1 / 8

Tijd en opbouw: Verteltijd: D e tijd die nodig is om het verhaal te lezen; uitgedrukt in blz. Ve rtelde tijd: D e tijd d

Tijd en opbouw: Verteltijd: D e tijd die nodig is om het verhaal te lezen; uitgedrukt in blz. Ve rtelde tijd: D e tijd die in het verhaal verstrijkt. Pa noramisch vertellen: (telling/samenvattend)

pekelo
Télécharger la présentation

Tijd en opbouw: Verteltijd: D e tijd die nodig is om het verhaal te lezen; uitgedrukt in blz. Ve rtelde tijd: D e tijd d

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Tijd en opbouw: Verteltijd: De tijd die nodig is om het verhaal te lezen; uitgedrukt in blz. Vertelde tijd: De tijd die in het verhaal verstrijkt. Panoramisch vertellen: (telling/samenvattend) Afstandelijk en beschrijvend vertellen: alsof de verteller de gebeurtenissen van een afstandje bekijkt en erover vertelt. Scenisch vertellen: (showing) Gedetailleerd vertellen (verteltijd en vertelde tijd vallen nagenoeg samen)

  2. Verteltempo Versnelling: Wanneer de verteltijd korter is dan de vertelde tijd. Vertraging: Wanneer de verteltijd langer is dan de vertelde tijd. Tijdverdichting: Een bepaalde hoeveelheid tijd wordt samengevat door bijvoorbeeld: twee dagen later, de volgende dag enz. Tijdsprong: Wanneer er tijd wordt overgeslagen (zonder dat dit benoemd wordt.)

  3. Continuvertelling: Wanneer het verhaal zonder al te veel tijdsprongen of tijdverdichting wordt verteld. (aaneengesloten qua tijd) Fragmentarische vertelling: Wanneer het verhaal met veel tijdsprongen en tijdverdichting verteld wordt. (in stukjes (fragmenten))

  4. Volgorde en tijd: Chronologische volgorde: Op tijdsvolgorde. Niet-chronologische volgorde: Willekeurige volgorde. Flashback: Gedetailleerde terugblik in het verhaal. kenmerken: - onderbreekt de verhaallijn; (verhaal wordt stopgezet) - gedetailleerd en uitgebreid; (de gebeurtenis uit het verleden wordt letterlijk herbeleefd.)

  5. Terugverwijzing: Korte beschrijvende terugblik. Kenmerken: - vertellend en beschrijvend; (niet gedetailleerd, maar oppervlakkig) - de verhaallijn loopt gewoon door; (wordt niet onderbroken) Vooruitwijzing: Suggesties over wat er later (vooruit) in het verhaal gebeurt.

  6. Tijdperspectief Vision avec: (belevend vertellen) De verteller vertelt in de tegenwoordige tijd. Hij vertelt met de gebeurtenissen mee. (Hij weet net zo veel als de lezer.) Vision par derriere: (achteraf vertellen) De verteller heeft de gebeurtenissen al meegemaakt en vertelt in de verleden tijd.

  7. Verhaalopbouw: begin -> ontstaan probleem -> meer moeilijkheden -> dieptepunt -> langzame verbetering -> slot. Ab ovo: inleidend begin. In medias res: begin midden in de eerste gebeurtenis. Post rem: begin bij de laatste gebeurtenis. Motorisch moment: De gebeurtenis die het verhaal in gang zet. (denk aan: bij detectives: de moord.)

  8. Gesloten einde: Alle open plekken zijn ingevuld en het verhaal heeft een duidelijk einde. Open einde: Niet alle open plekken zijn ingevuld: de lezer heeft nog veel vragen. Cliffhanger: Wanneer het verhaal stopt in een spannende gebeurtenis. Cyclische opbouw: Het verhaal eindigt op dezelfde manier als dat het begon.

More Related