1 / 208

AUTORISATIECURSUS VOOR MONTAGE DEFA DVS90 ALARM

AUTORISATIECURSUS VOOR MONTAGE DEFA DVS90 ALARM. Welkom bij de autorisatiecursus voor het DEFA DVS90 alarm. Deze cursus bevat alle noodzakelijke informatie voor het monteren van het DEFA DVS90 alarmsysteem en voor het beantwoorden van alle vragen in de autorisatietest van DEFA.

lazaro
Télécharger la présentation

AUTORISATIECURSUS VOOR MONTAGE DEFA DVS90 ALARM

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. AUTORISATIECURSUS VOOR MONTAGE DEFA DVS90 ALARM Welkom bij de autorisatiecursus voor het DEFA DVS90 alarm. Deze cursus bevat alle noodzakelijke informatie voor het monteren van het DEFA DVS90 alarmsysteem en voor het beantwoorden van alle vragen in de autorisatietest van DEFA. De autorisatietest moet met een goed resultaat worden afgesloten voordat een certificaat kan worden afgegeven. U ontvangt een diploma en een autorisatienummer zodra DEFA ervan op de hoogte is gesteld dat u de test met succes hebt afgerond. U mag zich dan een gecertificeerde inbouwer noemen van het DVS90 alarmsysteem. Gebruik de pijltjestoetsen op het toetsenbord om door de cursus te navigeren: Met de rechter pijltjestoets gaat u naar de volgende bladzijde of functie. Met de linker pijltjestoets keert u terug naar de vorige bladzijde of functie. HOOFDMENU EINDE

  2. Waarom certificeert DEFA zijn inbouwers? • Het doel van deze cursus is om de inbouwers te trainen zodat ze het product kennen en weten wat er bij het monteren komt kijken. • Het product moet werken zoals mag worden verwacht, niet alleen de eerste dag, maar gedurende de totale levensduur van de auto. • Door de montage op de juiste manier uit te voeren, voorkomen we: • - Teleurgestelde klanten. • - Extra kosten wanneer de auto terug moet naar de inbouwer voor het herstellen van fouten. • - Dat het imago van het product onterecht geschaad wordt. • SUCCES MET DE CURSUS! ! EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU Revisie A , 01-01-2010 AUTORISATIECURSUS DVS90 Auteur: K. O. Malme EINDE

  3. Hoofdmenu 1. Autorisatiecursus – DEFA DVS90............................. 2. Elektro.......................................................................... - Solderen....................................................... - Relais.............................................................. - Diode.............................................................. - Multimeter...................................................... - Ingangs- en uitgangssignalen...................... - Signalen. Hoog/laag......................................... - Signalen. Analoog/digitaal............................... - CAN-BUS......................................................... 3. Voorbereidingen voor montage..................................... 4. DEFA Security – DVS90.............................................. 5. Aan de slag.................................................................... 6. Programmeren – DEFA Express................................. 7. Montage-instructies – autospecifiek........................ 20. Alarmsticker............................................... 21. Testprocedure......................................... 22. Aflevering aan de klant................................ 23. Autorisatietest – via internet..................... 24. Einde............................................................. • 8. Introductieaankondigingen................................... • 9. Hoofdschema.......................................................... • 10. Centrale unit........................................................... • 11. Motorkapschakelaar............................................ • 12. Sirene..................................................................... • 13. Bewegingssensor................................................... • 14. Hellingshoeksensor............................................. • 15. Ruitmodule.......................................................... • 16. Uitvoer.................................................................. • - Centrale vergrendeling........................... • 17. DVS90 bediend via originele afstandsbediening..................................... • 18. Gebruiksaanwijzing............................................. • - Uitschakeling in noodsituaties............... • - Programmeren van afstandsbedieningen.................................. • 19. Werkplaatsregister.............................................. EERSTE BLADZIJDE EINDE

  4. Elektro - solderen Hoe maakt u een goede soldeerverbinding? EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  5. Elektro – solderen Solderen aan een bestaande bedrading: 1. Verwijder bij de alarmbedrading de isolatie over een lengte van 8 mm en bij de bestaande bedrading over een lengte van ongeveer 6 mm. Gebruik een striptang. 2. Draai de koperdraad van de alarmbedrading om de koperdraad van de bestaande bedrading. 3. Leg de bedrading evenwijdig naast elkaar. 4. Soldeer de verbinding vast. Zorg dat het tin over en in de verbinding vloeit. 5. Isoleer de soldeerverbinding met tape. Begin aan de kant met de twee draden en wikkel de tape om de soldeerverbinding. Hierdoor kan de tape niet losraken wanneer de twee draden vanaf de rechterkant uit elkaar worden getrokken. 1. 2. 3. 4. 5. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  6. Elektro – solderen Solderen van twee draden: 1. Verwijder de isolatie over een afstand van ongeveer 12 mm vanaf het uiteinde. Gebruik een striptang. 2. Draai de koperdraden in elkaar en trek de draden recht. 3. Soldeer de verbinding vast. Zorg dat het tin over en in de verbinding vloeit. 4. Isoleer de soldeerverbinding met tape of een krimpkous. Let op! Het is belangrijk dat de soldeerverbinding wordt gemaakt op een plaats waar de draden niet worden bewogen. Als u dit niet doet, bestaat de kans dat de draad na een poosje precies bij de soldeerverbinding breekt ten gevolge van mechanische belasting (bv. bij de overgang tussen de carrosserie en een portier). 1. 2. 3. 4. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  7. Elektro – solderen 1. Vaak zijn drie handen handiger tijdens het solderen dan 2 handen. Eén hand voor de soldeerbout, een andere hand om de draden vast te houden en een derde hand om tin toe te voegen. Dit probleem wordt opgelost met de WTA 50. Met dit apparaat kunt u met dezelfde hand de draden vasthouden en verhitten. Eén hand blijft vrij om het tin vast te houden. Prijs: ongeveer 375,- euro. 2. Een goedkoper alternatief vormt de LR 21 ESD. U hebt dan niet de beschikking over 'een derde hand'. Prijs: ongeveer 125,- euro. Beide apparaten moeten worden aangesloten op een soldeerstation. De Weller WS-51 leent zich hier uitstekend voor (3). Prijs: 244,- euro. 4. Als u niet wilt investeren in een WTA 50, dan is de Weller SPI – 41 waarschijnlijk het beste alternatief, vooral wat prijs betreft. Deze kunt u direct op netspanning aansluiten. Omdat hierbij geen soldeerstation nodig is, is dit alternatief 55 euro goedkoper. Voor alarminstallaties is tinsoldeer met een diameter van 1,00 mm geschikt. 3. 1. 2. 4. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  8. Elektro – solderen Een perfecte soldeerverbinding is een must voor het storingsvrij inbouwen van alarmsystemen. Slechte soldeerverbindingen vormen vaak de reden waarom het alarmsysteem niet naar behoren werkt. Hoe maakt u een goede soldeerverbinding: 1. Zorg dat de soldeerbout vrij is van oude soldeerresten. Maak het warme uiteinde schoon met een vochtige doek. 2. Breng op beide zijden van de soldeerbout een beetje tin aan nadat de bout is schoongemaakt. 3. Plaats de soldeerbout op het soldeerpunt en voeg tin toe bij het contactpunt tussen de bout en de draden. Op deze manier zal het tin smelten en in het soldeerpunt vloeien. 1. 2. 3. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  9. Elektro – solderen Foto 1 toont een soldeerverbinding zoals die er uit zou moeten zien. U ziet dat de koperdraad door het tin zichtbaar is. Dit duidt erop dat het tin goed opgenomen is. Foto 2 toont een voorbeeld van koudsolderen. U ziet het tinsoldeer als een drup aan de buitenkant van de draden zitten. Dit geeft aan dat er niet voldoende warmte is gebruikt of dat de soldeerbout niet genoeg tijd heeft gehad om de soldeerverbinding op te warmen. Daardoor kon het tinsoldeer niet ver genoeg doordringen in de soldeerverbinding. Foto 3 toont een voorbeeld van teveel warmte/te lange soldeertijd. Hierdoor smelt de isolatie in de buurt van de soldeerverbinding. 1. 2. 3. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  10. Elektro – relais Werking EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  11. Elektro –relais U kunt een relais vergelijken met een schakelaar zoals bijvoorbeeld de AAN/UIT-schakelaar van een lamp. Het verschil is dat een relais elektrisch schakelt, terwijl u een lampschakelaar fysiek moet indrukken. Het relais wordt bediend via pen 85 en 86. Wanneer een spanning van 12 V (12V-relais) op de spoel wordt gezet (d.w.z. pen 85 aan massa en 12 V op pen 86 of andersom), wordt de schakelaar in het relais omlaaggetrokken en wordt pen 30 met pen 87 verbonden. Op pen 86 staat nu 12 V en het relais wordt bediend door een mechanische schakelaar die afwisselend wel of geen contact met pen 85 maakt. Op pen 30 aan de ene kant van de schakelaar staat 12 V terwijl het lampje aan de andere kant van de schakelaar verbonden is met pen 87. De schakelaar wordt ingedrukt -> 12 V op de relaisspoel -> het relais verbindt pen 30 met pen 87 -> het lampje gaat branden. Gebruik de rechter pijltjestoets om de schakelaar met massa te verbinden. Op die manier verbindt het relais de pennen 30 en 87 met elkaar. (Gebruik de linker pijltjestoets om de verbinding met massa weer te verbreken). Dit is een 87A-relais, 12 volt/40 ampère. D.w.z. het relais werkt op 12 V (het relais wordt bekrachtigd bij een spanningsverschil van 12 V tussen pen 85 en 86). 40 A betekent dat het relais een stroom van maximaal 40 A toelaat tussen pen 30 en pen 87 (en tussen 30 en 87A). Met een zekering van 40 A loopt er nooit meer dan 40 A stroom door het relais. RELAIS 87A - 12 V/40 A 86 87 85 87A 30 40 A MECHANISCHE SCHAKELAAR EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  12. ELEKTRISCHE UNIT MET AFSTANDS-BEDIENING Elektro –relais, praktijkvoorbeelden Afbeelding A): Sommige auto's zijn uitgerust met een handige schakelaar aan bestuurderszijde waarmee de achterklep geopend kan worden. De bestuurder drukt op de schakelaar, de elektromotor begint te draaien en de achterklep opent. Druk op de rechter pijltjestoets om de schakelaar in te drukken. Druk op de linker pijltjestoets en daarna op de rechter om de werking opnieuw te bekijken. Afbeelding A) ACHTERKLEP OPENT (ELEKTROMOTOR) 10 A DRUKSCHAKELAAR 5 A Ziet er goed uit, het werkt. Nu willen we deze functie op afstand bedienen. De eerste halte is Dometic waar we een elektronische unit met afstandsbediening kopen. We sluiten de unit aan op de achterklepopener in de auto zoals getoond in afbeelding B. Probeer het systeem uit met behulp van de pijltjestoetsen! Afbeelding B) ACHTERKLEP OPENT (ELEKTROMOTOR) U kunt zien dat er 12 V op de linkerkant van de elektromotor wordt gezet, net als bij de schakelaar in afbeelding A). Maar de elektromotor draait niet: waarom niet? 10 A DRUKSCHAKELAAR 5 A Zoals u kunt zien, kan de unit slechts 1 ampère leveren terwijl de elektromotor 5 ampère nodig heeft om te kunnen draaien. Dit is alsof u 1 hond voor een hondenslee zet terwijl de slee zo zwaar blijkt te zijn dat er vijf honden nodig zijn om de slee in beweging te krijgen. Wat moeten we nu doen? We hebben 4 ampère extra nodig. Het relais helpt ons hierbij. Afstandsbediening 1 A 2 A EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  13. ELEKTRISCHE UNIT MET AFSTANDS-BEDIENING ELEKTRISCHE UNIT MET AFSTANDS-BEDIENING Elektro –relais, praktijkvoorbeelden Afbeelding B) is dezelfde als afbeelding B) op de vorige bladzijde. Wat we alleen hebben gedaan is de stuurstroom van de unit weglaten zodat de tekening niet zo rommelig lijkt. In afbeelding C) hebben we verbinding gemaakt met een 12 volt 87-relais dat maximaal 40 ampère doorlaat. Dat moet voldoende zijn, we hebben maar 5 A nodig. U kunt nu zien dat 1 ampère van de unit wordt gebruikt om de relaisspoel te bekrachtigen (de spoel heeft maar 0,070 A nodig). Zolang de voeding op pen 30 naar het relais 5 A kan leveren, werkt dit. Hier is het systeem aangesloten op een circuit van 10 ampère. Let op! We drukken geen 10 ampère naar de elektromotor. De elektromotor neemt op wat hij nodig heeft. Daarom zal er 5 ampère door het relais lopen wanneer de elektromotor draait. Test de werking met behulp van de pijltjestoetsen. Afbeelding B) ACHTERKLEP OPENT (ELEKTROMOTOR) 10 A DRUKSCHAKELAAR 5 A 1 A ACHTERKLEP OPENT (ELEKTROMOTOR) Afbeelding C) 10 A DRUKSCHAKELAAR 12 V/40 A 5 A De elektromotor draait! 86 87 30 85 1 A EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  14. Elektro – de diode Wat is een diode? Hoe werkt een diode? EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  15. Elektro –de diode De werking van een diode kan worden vergeleken met het ventiel in een autoband. Een bandenventiel laat alleen in één richting lucht stromen. Een diode laat alleen in één richting stroom door. Hier ziet u het symbool voor de diode. De stroom wordt doorgelaten in de richting van de pijl (van links naar rechts in de afbeelding rechts), maar niet in tegengestelde richting. Stop Pijl EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  16. Elektro –de diode De werking van een diode kan tot op zekere hoogte worden vergeleken met het ventiel in een autoband. Een bandenventiel laat alleen in één richting lucht stromen. Een diode laat alleen in één richting stroom door. U weet dat om het lampje te laten branden stroom door het lampje moet vloeien. Om dit te bereiken moet er een potentiaalverschil bij het lampje zijn. De stroom gaat van plus naar min (of van de hoogste spanning naar de laagste). We houden het hier op spanning omdat we dat bij het inbouwen van alarmsystemen meestal gebruiken. A) Hier ziet u dat de diode het lampje aan massa (massa carrosserie) legt. Het lampje gaat branden omdat er aan de andere kant 12 V staat. Als we de diode omdraaien, krijgen we: B) De diode voorkomt dat er stroom naar massa gaat lopen Het lampje brandt niet. Als we de diode verplaatsen naar de andere kant van het lampje, krijgen we situatie C) en D). C) De diode geleidt in plusrichting en het lampje brandt. D) De diode spert in plusrichting en het lampje brandt niet. U begrijpt nu dat een diode gebruikt kan worden om zowel in plusrichting (D) als in minrichting (B) te sperren. U begrijpt ook dat een diode zowel in plusrichting (C) als in minrichting (A) stroom kan geleiden. +12V 0 V A) +12 V +12 V B) +12 V 0 V C) 0 V 0 V D) EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  17. Elektro –diode – praktijkvoorbeeld Dit is hoe het portiercircuit van een bepaalde auto met twee portieren eruit kan zien. De portierschakelaars zijn negatief, d.w.z. wanneer het portier wordt geopend, maken de portierschakelaars contact met massa. Wanneer een portier wordt geopend, ontvangt de regeleenheid een massasignaal op een van de portieringangen waardoor de indicator Open portier in het dashboard gaat branden. (Hier: Blauwe draadkleur duidt op een massasignaal) Gebruik de pijltjestoetsen op het toetsenbord om het portier te openen en sluiten. Met de rechter pijltjestoets wordt het portier geopend, met de linker wordt het gesloten. INDICATOR OPEN PORTIER Nu het linker portier geopend is, maakt de portierschakelaar verbinding met massa. De regeleenheid ontvangt dit massasignaal via pen 3. Hierdoor wordt er een positief spanningssignaal op pen 1 gezet en wordt het dashboard aangestuurd om aan te geven dat het linker portier geopend is. 2 1 PORTIERSCHAKELAAR LINKS VOOR 1 2 3 REGELEENHEID Merk ook op dat pen 3 van de regeleenheid een ingang is terwijl pen 1 van de regeleenheid een uitgang is. Pen 1 van het dashboard is een ingang. Waarom? PORTIERSCHAKELAAR RECHTS VOOR 4 EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  18. Elektro –diode – praktijkvoorbeeld De DVS90 is hier verbonden met beide portiercircuits van de auto. Er blijft maar één ingang over omdat alle andere ingangen voor andere functies gebruikt worden (denkbeeldige situatie). Daarom wordt een en dezelfde portieringang voor het alarmsysteem verbonden met beide portiercircuits van de auto. Wat gebeurt er nu wanneer we het linker portier openen? Open het portier met de rechter pijltjestoets, sluit het portier met de linker. INDICATOR OPEN PORTIER We hebben de beide circuits van de auto met elkaar verbonden, waardoor de indicator Open portier op zijn beurt aangeeft dat beide portieren geopend zijn terwijl dat niet het geval is. De pijltjes geven aan hoe het stroomrichting is. Door bekabeling van de alarm vloeit de spanning van pen 4 van de regeleenheid weg De regeleenheid denkt daarom dat het linker EN rechter portier geopend is. Bij het inbouwen van alarmsystemen willen we de originele functies van de auto niet veranderen. In dit geval wordt het probleem opgelost met behulp van de diode(s). 2 1 PORTIERSCHAKELAAR LINKS VOOR 1 2 3 REGELEENHEID PORTIERSCHAKELAAR RECHTS VOOR 4 EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  19. Elektro –diode – praktijkvoorbeeld De diode is nu geplaatst! De diode is zodanig geplaatst dat de spanning nog steeds van pen 3 van de regeleenheid naar massa kan vloeien (zodat de indicator Open portier voor het linker voorportier aangestuurd kan worden). Hij is ook zo geplaatst dat spaning van uit de alarmunit naar massa kan vloeien als de linker voor portier geopend wordt. Is alles nu opgelost? Alles lijkt te werken, ten minste wanneer het linker voorportier opent en sluit. Gebruik de rechter pijltjestoets om het portier te openen en de linker pijltjestoets om het portier te sluiten. INDICATOR OPEN PORTIER Het ziet er goed uit! Het signaal van het portier wordt in de diode tegen gehouden en zal daarom het circuit van het rechter voorportier niet bereiken. Maar wat gebeurt er wanneer het linker portier sluit en het rechter opent? 2 1 PORTIERSCHAKELAAR LINKS VOOR 1 2 3 REGEL- EENHEID PORTIERSCHAKELAAR RECHTS VOOR 4 EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  20. Elektro –diode – praktijkvoorbeeld Alleen het rechter portier is geopend, maar de indicator Open portier 'denkt' dat beide portieren geopend zijn. We zijn duidelijk nog niet klaar! De diode houdt het signaal in één richting tegen en laat het in de andere richting door. We moeten er ook voor zorgen dat het signaal niet het portiercircuit voor de linker kant bereikt wanneer het portier geopend is. Tegelijkertijd moet het signaal de alarmunit bereiken. We hebben hier een extra diode nodig. Waar zou u die diode plaatsen? Gebruik de rechter pijltjestoets om de diode te plaatsen. Gebruik de linker pijltjestoets om de diode opnieuw te plaatsen. INDICATOR OPEN PORTIER 2 1 Dan werkt het voor beide portieren! PORTIERSCHAKELAAR LINKS VOOR 1 2 3 REGELEENHEID PORTIERSCHAKELAAR RECHTS VOOR 4 EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  21. Elektro - multimeter Meten van stroom en spanning met een multimeter. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  22. Elektro – multimeter, meten van spanning (volt) Meten van spanning (volt) met een multimeter: 1. Draai de instelknop naar het symbool voor gelijkspanning, V en DC worden aangegeven op het display (Fluke 112). 2. Sluit de zwarte meetpen aan op aansluiting COM van de multimeter. 3. Sluit de rode meetpen aan op aansluiting V van de multimeter. 4. Verbind de zwarte meetpen met de massa van de auto. 5. Verbind de rode meetpen met de bedrading waarvan u de spanning wilt meten. We kunnen zien dat de ORANJE/ZWARTE bedrading een spanning heeft van 7,5 volt. Let op! Massa en min op de accu zijn bij een auto in elektrisch opzicht hetzelfde. DEFA ADVIES: De FLUKE 112 is een goede multimeter bij het inbouwen van alarmsystemen. 7,50 1. V 3. V ORANJE/ZWART 2. COM 5. 4. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  23. Elektro – multimeter, meten van spanning (volt) Als we de multimeter verbinden met het portiercircuit dat we eerder hebben bekeken, dan kunnen we de exacte spanning in de bedrading aflezen, zowel bij geopend als gesloten portier: Druk op de rechter muisknop om het linker voorportier te openen. 5,00 0,00 INDICATOR OPEN PORTIER 2 1 PORTIERSCHAKELAAR LINKS VOOR 1 2 3 REGELEENHEID PORTIERSCHAKELAAR RECHTS VOOR 4 EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  24. Elektro – multimeter, meten van stroom (ampère) • Meten van stroom (ampère) met een multimeter: • 1. Trek de zekering uit de zekeinghouder. • 2. Sluit de zwarte meetpen aan op aansluiting COM van de multimeter. • 3. Sluit de rode meetpen aan op aansluiting A van de multimeter. • 4. Draai de instelknop naar het symbool voor gelijkstroom.U ziet nu A en DC op het display staan (Fluke 112). • 5. Verbind de zwarte meetpen met punt dat naar de alarmunit gaat). • Verbind de rode meetpen met de met het deel dat vanaf de accu komt. • Door de meetpennen 5 en 6 om te wisselen, loopt de stroom • in tegengestelde richting door de multimeter en zouden we • min 20 mA hebben gemeten. • We kunnen zien dat de alarmunit 0,020 A of 20 mA gebruikt. 0,020 4. A ROOD 3. A 5. 2. COM 6. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  25. Elektro – Ingangs- en uitgangssignalen Wat bedoelen we in de elektronica met ingangs- en uitgangssignalen? EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  26. Elektro – Ingangs- en uitgangssignalen Je hoort in de elektronica vaak over de begrippen ingangssignaal en uitgangssignaal. Wat is het verschil? Voor een huis is het heel normaal dat er deuren zijn waardoor je naar binnen en naar buiten kunt. De keukendeur is voor de keuken zowel een uitgang als een ingang. In een groot winkelcentrum ziet u vaak dat er één toegangsdeur is en één uitgangsdeur. U kunt niet naar buiten via de deur waardoor u net naar binnen bent gekomen en omgekeerd. Bij ingangs- en uitgangssignalen is het precies hetzelfde. Eén draad wordt gebruikt om signalen naar een elektronische eenheid te versturen (ingangssignaal) en een andere draad om vanaf de eenheid signalen te versturen (uitgangssignaal). Als we bij de alarmunit beginnen en ons voorstellen dat het alarmsysteem geactiveerd wordt wanneer er een portier wordt geopend, dan zal de portierschakelaar een signaal naar de unit versturen. Wanneer de unit een signaal ontvangt van de portierschakelaar dat het portier net geopend is, dan verstuurt de unit signalen uit naar de sirenes en de lampjes zodat deze respectievelijk geluid maken en knipperen. De draden die gebruikt worden voor de signalen naar de unit vormen de ingangen van de unit. De draden die de unit gebruikt om signalen te versturen, vormen de uitgangen van de unit. Wanneer we de alarmunit gebruiken om de centrale vergrendeling te bedienen, dan vormen de draden van de unit die gebruikt worden om signalen te versturen naar de servo's van de centrale vergrendeling de uitgangen van de unit. Voorbeelden van ingangs- en uitgangssignalen. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  27. Signalen – hoog/laag Wat bedoelen we met hoge en lage signalen? Waar ligt de grens tussen hoge en lage signalen? Is er een grens? EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  28. Hoge en lage signalen In de elektronica wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen HOGE en LAGE signalen. Wat is een HOOG signaal en wat is een LAAG signaal? Wanneer we een signaaldraad gebruiken om bijvoorbeeld de spanning te meten van de portierschakelaar naar de regeleenheid in een auto, dan wisselt de waarde tussen twee spanningen. Eén spanning wanneer het portier gesloten is en één spanning wanneer het portier geopend is. Tussen welke twee spanningen gewisseld wordt, verschilt per systeem. In gevallen waar de spanningswaarde onbelangrijk is, is het handiger om de hoogste waarde als HOOG te beschouwen en de laagste waarde als LAAG. Als we kijken naar de portierschakelaar in het schema, dan zien we dat de waarde HOOG (5 V) wordt wanneer het portier gesloten wordt en LAAG (0 V) wanneer het portier geopend wordt. PORTIER GESLOTEN PORTIER GEOPEND REGEL-EENHEID PORTIERSCHAKELAAR RV A 5 V 0 V EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  29. Signalen – analoog/digitaal Wat is het verschil tussen analoge en digitale signalen? EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  30. Draden met meer dan één functie (BUS) Een analoge signaaldraad kan, kortgezegd, alleen gebruikt worden voor één of twee signalen: het portier is gesloten: (5 V), het portier is geopend (0 V). Een digitale signaaldraad kan verschillende signalen versturen. Wanneer we een digitale signaaldraad met behulp van een oscilloscoop doormeten, dan zien we een eindeloos lange reeks pulsen. Elke puls heeft een unieke betekenis. Eén puls kan u bijvoorbeeld vertellen of een portier geopend of gesloten is. In afbeelding 1 zien we een analoog systeem: Beide portieren beschikken over een eigen draad. Als het signaal van één draad 'hoog' is, is het portier gesloten. Als het signaal van de andere draad 'hoog' is, is het andere portier ook gesloten. Als de signalen van de draden 'laag' zijn, zijn de portieren geopend. In afbeelding 2 zien we dezelfde portieren in een digitaal systeem. Vanaf de schakelaars naar de eerste regeleenheid zijn de signalen nog steeds analoog, net als in afbeelding 1. Tussen de regeleenheden zijn ze digitaal. De portiersignalen in de digitale signaaldraad tussen de regeleenheden kunnen er bijvoorbeeld als volgt uitzien: Puls B geeft aan welk portier het betreft: Puls B = hoog = linker voorportier. Puls B = laag = rechter voorportier. Puls C geeft aan of het portier gesloten of geopend is. Puls C = laag = portier geopend. Puls C = hoog = portier gesloten. Als puls B laag is terwijl puls C hoog is, wat weten we dan? Als het signaal van een draad 50 Kbit/s is, betekent dit dat er 50.000 pulsen per seconde door de draad bewegen. K = kilo = 1.000 Bit = een puls. 1 ) A 5 V PORTIERSCHAKELAAR LV 0 V REGEL-EENHEID PORTIERSCHAKELAAR RV 2 ) A C B 5 V 4,00 V 0 V REGEL-EENHEID (CAN) POR-TIER LV 1,75 V HOOFD-REGEL-EENHEID (CAN) PORTIERSCHAKELAAR LV A B C 5 V 4,00 V 0 V 1,75 V REGEL-EENHEID (CAN) POR-TIER RV PORTIERSCHAKELAAR RV EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  31. Elektro – CAN-BUS Heel veel auto's zijn tegenwoordig uitgerust met een CAN-bussysteem. We zullen de verschillende types eens gaan bekijken. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  32. CAN-BUS Een draad waardoor digitale signalen zich verplaatsen wordt vaak een BUS genoemd. Dergelijke digitale signaaldraden moeten aan de uiteinden over een soort elektronische doos beschikken, een doos die weet wat de pulsen betekenen. Er zijn verschillende types digitale systemen. Om de verschillende systemen van elkaar te kunnen onderscheiden, hebben ze allemaal een andere naam. Het meestgebruikte BUS-systeem in een auto heet het Controller Area Network (CAN). Waarom een CAN-BUS? Een van de voordelen van digitale signalen ten opzichte van analoge signalen is dat er aanzienlijk minder draden (lijnen) nodig zijn in een auto, in vergelijking met het aantal functies waarover de auto beschikt. Anders gezegd: Als de signalen helemaal via analoge signaaldraden zouden moeten lopen, dan zouden er onnodige analoge signaaldraden bestaan in een auto vol met apparatuur en functies. Verschillende analoge signaaldraden kunnen bovendien compleet verdwijnen wanneer het bedieningspaneel, enz. wordt gekoppeld aan een regeleenheid. Auto A) is analoog en zonder CAN-BUS (geen digitale signalen). Zoals we kunnen zien, moeten er door de hele auto analoge signaaldraden worden getrokken naar de regeleenheid. Auto B) beschikt over een CAN-BUS (digitale signalen). Deze auto heeft dezelfde analoge signalen als auto A), maar deze gaan alleen naar de dichtstbijzijnde regeleenheid. De regeleenheden communiceren langs digitale weg met elkaar. Deze communicatie kan in theorie via slechts één draad plaatsvinden, maar vaak worden er twee draden gebruikt. Hier: ORANJE/GROEN en ORANJE/BRUIN. BUS-draden zijn vaak in elkaar gedraaid (getwist). SERVO CENTRALE VERGRENDELING LINKER VOORPORTIER SERVO CENTRALE VERGRENDELING LINKER VOORPORTIER B) A) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  33. CAN-BUS Hier hebben we het linker voorportier in tweeën gedeeld. Beide auto's beschikken over dezelfde uitrusting. Door een regeleenheid in het portier te plaatsen, zien we dat bij de auto met CAN alleen de CAN-draden getrokken hoeven te worden. Maar alle draden moeten getrokken worden bij de auto zonder CAN. (In werkelijkheid moet er ook 12 V en massa naar de regeleenheid in het portier gaan.) MET CAN Alle bovengenoemde draden leiden naar de CAN-module. Vanaf de CAN-module en het portier uit: +12V 1 draad Massa 1 draad CAN HIGH 1 draad CAN LOW 1 draad ---------------------------------------------------------------------------- Totaal: 4 draden ---------------------------------------------------------------------------- REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) ZONDER CAN Servo centrale vergrendeling: 2 draden Slotcilinder: 2 draden Portierschakelaar: 1 draad Richtingaanwijzer in spiegel: 1 draad Elektrisch bedienbare buitenspiegel LV, RV: 8 draden Elektrische ruitbediening LV, RV, LA, RA: 8 draden Schakelaar centrale vergrendeling: 2 draden ----------------------------------------------------------------------------- Totaal: 24 draden ----------------------------------------------------------------------------- REGEL-EENHEID EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  34. CAN-BUS De DVS90 is voorbereid voor en kan worden aangesloten op 3 verschillende BUS-systemen (alle van het CAN-type). Deze zijn: A) LOW SPEED CAN (weinig storingsgevoelig)(robuust). B) HIGH SPEED CAN C) ENKELE DRAAD Extra informatie: A) Het LOW SPEED CAN, ook wel het weinig storingsgevoelige of robuuste CAN-systeem genoemd, bestaat uit twee getwiste draden. Een draad wordt CAN High genoemd, de ander CAN Low. We kunnen het verschil zien door een oscilloscoop aan te sluiten. We zien dan dat het CAN H wisselt tussen 4,00 V en 1,75 V, terwijl het CAN L fluctueert tussen 3,25 V en 1,00 V. NB! Als het signaal in de draden constant 0 V en 12 V blijft, betekent dit dat de 'BUS' slaapt. U kunt de 'BUS' eenvoudig activeren door een functie in te schakelen, bv. het openen/sluiten van een portier, het indrukken van een toets op de afstandsbediening, enz. Deze 'BUS' werkt normaal gesproken niet met snelheden boven 125 Kb/s (125 kilobits per seconde). B) Het HIGH SPEED CAN bestaat ook uit twee getwiste draden. Deze draden worden ook CAN H en CAN L genoemd. Als we meten met een scoop, zien we dat CAN H wisselt tussen 2,5 V en 3,5 V terwijl CAN L wisselt tussen 2,5 V en 1,5 V. Deze 'BUS' kan maximaal 1 Mb/s aan, maar bij auto's wordt zelden meer dan 500 Kb/s gebruikt. C) ENKELE DRAAD, bestaat uit één draad. Het signaal wisselt tussen 1,75 V en 4 V. Normale snelheid: maximaal 50 Kb/s. AANTAL DRADEN TYPE CAN-BUS SCOOPBEELD CAN H 3,25 V CAN L: 1 V LOW SPEED A) 4,00 V CAN H: 1,75 V CAN L CAN H 2,5 V CAN L: 1,5 V HIGH SPEED B) 3,5 V CAN H: 2,5 V CAN L CAN ENKELE DRAAD C) CAN: EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  35. CAN-BUS De afbeelding op deze bladzijde is ruwweg dezelfde als die op de vorige bladzijde. Het scoopbeeld voor BUS A) en B) is het enige dat verschillend is. CAN H en CAN L worden hier in dezelfde afbeelding getoond. Dit is om aan te geven dat het uitgangssignaal naar CAN H en CAN L gelijktijdig optreedt, alleen in tegengestelde richting en op verschillend niveau's. Dit betekent dat alle pulsen twee keer verstuurd worden. Het Low Speed CAN is zo opgebouwd dat wanneer één draad doorgesneden wordt of kortsluiting maakt, het systeem blijft werken met slecht één draad. Dit is de reden waarom deze 'BUS' soms het weinig storingsgevoelige of robuuste CAN-systeem wordt genoemd. High Speed CAN is afhankelijk van beide draden om te kunnen werken. Let op! Zoals we kunnen zien, kan het type BUS niet worden vastgesteld aan de hand van de overdrachtssnelheid: Zowel High Speed als Low Speed CAN kan een snelheid van 125 Kb/s bereiken! Alle drie bussen kunnen in theorie werken met een snelheid van 50 Kb/s. We kunnen de snelheid van de BUS meten door de breedte van het smalste pulssignaal te meten. De formule voor de overdrachtssnelheid is: Snelheid = 1/tijd Bijvoorbeeld: 1/0,00002 = 50.000 (Zie scoopbeeld voor C) D.w.z. de snelheid is hier 50 Kb/s AANTAL DRADEN TYPE CAN-BUS SCOOPBEELD 4 V CAN H 3 V CAN H: LOW SPEED A) 2 V CAN L: 1 V CAN L 0 V 4 V CAN H 3 V CAN H: HIGH SPEED B) 2 V CAN L: 1 V CAN L 0 V CAN ENKELE DRAAD C) CAN: Lengte van de puls = 20 µs of 0,00002 seconden EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  36. CAN-BUS Hier kunnen we zien dat de DVS90 verbonden is met de CAN-bedrading van de auto. ORANJE/GROEN (P5.1) staat voor CAN H en ORANJE/BRUIN (P5.2) voor CAN L. REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) P5.1 ORANJE/GROEN, CAN HIGH REGEL-EENHEID (CAN) REGEL-EENHEID (CAN) P5.2 ORANJE/BRUIN, CAN LOW REGEL-EENHEID (CAN) 3,25 V CAN LOW: 1,00 V 4 V CAN HIGH: 1,75 V EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  37. Montage – voorbereidingen voor montage Gereedschappen en veiligheidsprocedures. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  38. Montage – voorbereidingen voor montage De werkplaats is altijd verantwoordelijk voor het volgen van alle noodzakelijke veiligheidsprocedures bij het monteren van alarmsystemen. Bepaalde veiligheidsprotocollen moeten opgevolgd worden bij werkzaamheden in en rondom de motorruimte. Onderstaand worden een paar essentiële eisen getoond waaraan de inbouwer moet voldoen. Dit ontslaat hem echter niet van de verantwoordelijkheid om andere maatregelen te treffen die bijdragen aan een veilige montage. Plaats de auto bij montage- en testwerkzaamheden op een horizontale ondergrond, trek de parkeerrem aan en zet de versnellingspook in de vrijstand. Kies stand P bij auto's met een automatische transmissie. Neem de minpool los van de accu voorafgaand aan de montage. Wanneer de minpool niet kan worden losgenomen, moeten de elektrische onderdelen waaraan gewerkt wordt spanningsloos worden gemaakt. Volg de instructies van de voertuigfabrikant op voordat de accu wordt losgenomen. Dit heeft betrekking op uitrusting als de airbag of de veiligheidscode van de radio. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  39. Montage – voorbereidingen voor montage Gebruik het juiste gereedschap voor een juiste montage volgens de voorschriften. Volg deze twee stappen om de aansluiting op de bedrading van de auto tot stand te brengen: 1. Knip de originele bedrading van de auto door en sluit de alarmbedrading aan met behulp van kabelschoentjes die met een kabelschoentang worden aangeknepen. 2. Het beste resultaat wordt bereikt door de verbindingen te solderen. Zorg er altijd voor dat de verbindingen goed geïsoleerd zijn. Maak gebruik van krimpkousen of tape. Gebruik geen aansluitmateriaal dat 'stroom laat weglekken'. Het gebruik van materiaal dat 'stroom laat weglekken' is niet volgens de voorschriften en daarom natuurlijk niet toegestaan. Let op! Gebruik geen 'oude', vertrouwde testlampjes vanwege de fijngevoelige elektronica in moderne auto's. Om alarmsystemen in te bouwen hebt u het volgende nodig: - Multimeter. - Soldeerbout. - Extractiegereedschap nr. 1. DEFA art.nr.: - Extractiegereedschap nr. 2. DEFA art.nr.: - Draadstripper. - Kabelschoentang. - Kabelschoentjes/aansluitmateriaal (geïsoleerd). EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  40. DEFA Security – DVS90 De onderdelen EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  41. DEFA Security – DVS90 De DVS90 kan analoge en digitale signalen van het type CAN lezen. Hij beschikt over een ingebouwde ontvanger voor DEFA handzenders. Het systeem werkt zowel op 12 volt als op 24 volt. DEFA ontwikkelt software die geschikt is voor alle automodellen. Hierdoor kan het systeem in de meeste auto's worden ingebouwd. Het werkt identiek aan ieder ander origineel alarmsysteem. Degenen die de vorige generatie alarmsystemen kennen, herinneren zich deze varianten waarschijnlijk wel: 400, 800, CAN, High Speed CAN en PSA-CAN. Zie de DVS90 als al deze varianten ondergebracht in slechts één unit. Standaard bestaat de DVS90 uit de volgende hoofdonderdelen: 2. 3. 1. 4. 1. Centrale verwerkingsunit. 2. Ruitmodule. 3. Sirene. 4. Kaart met pincode. 5. Motorkapschakelaar met zelftapschroef. 6. Gebruiksaanwijzing. 6. 5. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  42. DEFA Security – DVS90 In de doos treffen we verder nog aan: 1. P1-bedrading. 2. P2-bedrading. 3. P4-bedrading. 4. P5-bedrading. 5. Klittenband. 6. Zelftapschroeven voor sirene. 7. Zekering en zekeringhouder. 8. Beschermkapje voor motorkapschakelaar. 9. Losse stekker voor sirene. 2. 3. 4. 1. 5. 6. 9. 8. 7. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  43. DEFA Security – DVS90 Het alarmsysteem kan uitgebreid worden met: • 1. Hellingshoeksensor. • 2. Bewegingssensor. • 3. Splitter, noodzakelijk om zowel de hellingshoeksensor als de bewegingssensor op dezelfde alarmunit aan te sluiten. • 4. Het is mogelijk om een DEFA-afstandsbediening te gebruiken wanneer de auto niet standaard hierover beschikt. 2. 1. 3. 4. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  44. Alarmfuncties –DVS90 Hier ziet u de lijst met alarmfuncties. 1. Waarschuwings-led. 2. Alarmsignalering via richtingaanwijzers. 3. Alarmsignalering via sirene. 4. Back-upsirene (batterij). 5. Ingebouwde startonderbreker, 1-circuit. 6. Ruitbreuksensor, met Watchdog-functie. 7. Microgolfsensor voor interieurbewaking. 8. Hellingshoeksensor, met Watchdog-functie. Het alarm gaat af wanneer de auto gesleept of opgetild wordt. 9. Beveiligen van portieren, motorkap en achterklep door middel van aparte circuits. 10. Beveiligen van extra uitrusting zoals radio, extra verlichting enz. 11. Beveiligen van het ontstekingssignaal. 12. Alternatief: nooduitschakeling via afstandsbediening. 13. Z.g. 'rolling code' op de afstandsbediening, diefstalbeveiliging. 14. Omzetten van een digitaal ontstekingssignaal naar een analoog ontstekingssignaal. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  45. Aan de slag De downloads in dit hoofdstuk zijn nodig om een pc te kunnen gebruiken voor het programmeren van het DVS90-alarmsysteem. De in dit hoofdstuk getoonde downloads hoeven SLECHTS eenmalig per pc te worden uitgevoerd. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  46. Aan de slag De alarmunit wordt zonder software geleverd en kan daarom niet gebruikt worden voordat deze geprogrammeerd is met de specifieke software voor de auto waarin het alarmsysteem gemonteerd wordt. Om aan de slag te kunnen hebben we het volgende nodig: 1. Een pc. 2. Het programma DEFA Express. 3. Een USB-kabel (wordt aangesloten tussen de pc en de alarmunit bij het programmeren van de unit). 4. Een alarmsysteem (DEFA DVS90). 2. DEFA Express 1. pc Let op! DEFA Express wordt gedownload van internet. 4. Alarmunit 3. USB-kabel USB-aansluiting (P8) EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  47. Aan de slag – downloaden van DEFA Express naar uw pc Download DEFA Express naar de pc die u wilt gebruiken bij het inbouwen van alarmsystemen. - De pc moet over een internetaansluiting beschikken. - De pc moet ook een USB-aansluiting hebben. 1. Voor het downloaden van DEFA Express moet de computer met internet zijn verbonden. 2. Klik op de onderstaande link om DEFA Express te downloaden: 9. Klik met de linker muisknop op ”Next” 6. Klik met de linker muisknop op ”I Agree” 3. Klik met de linker muisknop op ”Run” http://download.defa.com/DE_setup.exe 3. U ziet nu het venster dat hier linksboven wordt getoond op het scherm van uw pc. Klik met de linker muisknop op ”Run”. Het bovenste venster in het midden verschijnt nu op het scherm. 4. Klik met de linker muisknop op ”Run”. Het volgende venster verschijnt. 5. Druk met de linker muisknop op ”Next”. Ga verder totdat u 11. DEFA Express op het scherm ziet staan. DEFA Express is nu op uw computer geïnstalleerd. Voordat u de internetverbinding verbreekt, moet u ook nog de autospecifieke software en montage-instructies downloaden (zie volgende bladzijde). 4. Klik met de linker muisknop op ”Run” 10. Klik met de linker muisknop op ”Finish” 7. Klik met de linker muisknop op ”Next” 8. Klik met de linker muisknop op ”Install” 5. Klik met de linker muisknop op ”Next” 11. DEFA Express EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  48. Aan de slag – downloaden van autospecifieke software en bedradingsschema's Zo downloadt u alle autospecifieke montage-instructies samen met alle autospecifieke software voor de DVS90: 1. Uw pc moet verbonden zijn met internet. 2. Klik met de linker muisknop op: Check for Updates. 3. Klik met de linker muisknop op: Update. 4. Wacht terwijl het programma de bestanden downloadt, dit duurt enkele minuten. 5. Het downloaden is voltooid wanneer het hoofdmenu van DEFA Express op het scherm verschijnt. U beschikt nu over alle noodzakelijke gegevens om de DVS90 met uw pc te kunnen programmeren: software en montage-instructies voor alle auto's die binnen het DEFA-programma vallen. Er verschijnen voortdurend nieuwe modellen auto's op de markt en daarom is DEFA continu bezig toepassingen voor deze modellen te ontwikkelen. Het is om die reden verstandig om zo nu en dan op de knop ”Check for Updates” te klikken. Zo wordt u op de hoogte gehouden over nieuwe ontwikkelingen en upgrades van DEFA. (Let erop dat u hierbij verbinding maakt met internet.) Sluit DEFA Express af door op het rode kruisje te klikken in de rechter bovenhoek. 2. Klik op de knop ”Check for Updates” 3. Klik op ”Update” 4. Wacht terwijl het programma de bestanden downloadt. 5. Downloaden bijna voltooid. (Hoofdmenu DEFA Express) EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

  49. Programmeren – DEFA Express DEFA Express is het programmeergereedschap voor de DEFA DVS90. In dit hoofdstuk wordt het DEFA Express-programma beschreven. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EINDE

  50. Programmeren – DEFA Express 1. Sluit de alarmunit met behulp van de USB-kabel aan op de pc. (U vindt de USB-aansluiting aan de achterkant of aan de zijkant van de pc.) 2. Open DEFA-Express door te dubbelklikken op de snelkoppeling op het bureaublad. Vervolg op de volgende bladzijde ... 1. 2. EERSTE BLADZIJDE HOOFDMENU EERSTE PAGINA VAN DIT HOOFDSTUK EINDE

More Related