1 / 11

Prof. dr. M.L. Hendrikse

Amsterdam Business School/ACIS. De toepassing van het leerstuk van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht. Prof. dr. M.L. Hendrikse. Introductie (1).

alice
Télécharger la présentation

Prof. dr. M.L. Hendrikse

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Amsterdam Business School/ACIS De toepassing van het leerstuk van de beperkendewerking van de redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht Prof. dr. M.L. Hendrikse

  2. Introductie (1) • In Asser-Hartkamp-Sieburgh 2010 6-III* nr. 413 wordt benadrukt dat het leerstuk van de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid (art.6:248 lid 2 BW) terughoudend wordt toegepast en moet worden toegepast door de rechter. In deze voordracht zal ik aan de hand van rechtspraak aantonen dat dit uitgangspunt geen gelding (meer) heeft voor het verzekeringsrecht Typ hier de footer

  3. Introductie (2) • Art. 6:248 lid 2 BW kan/is zowel (worden) toegepast bij algemene voorwaarden zoals verval van recht-bedingen als bij kernbedingen. Zelfs bij kernbedingen die als dekkingsomschrijving kunnen worden gekwalificeerd. Ook is het de basis van het leerstuk ‘oneigenlijk gebruik van verzekeringen’ • Bovenstaande stelling zal ik illustreren aan de hand van enige rechtspraak Typ hier de footer

  4. Art. 6:248 lid 2 BW en verval van recht bedingen (1): redelijk belang-vereiste • Art. 7:941 lid 4 stelt een wettelijk redelijk belang vereiste voor medewerkingsplichtvervalclausules. • HR 16 oktober 1998, NJ 1998, 898 maakt m.i. duidelijk dat zulks vereiste – via art. 6:248 lid 2 BW – geldt voor alle verval van recht-bedingen. In casu ging het om bereddingsplichtvervalclausule • Ingeval een verzekeraar redelijk belang aantoont, is art. 6:237 sub h geen sta-in-de weg meer Typ hier de footer

  5. 6:248 lid 2 BW en verval van recht-bedingen (2): causaliteit • HR 27 oktober 2000, NJ 2001, 120 (Bicak/Aegon): een beroep op de verval van recht-sanctie van een prev. gar. cl. is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar in het geval waarin er onvoldoende causaal verband is tussen de geschonden garantieverplichting en het risico zoals zich dat heeft voorgedaan. Typ hier de footer

  6. Art. 6:248 lid 2 BW en verval van recht-bedingen (3): proportionaliteit • HR 17 februari 2006, NJ 2006, 378 (Polygram): het feit dat een verzekeraar een redelijk belang heeft bij het inroepen van de clausule betekent niet dat in alle gevallen een geheel verval gerechtvaardigd is. Onder omstandigheden wordt het geleden nadeel van van de verzekeraar volledig gecompenseerd door een gedeeltelijk verval van recht. Typ hier de footer

  7. Art. 6:248 lid 2 BW en En Bloc-Clausule • Art. 7:940 lid 4 maakt het gebruik van En Bloc-clausules door verzekeraar onder omstandigheden mogelijk. VZngr Rb. Utrecht (ONVZ-zaak) maakt duidelijk dat een beroep door een verzekeraar op En Bloc-clausule onder omstandigheden naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Typ hier de footer

  8. Art. 6:248 lid 2 BW en kernbedingen: primaire dekkingsomschrijvingsbep. (1) • HR 9 juni 2006, NJ 2006, 326: ’Het onderdeel neemt terecht tot uitgangspunt dat waar een verzekeraar in de primaire omschrijving van de dekking bepaalde evenementen heeft uitgesloten, een beroep op de primaire dekkingsomschrijving niet met succes kan worden afgeweerd met de stelling dat een beroep van de verzekeraar daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is met als argument dat de redenen waarom de verzekeraar dit soort evenementen niet wil verzekeren zich in het concrete geval niet voordoen. Met de dekkingsomschrijving heeft de verzekeraar immers de grenzen omschreven waarbinnen hij bereid was dekking te verlenen, hetgeen hem vrijstond. Typ hier de footer

  9. Art. 6:248 lid 2 BW en kernbedingen: primaire dekkingsomschrijvingsbep. (2) • Noot M.M. Mendel onder HR 23 april 2010, NJ 2010, 454: ’Het in het opschrift genoemde arrest (het arrest van 9 juni 2006, NJ 2006, 326, MLH werd door verweerster in cassatie in de onderhavige zaak (HR 23 april 2010, NJ 2010, 454, MLH) als argument voor haar standpunt aangevoerd en als volgt samengevat: ‘dat een beroep van de verzekeraar op de primaire dekkingsomschrijving (middels een specifieke uitsluiting) niet kan worden afgewend met een beroep op art. 6:248 lid 2 BW, omdat het de verzekeraar vrij staat aldus de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen’. Ik ben het met de A-G eens dat dit de mogelijkheid inhoudt (zij zegt voorzichtig: lijkt in te houden) dat een beroep op art. 6:248 lid 2 BW wel slaagt indien het op andere omstandigheden berust, al zal dit slechts bij hoge uitzondering het geval zijn (zie art. 6:248 lid 2 ‘onaanvaardbaar’). De Hoge Raad kwam aan het punt niet toe.’’ Typ hier de footer

  10. Art. 6:248 lid 2 BW en kernbedingen: primaire dekkingsomschrijvingsbep. (3) • Mendel krijgt m.i. gelijk in HR 21 januari 2011, LJN BO 5203 (schadevergoedingsgrondslagbep.). De Hoge Raad overwoog dat ingeval het hof van oordeel was dat de verzekeraar in casu geen beroep mocht doen op de (overschrijding van de) onderhavige schadebepaling het hof miskent heeft dat daartoe vereist is dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De omstandigheid dat de verzekerde geen middelen had voor de herbouw kan een dergelijk oordeel niet zonder meer dragen Typ hier de footer

  11. Art. 6:248 lid 2 BW en ‘oneigenlijk gebruik van verzekeringen’ • HR 12 januari 2007, NJ 2007, 371: ’’Uit hetgeen het hof in rov. 4.3.5 heeft overwogen, volgt dat het van oordeel was dat onder die omstandigheden van onaanvaardbaarheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW sprake kan zijn indien bij de besluitvorming door de Gemeente het bestaan van de aansprakelijkheidsverzekering een factor van gewicht is geweest. Dit laatste kan het geval zijn als de Gemeente, zich bewust van het bestaan van een verzekering, uit de mogelijke alternatieven die weg kiest, die de grootst mogelijke kans op schade voor Allianz schept en tegelijkertijd voor de Gemeente zelf het meest voordelig is.’’ Typ hier de footer

More Related