklarings-, weer later toetsings-, en nog weer later vervolgvragen

  8. Voorbeelden van vervolgvragen: Eerder gevonden hebbend dat in 1990 in paren een hogere opleiding van de man gepaard gaat met een grotere kans op werken van de vrouw, is die samenhang dan in 2000 even groot, kleiner of nog groter? En zijn er in 2000 effecten van de opleiding van de vrouw op het deeltijds werken van de man? Hoe kan worden verklaard dat een persoon, na uitschakeling van de gevolgen van roken en alcoholgebruik en werkomstandigheden, gezonder is als diens opleiding hoger is? Bestaat er (alleen) op het vwo een vak gezond leven? Of lezen hoog opgeleiden de krant op gezondheidsnieuws en kijken ze meer naar tv-programma’s over ziekten?

  9. Nijmeegse sociologen hebben zich nooit op het werken met of toetsen van één enkele theorie vastgelegd * Nijmeegse sociologen hebben macrotheorieën tegen elkaar uitgespeeld (moderniseringstheorieën versus conflicttheorieën) * Nijmeegse sociologen proberen macroverklaringen te verbeteren door ze terug te voeren op veronderstellingen over het handelen van individuen * Naast theorieën volgens welke mensen rationeel handelen, staan er theorieën volgens welke mensen niet zo zeer logische afleidingen maken als wel analogieredeneringen opzetten * Een amendering van technologisch-ideologisch evolutionisme van Lenski c.s. is wellicht de meest bruikbare theorie die zowel hypothesen op het micro- als het macroniveau omvat

  10. Nijmeegse sociologen toetsen hypothesen met gegevens over man/vrouw verschillen in economisch hoog ontwikkelde landen en over de politieke verhoudingen in die landen volgens gegevens van de OECD en andere supra-nationale instellingen • * landenvergelijkend onderzoek kan ook hypothesen toetsen over de plaats van landen in de wereldeconomie, de gevolgen van meer of minder buitenlandse investeringen, eenzijdige export, e.d. • * Nijmeegse sociologen toetsten hypothesen met CBS-gegevens over zelfdoding en de godsdienst van een persoon en de godsdienstige samenstelling van diens woongemeente • * Nijmeegse sociologen toetsen hypothesen NOC*NSF gegevens over aantallen sportbeoefenaren en met gegevens van het RIVM over percentages ingeënte kinderen voor Nederlandse gemeenten

  11. Tegenwoordig zijn ‘bestaande’ gegevens niet alleen landengegevens maar tevens en steeds meer individuele gegevens, wat helpt bij de toetsing van macro-micro-macro theorieën De Nijmeegse sociologie beschikt over unieke individuele gegevens: * strikt vergelijkbare enquêtes die onder de inwoners van een groot aantal landen zijn gehouden, zoals Eurobarometer en European Social Survey * de sinds 1975 om de vijf jaar gehouden enquêtes over sociaal-culturele veranderingen in Nederland SOCON * de Familie-enquête Nederlandse Bevolking, gehouden in 1992, 1998, 2000 en 2003

  12. De FNB beoogt uit te gaan boven enquêtes als de Eurobarometer die alleen gegevens voor de afzonderlijke inwoners van een land en één enkel tijdstip vergaren, ze wil dieper gravende vragen beantwoorden en macro-micro-macro theorieën toetsen: * De kritiek levensverhalen van individuen te verwaarlozen werd bij systematisering tot De methode onderwijs- en beroepsloopbanen van personen met behulp van retrospectieve vragen vast te stellen * De kritiek mensen los te zien van hun directe leefwereld werd bij systematisering tot de methode niet alleen een primaire respondent te enquêteren, maar ook de (huwelijks)partner, ouders, volwassen kinderen en broers of zussen * De kritiek individuen los te zien van hun (historische) context werd bij systematisering tot de methode ambtelijk –administratieve gegevens over woonbuurt, -gemeente, -provincie en –land toe te voegen aan bestanden met gegevens over personen.

  13. Zo werd de FNB tot de verzameling van * Multi-moment gegevens (levensverhaal) *Multi-actor gegevens (directe leefwereld) * Multi-context gegevens (historische context) 3MAC GEGEVENS

  14. Waarom multi-moment gegevens? In Nederland steeg tussen 1960 en 1971 het percentage katholieken en daalde het percentage Nederlands-hervormden. Werden hervormden katholiek? Neen, katholieken verlieten in grote aantallen hun werk, maar dat werd niet zichtbaar in gestapeld dwarsdoorsnee onderzoek wegens de verschillen in vruchtbaarheid tussen de kerkgenootschappen

  15. Met 3MAC data kan de overgang van een variabelen- naar een actorensociologie worden bewerkstelligd Twee theoretische raamwerken Te eenvoudig raamwerk Steeds rijker raamwerk Variabelensociologie Actorensociologie Individu Personen en leden van hun netwerk Éen doel, één hulpbron Meerdere doelen en hulpbronnen Één grote beslissing Tijdreeksen kleinere beslissingen Een almachtige staat Meerdere (intermediaire) groeperingen

  16. Hoe retrospectieve gegevens afgetapt? Als loopbanen: * Onderwijsgeschiedenis * Beroepscarrière * Partnergeschiedenis * Verhuizingen * Vrijwilligerswerk nu en in verleden * Lidmaatschap sportclub nu en in verleden * Omgang met collega’s in huidige baan en eerdere banen * Band met baas nu en eerdere banen

  17. Hoe retrospectieve gegevens afgetapt? Als puntmetingen: * Vrije tijdsbesteding nu en rond 18e jaar * Lichaamsgewicht nu en op 25-jarige leeftijd * Kijken bepaalde tv-programma’s nu en in verleden * Kerkgang nu en in jeugd * Houding ten opzichte van abortus nu en eerdere tijdstippen * Houding ten opzichte van buitenlanders nu en eerdere tijdstippen * Houding ten opzichte van homo’s nu en eerdere tijdstippen *Roken nu en eerdere tijdstippen * Alcohol nu en eerdere tijdstippen

  18. Vragen over individuen in hun context: * Zijn de verschillen in vrijwilligerswerk tussen kerkelijken en onkerkelijken groter dan wel kleiner in landen (gemeente, wijken) met een hoger percentage kerkelijken? Vragen over meerdere momenten: * Verlaten mensen de kerk als ze hun ouderlijk huis verlaten? * Houden mensen op met vrijwilligerswerk als ze kinderen krijgen en beginnen ze daar weer aan als kinderen het huis uit gaan? Vragen over persoonlijke netwerken: * Als het inkomen van hun echtgenoot hoger is, hebben vrouwen dan een hogere kans om te stoppen met werken en een lagere kans om weer te gaan werken?

  19. De moeilijkheid met 3MAC gegevens is niet de onnauwkeurigheid van antwoorden op retrospectieve vragen; er kan meer dan volgens de huidige methodologieboeken kan De moeilijkheid bij de verzameling van 3MAC gegevens is de gebrekkige beschikbaarheid van contextuele gegevens bij het CBS en de statistische bureaus van andere landen Geldkwesties zijn een permanente zorg De lange termijn hoop is een permanent onderzoek, waarin elk jaar minstens 500 en liefst 1000 primaire personen worden ondervraagd Dan kunnen zowel vragen over veranderingen op lange termijn als vragen over veranderingen op korte termijn nauwkeuriger worden beantwoord

  20. De macro-micro overgang komt tot stand in analyses met individuele en contextuele verklaringen Naast de macro-micro overgang is daar de micro-macro overgang Hoe komt de micro-macro overgang tot stand? Bij de beantwoording van ongelijkheidvragen komt ze ondermeer tot stand door de berekening van odds ratio’s voor de uitkomst van de wedijver tussen individuen met ongelijke hulpbronnen Bij de beantwoording van cohesievragen komt ze ondermeer tot stand door in gedachtenexperimenten met empirische parameters na te gaan in hoeverre een toename in de populariteit van een groepssport tot meer banden tussen mensen met hoge en lage inkomens leidt dan de ‘democratisering’ van een sport

  21. ‘Aggregatieparadoxen’ bij de stap van micro- naar macro-hypothesen: • * Juist als individuen rationeel handelen, doet zich op het niveau van de samenleving geen rationalisering voor (dilemma der gevangenen, wedijver in grote groepen, uitbannen collectieve kwaden, e.d.) • * Juist als individuen hechte banden met een groep, hun groep, hebben is de cohesie van een samenleving beperkt (verzuild Nederland) • In alle landen van de wereld kan de inkomensongelijkheid toenemen, terwijl de inkomensongelijkheid op wereldniveau afneemt, en volgens de Amerikaanse socioloog Firebaugh heeft deze logische mogelijkheid zich de laatste decennia in werkelijkheid voorgedaan • * Zelfs als bij elke overgang in het onderwijs de invloed van ouderlijk milieu niet verandert, leidt de groei van het onderwijs tot een geringere samenhang tussen iemands herkomst en hoogst behaalde diploma

  22. Behalve dat de verzameling van retrospectieve gegevens in ontwikkeling is, Dienen de gedachten over de overgang van micro- naar macroniveau zich uit te kristalliseren

More Related