1 / 156

Economie voor 10 vwo

Economie voor 10 vwo. Opdracht. In tweetallen Knip de 10 items uit. Plak de items op een blad in een cirkel

sally
Télécharger la présentation

Economie voor 10 vwo

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Economie voor 10 vwo

  2. Opdracht • In tweetallen • Knip de 10 items uit. • Plak de items op een blad in een cirkel • Geef nu de relaties aan tussen de 10 items door een pijl te trekken tussen de items en daarbij de schrijven wat de relatie is (de een is b.v een gevolg/oorzaak van de ander, de een is een verschijnsel van het ander) • Lever het blad in bij mij

  3. Planning • Dit jaar drie lesbrieven: Levensloop, Monetaire Zaken en Arbeidsmarkt. • Elke lesbrief: twee toetsen • Elke lesbrief wordt afgesloten met SE

  4. Werkwijze Elke les: korte uitleg op smartbord Powerpoints op vakportaal economie Daarna stof verwerken in: Groepen Individueel of in tweetallen Computerlokaal

  5. Regels Als je iets wilt vragen/zeggen, steek je vinger op. Alleen mobiele telefoons gebruiken met mijn toestemming. Niet door de klas lopen Niet eten in de klas (drinken mag wel) In tweetallen naast elkaar zitten (dus niet met drie of vier)

  6. Spanje Ibiza

  7. Opdracht 1 Beantwoord de volgende vragen Schrijf ze op een blaadje Zet je naam op het blaadje Lever blaadje in aan einde van de les. 5 minuten

  8. Vragen Ben je op vakantie geweest? Met wie ben je op vakantie geweest (ouders, vrienden) Waar ben je op vakantie geweest? Het is crisis: gaan Nederlanders volgens jou daardoor minder op vakantie? Het is crisis: geven Nederlanders daardoor minder uit als ze op vakantie gaan?

  9. Opdracht 2 Lees de uitgedeelde tekst en beantwoord de vier vragen Beantwoord de vragen eerst zelf Ga daarna – als je buurman ook klaar is – de vragen met elkaar vergelijken. Verbeter indien nodig je antwoord. Tot slot bespreken we de antwoorden klassikaal

  10. Hoofdstuk 1: kiezen • Economie gaat over kiezen uit alternatieven • Waarom kiezen we iets?????

  11. Kiezen • Je moet kiezen omdat producten schaars zijn (par. 2) • Bij het kiezen hou je rekening met opofferingskosten (par. 2) • Bij het kiezen hou je rekening met je budget (par. 3) • Bij het kiezen hou je rekening met de ander (par. 4)

  12. 1. Kiezen en schaarste • Schaarste in economie wil zeggen dat er inspanning moet worden geleverd of kosten moeten worden gemaakt om het maken. • Daarom kosten schaarse goederen meestal geld • En omdat iets geld kost, moet je kiezen. Je hebt niet genoeg geld om alles te kopen wat je wilt.

  13. 1. Kiezen en schaarste • Vrije goederen: goederen waarvoor geen inspanningen gedaan moeten worden of kosten moeten worden gemaakt om ze te maken

  14. 2. Opofferingskosten • Als je kiest hou je rekening met opofferings kosten. Wat offer ik op als ik iets kies en is het me dat waard. • Opofferingskosten zijn de opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief. • Als je iets kiest zijn de opofferingskosten lager dan de opbrengsten van hetgeen je kiest

  15. 2. Opofferingskosten • Voorbeeld. Ik heb de keuze uit drie alternatieven: • Werken bij AH: levert € 3 per uur op • Oppassen: levert € 5 per uur op • Opa helpen in de tuin, levert € 4 op en een goed gevoel • Waarschijnlijk kies je voor oppassen. De opofferingskosten zijn dan € 4 en een goed gevoel.

  16. 1.3 Budgetlijn • Wat je kiest is afhankelijk van je budget • Budget: hoeveel geld heb ik ter beschikking • Als ik minder budget heb, kan ik minder kopen • Als je de keuze hebt uit twee producten, kun je een budgetvergelijking en een budgetlijn tekenen

  17. 1.3 Budgetlijn • Als je de keuze hebt uit twee producten, kun je een budgetvergelijking en een budgetlijn tekenen • 100 = 1a + 2,5b • 100 = budget • a = blikje cola en b = broodje kaas • 1 = prijs blikje cola en 2,5 is prijs broodje gezond

  18. 1.3 budgetlijn • Teken deze budgetlijn (zet a op de Xas) • Wat gebeurt er met de budgetlijn als: • Je budget verdubbelt (prijzen blijven gelijk0 • De prijs van cola verdubbelt (budget en prijs broodje gezond blijft gelijk)

  19. 1.4 andermans keuze • Filmpje: golden balls: 100.000 split orsteal

  20. 1.4 Split orsteal

  21. 1.4 Een Bounty of niet

  22. Welke keuze wordt er gemaakt • Waarschijnlijk kiezen ze allebei voor niet delen omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen en elkaar niet vertrouwen. Immers als Daan voor delen kiest, kan het zomaar zijn dat Ischa voor niet delen kiest en Daan dus met lege handen staat • De meest waarschijnlijke keuze noemen wee de dominante strategie. (in dit geval niet delen dus)

  23. Welke keuze wordt er gemaakt • Maar als ze allebei kiezen voor niet delen, dan krijgen ze allebei niets. • Dus als beiden voor het eigen belang gaan, dan krijgen ze allebei niets.

  24. Welke keuze wordt er gemaakt • Als Daan toch voor delen kiest en Ischa voor niet delen, dan krijgt Daan niets en Ischa de hele Bounty. • Ischa noemen we dan een free rider; hij profiteert van het goede gedrag van Daan. Hij vertoont liftersgedrag.

  25. Prisonersdilemma • We noem dit spel een prisonersdilemma omdat er • Twee partijen zijn die niet van elkaar weten welke keuze ze maken • Twee partijen zijn die elkaar niet vertrouwen • Elke partij gaat voor het eigen belang. • Een resultaat ontstaat dat ongunstig is voor beiden

  26. Niet altijd de slechte uitkomst • Het dilemma hoeft niet altijd tot een slecht resultaat te leiden. Je kunt het voorkomen; • Door bindende afspraken te maken. Twee partijen spreken af samen te werken omdat niet samenwerken tot straf leidt. De twee criminelen zijn bang gedood te worden, de twee zussen krijgen geen zakgeld. • Bij herhaling van het spel. De ene partij kiest niet voor de dominante strategie maar kiest voor samenwerking

  27. Gevangenendilemma

  28. Gevangenen • Maken de afspraak beiden te zwijgen, maar dit wordt pas een bindende afspraak als ze weten dat ze worden vermoord door de ander (of zijn handlanger) als ze bekennen

  29. Opruimen

  30. Bindende afspraken • Evenwicht: ze ruimen beiden niet op • Beiden wel opruimen is beter, maar hoe komen ze daar: • Ze beloven allebei op te ruimen en ouders dreigen met straf als ze dat niet doen (ze hebben dus een bindende afspraak) • Titfortat: Tara ruimt wel op en start dus met samenwerken in de hoop dat Sofie volgt. Als Sofie niet volgt, dan stop Tara ook met opruimen. Dit kan alleen als het dilemma wordt herhaald.

  31. Liftersgedrag • Als Tara wel opruimt en Sofie niet dan vertoont Sofie liftersgedrag. Sofie profiteert van goede gedrag van Tara. • Liftersgedrag noemen we ook wel free-ridergedrag

  32. Opdracht

  33. Spor en Oldi • Spor en Oldi zijn twee supermarkten die erover denken reclame te gaan maken. • Ze maken nu beiden 100 winst en als ze beiden reclame gaan maken blijft hun omzet gelijk, maar nemen de kosten toe met 10

  34. Spor en Oldi • Wat is de dominante strategie van Spor • Wat is de dominante strategie van Oldi • Wanneer is spor een free rider • Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma • Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen

  35. Spor en Oldi • Wat is de dominante strategie van Spor: • reclame maken • Wat is de dominante strategie van Oldi: • reclame maken • Wanneer is spor een free rider: • als Spor reclame maakt en Oldi niet

  36. Spor en Oldi • Waarom is hier sprake van een prisonnersdilemma: • omdat ze niet weten van elkaar wat ze doen • Ze kiezen voor eigen belang • Het eindresultaat niet optimaal is • Hoe kunnen Spor en Oldi hun probleem oplossen. - Bindende afspraken maken. Afspreken dat ze beiden geen reclame maken

  37. Prisonerdilemma • Prisonersdilemma met meerdere partijen: veelpersoonsdilemma. • Er wordt een feestje georganiseerd en iedereen neemt op vrijwillige basis eten en drinken mee. • De verleiding is groot om niets of weinig mee te nemen, maar als iedereen dat doet, dan heb je geen feestje • Degene die niets meeneemt is een free rider. Hij profiteert van het goede gedrag van anderen

  38. Prisonersdilemma • Oplossen? • Je komt pas binnen als je iets meeneemt. • Je krijgt een slechte naam, er wordt over je gepraat. • Je wordt niet meer uitgenodigd.

  39. Prinsjesdag • 3e dinsdag van september • Wat leest de koning voor? • Wat staat daar in? • Wat biedt de minister van Financien aan? • Hoe noemen we de 3e dinsdag in september?

  40. Prinsjesdag • Filmpje:www.rijksoverheid.nl/onderwerpen prinsjesdag • Lees het krantenartikel. • Wat merken jullie hiervan? • Wat bedoelen we met een daling van de koopkracht?

  41. Prinsjesdag • Je ouders gaan in koopkracht achteruit • Alles wordt duurder (accijns gaan omhoog) • Kinderbijslag wordt minder • Je buurman is werkeloos

  42. Vandaag • Uitslag quizzzzzzzz • Inkomensverdeling • Kort filmpje • Uitleg • Opdracht in tweetallen.

  43. H.2 Inkomensverdeling en Lorenzcurve • Lorenzcurve laat inkomensverdeling in een land of in een groep zien. • Lorenzcurve geeft aan of inkomensverdeling gelijk of ongelijk is. • Op de x-as percentage van de bevolking • Op de Y- as percentage van de bevolking

  44. Voorbeeld lorenzcurve

  45. Lorenzcurve

  46. H.2 Gini index • Om de ongelijkheid te meten wordt gebruikgemaakt van de Gini-index, waarbij een index van 0 gelijk staat aan volkomen gelijkheid en 100 aan volkomen ongelijkheid. De meeste West-Europese landen hebben een zeer lage Gini-index vanwege hun hoge inkomstenbelasting

  47. Inkomensverdeling en Lorenzcurve • Naarmate de inkomensverdeling gelijker wordt (=nivellering), komt de Lorenzcurve meer naar het midden ( de diagonale lijn)’. • Huiswerk voor volgende week donderdag: 2.7 t/m 2.11

  48. Opgaven • t/m opgave 2.6

  49. 2.6 Ruilen over de tijd • Sparen: ik consumeer niet nu, maar later. De ruil (geld voor goederen) wordt uitgesteld • Lenen: ik consumptie in de toekomst wordt vervangen door consumptie nu. De ruil wordt vervroegd.

  50. 2.6 Ruilen over de tijd • Bij lenen en sparen komen de opofferingskosten weer aan de orde. • Opofferingskosten in de vorm van tijd (nu of later) en geld (rente)

More Related