240 likes | 438 Vues
Dia 1. Module 7: hoe je een pleitbezorger van je kind wordt. Dia 2. Essentieel element 7 en 8. Wees een pleitbezorger voor je kind. Bevorder en ondersteun traumaonderzoek en -behandeling voor je kind. Dia 3. Ken het team van jouw kind (groepsactiviteit). Dia 4. Werken als een team.
E N D
Dia 1 • Module 7: hoe je een pleitbezorger van je kind wordt
Dia 2 • Essentieel element 7 en 8 • Wees een pleitbezorger voor je kind. • Bevorder en ondersteun traumaonderzoek en -behandeling voor je kind.
Dia 3 • Ken het team van jouw kind (groepsactiviteit)
Dia 4 • Werken als een team • De teamleden die betrokken zijn bij het leven van jouw kind: • hebben een gezamenlijke verplichting naar het kind, om te zorgen voor veiligheid, bestendigheid en welzijn; • hebben gescheiden rollen en verantwoordelijkheden; • zijn op verschillende manieren aan het kind verbonden; • hebben niet allemaal evenveel kennis van trauma.
Dia 5 • Uitspraak • Rico: ‘Ik had het gevoel dat er met me gesold werd en wist niet wat er aan de hand was. Niemand legde me iets uit. Ik wist niet welke rechten ik had ... als ik die al had. Niemand vertelde me wat een pleeggezin inhield. Niemand vertelde me waarom ik bij mijn moeder was weggehaald. Ik wist dat er erge dingen gebeurden, maar niemand heeft het echt aan me uitgelegd.’
Dia 6 • Verdedig je kind • Help anderen te begrijpen welke invloed het trauma op het kind heeft. • Propageer het belang van psychische veiligheid. • Deel strategieën om het kind te helpen omgaan met overweldigende emoties en probleemgedrag.
Dia 7 • Verdedig je kind • Ondersteun positieve, stabiele en langdurige relaties in het leven van het kind. • Help anderen de krachten en veerkracht van het kind te waarderen. • Vecht voor de traumaspecifieke ondersteuning die het kind nodig heeft. • Weet wanneer jij zelf steun nodig hebt.
Dia 8 • Verdediging in actie (groepsactiviteit) • Help de teamleden te begrijpen: • wat traumatische stress bij kinderen is; • hoe het trauma jouw kind heeft beïnvloed; • welke krachten en veerkracht het kind heeft; • wat jouw kind nodig heeft.
Dia 9 • Omgaan met de biologische familie • Respecteer de verbinding die kinderen delen met hun ouders en andere biologische familieleden. • Wees voorbereid op botsende of zelfs vijandige eerste reacties van biologische ouders of andere familieleden. • Zet je ‘traumabril’ op als je praat met biologische ouders en andere familieleden.
Dia 10 • Uitspraak • Emma (biologische moeder): ‘Het is nu bijna elf jaar geleden dat mijn zoon thuiskwam. Een consistent ding voor mijn zoon en mij is de relatie met zijn pleegouders. Mijn zoon heeft vele nachten en weekenden bij ze doorgebracht en is vaak met ze op vakantie geweest. Ik kon hen weer helpen door op hun jongste dochter te passen. Het geeft me een goed gevoel te weten dat zij mij vertrouwen. Nu spelen wij een even grote rol in hun leven, als zij in dat van ons. Ik ben niet meer die boze, jaloerse en haatdragende vrouw. Ik ben iemand die kan waarderen dat haar zoon veel profijt heeft van de zorg van deze familie, die hem in huis heeft genomen en in hun hart heeft gesloten.’
Dia 11 • Denken over mijn kind (groepsactiviteit) • Wie zijn de drie belangrijkste mensen in het leven van je kind? • Hoe kunnen jullie meer effectief samenwerken om het kind te helpen? • Hoe kun je gebruik maken van je ‘traumabril’ om je manier van werken met andere teamleden of met de biologische ouders van het kind te veranderen?
Dia 12 • Pauze
Dia 13 • Je kind helpen herstellen • Weet wanneer je kind hulp nodig heeft. • Leer van traumaonderzoek. • Begrijp de basis van traumatherapie. • Stel vragen als je niet zeker weet of de therapie effect heeft.
Dia 14 • Wanneer je hulp moet zoeken • Als jij zelf overweldigd wordt. Of als je kind: • reacties laat zien die het leven op school of thuis verstoren; • praat over of doet aan dingen waarmee het zichzelf beschadigt (zoals krassen of snijden); • slecht in slaap kan komen, vaak ’s nachts wakker wordt of veelvuldig nachtmerries heeft; • regelmatig klaagt over fysieke problemen, maar medisch in orde is.
Dia 15 • Wanneer je hulp moet zoeken • Als het kind: • vraagt om met iemand over het trauma te praten; • herhaaldelijk praat over het trauma of in een deel ervan lijkt te blijven hangen; • geplaagd wordt door een schuldgevoel of zichzelf de schuld geeft van het trauma; • gevoelens van hulpeloosheid en hopeloosheid vertoont.
Dia 16 • Traumaonderzoek • Onderzoek naar het trauma is belangrijk voor ieder kind dat een traumatischegebeurtenis heeft ervaren. Onderzoek: • omvat het verzamelen van gegevens voor inzicht in de traumageschiedenis; • vraagt input van jou en anderen die het kind kennen; • ligt ten grondslag aan het behandelplan.
Dia 17 • Basis van traumatherapie • Een effectieve behandeling: • heeft een wetenschappelijke basis; • omvat een begrijpelijk onderzoek naar het trauma; • is gebaseerd op een helder plan, waarbij de verzorgers worden betrokken; • is gericht op het trauma.
Dia 18 • Ineffectieve of schadelijke behandelingen • Behandelingen die onmiddellijke genezing beloven. • Behandelingen die hypnose of drugs gebruiken om ‘verdrongen’ herinneringen boven te halen. • Rebirthing en holdingtherapieën. • Behandelingen van niet-geregistreerde aanbieders die buiten het reguliere medische circuit staan.
Dia 19 • Traumatherapie: de praktijk • In de praktijk kan er wel eens iets misgaan. Dit kan gebeuren als: • de effecten van trauma niet gezien of ondergewaardeerd worden; • de doelen van de therapie onduidelijk zijn.
Dia 20 • Traumatherapie: de praktijk • In de praktijk kan wel eens iets misgaan: • de zorg is inconsistent; • het kind raakt overstuur door de therapie; • er zijn geen professionals met kennis van trauma beschikbaar.
Dia 21 • Medicatie en trauma • Sommige medicatie kan veilig en effectief zijn. • Opvoeders moeten vragen stellen over: • medicatie zonder verdere therapie; • medicatie die wordt voorgeschreven aan kinderen onder de vier jaar; • meerdere medicijnen die tegelijk worden gebruikt; • bijwerkingen die jou of het kind verontrusten. • Wanneer je twijfelt, doe dan wat onderzoek.
Dia 22 • Verdedigingsvaardigheden in de praktijk (groepsactiviteit) • Scenario 1: je kind krijgt drie soorten medicijnen, maar geen therapie. • Scenario 2: jij wordt niet betrokken bij de therapie van je kind, en belangrijke informatie wordt jou niet verteld.
Dia 23 • Bronnen in de omgeving (groepsactiviteit)
Dia 24 • Afronding