1 / 15

Woordenschat les 1.5

Woordenschat les 1.5. d e apotheek. de camera. h et bedrijf. hetzelfde. h et product. d e machine. Thema werken De woorden die je vandaag leert:. d e bezoeker. kosten. h et huiswerk. d e fabriek. de supermarkt. de telefoon. Thema werken: werken in de supermarkt.

Télécharger la présentation

Woordenschat les 1.5

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Woordenschat les 1.5 de apotheek de camera het bedrijf hetzelfde het product de machine Thema werken De woorden die je vandaag leert: de bezoeker kosten het huiswerk de fabriek de supermarkt de telefoon

  2. Thema werken: werken in de supermarkt In de supermarkt koop je producten. Deze producten worden in de fabriek gemaakt.

  3. Het huiswerk Schoolwerk dat je thuis doet.

  4. De fabriek Een groot gebouw met machines. Hier worden producten gemaakt.

  5. De machine Een apparaat om producten te maken. Dit werkt vaak sneller en beter dan wanneer mensen het product maken.

  6. Het product In de fabriek op de praatplaat wordt cola gemaakt. Cola is een ……. Wat wordt er gemaakt in een autofabriek? En in een schoenenfabriek?

  7. De telefoon Een apparaat waarmee je over een afstand met iemand kunt praten.

  8. De apotheek In een supermarkt kun je geen medicijnen kopen. Hoe noem je een winkel waar je medicijnen kunt kopen?

  9. Het bedrijf Een plaats waar iets gemaakt of gedaan wordt om geld te verdienen. Voorbeelden zijn: supermarkten en fabrieken.

  10. De bezoeker Iemand die ergens naartoe gaat.

  11. De camera Dit apparaat maakt films in de supermarkt om te kijken bezoekers niet stelen.

  12. De oplossing Een antwoord op een vraag of probleem noem je een ……… ?

  13. hetzelfde De colaflesjes lijken precies op elkaar. Ze zijn …………?

  14. kosten Wat je in de supermarkt betaalt voor iets. De pakken melk kosten hetzelfde.

  15. De supermarkt Een winkel waar je producten kunt kopen. De producten pak je zelf en je doet ze in een mandje of in een winkelwagen.

More Related