160 likes | 412 Vues
Leerpsychologie en cognitieve psychologie. Rekenproblemen en Dyscalculie. In de handelings(leer)psychologie ligt de nadruk op het handelen. In de leerpsychologie ligt de nadruk op de af- of toename in waarneembaar gedrag.
E N D
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Rekenproblemen en Dyscalculie In de handelings(leer)psychologie ligt de nadruk op het handelen. In de leerpsychologie ligt de nadruk op de af- of toename in waarneembaar gedrag. Binnen de leerpsychologie zijn 2 dominante richtingen te onderscheiden: Behaviorisme (nadruk op waarneembare relaties/associaties tussen stimuli en responsen) -Cognitieve leerpsychologie (nadruk op cognitieve processen, die bij het leren een rol spelen)
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Behaviorisme Rekenproblemen en Dyscalculie Psychologische processen, die zich tussen de stimulus en de respons afspelen, zijn niet direct observeerbaar en voor behaviorisme dan ook geen onderwerp van studie. Bij behaviorisme worden leertheorieën gevat in termen als ‘banden’ of ‘associaties’ tussen stimuli en responsen. Hierin onderscheiden we: -Klassieke conditionering (pavlov effect: voedsel op de tong .. speekselafscheiding) -Operante conditionering (bekrachtigen en belonen van responsen) Bij de klassieke conditionering wordt de ene stimulus vervangen door een ander. Bij de operante conditionering wordt de bestaande stimulus-responsverbinding versterkt. Let op: er kan ook een negatieve bekrachtiging worden gegeven.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Behaviorisme Rekenproblemen en Dyscalculie Belangrijke principes bij klassieke conditionering: -Nadruk op stimuli (‘+’-teken gaat reactie ‘erbij doen’ oproepen) -Stimulusgeneralisatie (reacties die op elkaar lijken of eenvoudig met in elkaar in verband te brengen zijn, worden opgeroepen) -Stimulusdiscrimatie (stimuli, die vergelijkbaar zijn en tot dezelfde reactie zouden kunnen leiden, roepen die reactie soms toch niet op) -Timing (eerst ‘+’ –teken laten zien en dan pas zeggen ‘erbij’). Dit heet voorwaarts conditioneren (nieuw te leren) en is het meest effectief als de afstand tussen de twee stimuli niet meer bedraagt dan een halve tot één seconde) -Voorspelbaarheid (stimuli moeten elkaar niet alleen volgen, maar je moet er ook van op aan kunnen) -Gewenning/habituati (door gewenning – eentonige herhaling – verdwijnt de aandacht) -Vermijdingsgedrag (faalangst/gevoel af te gaan kan vermijdingsgedrag doen ontstaan) Uitdoving/extinctie (wanneer koppeling tussen stimuli niet meer voorkomt kan geleerde reactie uitdoven.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Behaviorisme Rekenproblemen en Dyscalculie Belangrijke principes bij operante conditionering: -Nadruk op responsen (door bekrachtiging gedar dat zich voordoet in zulke situaties steeds laten voorkomen) -Stimulusgeneralisatie (situaties lijken op die waarin gedrag werd bekrachtigd, kunnen gedrag uitlokken) -Stimulusdiscriminatie (leren herkennen in welke stimulussitiaties een respons gewenst is) -Shaping (gewenst gedrag stapje voor stapje aanleren) -Bekrachtigingsschema’s (leereffect bekrachtiging is het grootst wanneer het snel volgt op gedrag) -Uitdoving (wanneer bekrachtiging systematisch wegblijft, dooft het geleerde gedrag uit) -Secundaire bekrachtiging ‘Bedankt’is de primaire bekrachtiging. Geef je er geld bij kan de beloning zelf gekocht worden)
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Tussen stimulus en respons vinden mentale processen plaats zoals: Leren ontdekken en toeschrijven van betekenis, tot stand komen van verwachtingen, ontwikkelen van motieven, motivatie. Bahaviorisme zoekt niet naar verklaringen voor stimulus-responsverbindingen in termen van wat zich binnen de ‘black box’ afspeelt. De cognitieve leerpsychologie doet dit wel. Zelf doen (uitvoeren, handelen) leidt tot leren. Maar we leren ook door observeren van anderen en van het resultaat dat de anderen bereiken. We spreken dan van leren door voordoen en nadoen, observationeel leren of leren door imitatie. Een negatief verschijnsel bij observationeel leren is ‘afhankelijkheid’. De leerling heeft zelf geen aanknopingspunt voor evaluatie. Bekrachtiging is dan gekoppeld aan de leerkracht.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Kinderen, die op een negatieve manier aandacht vragen, zijn ook afhankelijk van de leerkracht. Het krijgen van die aandacht is bekrachtiging. Onregelmatige, onvoorspelbare of tegenstrijdige bekrachtiging door de leerkracht leidt dan tot hulpeloosheid. Dit kan zich uiten in lagere verwachtingen van eigen inzet en afname van intrinsieke motivatie. Geleerde hulpeloosheid is af te leren d.m.v. cognitieve gedragsmodificatie (cognitieve herstructurering) en zelfinstructie. Twee thema’s uit de cognitieve leerpsychologie worden uitgewerkt: -Processen van probleemoplossing -Processen van informatieverwerking.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van probleemoplossing Bij het proces van probleemoplossing horen vragen als “Vertel maar hoe je het gaat doen” en “Hoe heb je het opgelost?”. Verschijnselen, die succesvolle probleemoplossing in de weg kunnen staan: Functionele gefixeerdheid (niet creatief zijn/zien oplossingen) -Mental set (neiging om probleem maar op één manier op te lossen) Stappen in het proces van probleemoplossing: -Het onderkennen van het probleem -Het vinden, ontwikkelen en toepassen van oplossingsmogelijkheden -Het geven, controleren en integreren van oplossingen
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van probleemoplossing Het onderkennen van het probleem: bewustwording en indentificatie Wanneer een pasklare oplossingsmethode beschikbaar is, kun je niet spreken van een probleemoplossingsproces. Het moet een probleemtype zijn dat analyse en herstructurering vereist. Factoren, die van invloed zijn op identificatie: -Beschikbare voorkennis (kennis van oplossingsstrategieën, soorten vraagstelling en kennis van typen standaardopgaven) -Context probleem -Stijl van de oplosser (beperkte analyse kan leiden tot onjuiste oplossing) -Mate waarin probleemcontext als zinvol wordt beschouwd
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van probleemoplossing Oplossingsmethoden vinden, ontwikkelen en toepassen -Algoritmische oplossingsmethode (systematisch en volgens vaste regel) -Schattend exploreren (verstandig proberen. Snel doorhebben water ongeveer uitkomt) -Heuristische oplossingswijze (geen geschikte aanpak voorhanden of probleem niet volledig in kaart kunnen brengen. Dan moeten onzekerheden gereduceerd worden) Oplossingen geven, controleren en integreren Dit is de laatste fase, waarin de oplossing wordt g bereikt. Soms moet er eerst nog een regel of formule worden toegepast en eventueel gecontroleerd. Kinderen met dyscalculie hebben hierbij problemen (ook met de algoritmische aanpak), omdat ze een tekort aan geautomatiseerde kennis hebben. Het resultaat van het oplossingsproces wordt toegevoegd aan de aanwezige kennis.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van probleemoplossing Dit model maakt duidelijk dat leerlingen op een grote verscheidenheid van aspecten kunnen verschillen. Ieder onderdeel van het model is voor elk individu apart in te vullen. Wat we verder willen benadrukken is dat het van groot belang is dat de leerling in staat moet zijn 'metacognitief' te denken. Het moet zelfstandig de vier elementen (taak-strategie keuze-prestatie-feedback) kunnen doorlopen en daar elke keer weer van kunnen leren. Dit betekent dat het van belang is dat de school de leerling vrij moet laten in het maken van keuzes tijdens het maken van de taak. De leerling moet zijn eigen strategieen ontwikkelen en toepassen, zelfkennis en domein specifieke kennis op kunnen bouwen, waardoor de intrinsieke motivatie van de leerling vergroot zal worden. Kortom, de leerling moet zijn eigen leerproces kunnen reguleren.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerking Rekenen is een proces van informatieverwerking. Informatie (input) wordt geregistreerd, voor korte tijd beschikbaar gehouden in het geheugen en bewerkt op basis van de aanwezige kennis, omgezet in een reactie (output), tussentijds voortdurend bijgestuurd en gecontroleerd, eventueel met foutmeldingen. In een informatieverwerkend systeem zijn 3 componenten te onderscheiden: -Structurele component (verwerkings- en geheugencapaciteit) -Controle- of strategiecomponent (voert in verschillende fasen bewerkingen uit op de informatie) -Uitvoerende en sturende component (programmeert en stemt stappen van informatieverwerking op elkaar af)
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerken In de informatiebewerkingsbenadering bestaat veel belangstelling voor de geheugenprocessen en vragen als: welke fasering is te onderscheiden in de geheugenopslag?, Hoe is het geheugenproces te verbeteren en verlies van informatieopslag tegen te gaan? De gebruikelijke indeling in de fases van het geheugenproces zijn: -Sensorisch geheugen (zeer kort. Vaak maar 1 sec. om te zien of de prikkel selectief benaderd moet worden of niet) -Kortetermijngeheugen (houdt informatie iets minder dan 20 sec. vast. Is te trainen door cognitieve herhalingsstrategie) -Werkgeheugen (informatie wordt niet alleen vastgehouden, maar ook actief bewerkt en getransformeerd) -Langetermijngeheugen
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerking In het kortetermijngeheugen en werkgeheugen kunnen verschillende type informatie worden vastgehouden o.a.: -Visueel - ruimtelijke informatie -fonologische informatie Voor elk van deze twee type is een ‘slaafsysteem’ beschikbaar, respectievelijk een visueel-ruimtelijk schetsblok (visual-spatial sketchpath) en een klanklus (phonological loop). Voor het aansturen en bewaken van de slaafsystemen is er een centraal uitvoerend orgaan, dat programmeert wat er moet gebeuren en welke informatie uit de input of het langetermijngeheugen bruikbaar is. Kinderen met leerproblemen schijnen op taken van het werkgeheugen en het ‘uitvoerend centraal’ beduidend minder te scoren. Deze zwakte kan gecompenseerd worden door het gebruik van metacognitieve strategieën.
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Cognitieve leerpsychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerking Het langetermijngeheugen omvat ‘aanwezige kennis’, ‘voorkennis’ en ‘kennisbestand’. Het is een systeem met een in principe onbeperkte capaciteit en duur. De drie belangrijkste type kennis: -Declaratieve kennis (feitenkennis) -Procedurele kennis (hoe moet iets gedaan worden). Er is een onbewuste vorm (weten hoe je zwemt) en een bewuste vorm (herkennen van regels). Bewuste procedurele kennis kan op den duur geautomatiseerd worden. Procedurele kennis kan dus overgaan in declaratieve kennis. Bij kinderen met dyscalculie worden de procedures keer op keer uitgevoerd zonder dat het eindresultaat automatisering is. -Metacognitie (kennis over eigen leerproces, eigen kennen en kunnen)
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerking Kenmerken van goede informatieverwerkers: -plannen hun denken en manier van oplossen -houden hun aanpak en de vorderingen in de gaten in het licht van het gestelde doel. -beschikken over een goed kortetermijngeheugen -automatiseren strategieën en andere aspecten van het verwerkingsproces sneller. -kennen veel begrippen en gebruiken die goed -hebben op een goede manier vertrouwen in zichzelf -geloven dat zelfverbetering mogelijk en wenselijk is -creëren mogelijkheden om zichzelf verder te ontwikkelen -krijgen ook van anderen meer kansen om hun competentie te vergroten
Leerpsychologie en cognitieve psychologie Rekenproblemen en Dyscalculie Processen van informatieverwerking Procedure en strategie lijken hetzelfde, maar toch is er verschil. Procedure: meer bewust; stap voor stap in vaste volgorde (algoritme), vooral in routinesituatie; zijn formeel en aangeleerd. Strategie: Minderbewust; afgestemd op en wisselen naar gelang contxt (heuristisch); vooral in variërende, complexe situaties; informeel en “ontdekken” . Strategieën zijn taak- en situatiegebonden en verschillen in mate, waarin ze tijd kosten, geautomatiseerd en direct inzetbaar zijn. Een toename in kwaliteit blijkt uit een grotere snelheid en minder fouten.