1 / 32

Hoofdstuk 2: geld en ruil

Hoofdstuk 2: geld en ruil. Ons geld. De euro Sms ff bondige clips: de eurolanden Welke landen zitten in de euro Antwoord in de film: 2012: de eerste 10 jaar van eurobiljetten. GELD: DEFINITIE.

gamada
Télécharger la présentation

Hoofdstuk 2: geld en ruil

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 2: geld en ruil

  2. Ons geld De euro Sms ff bondige clips: de eurolanden Welke landen zitten in de euro Antwoord in de film: 2012: de eerste 10 jaar van eurobiljetten

  3. GELD: DEFINITIE Geld is enig object dat in een bepaald land of binnen een groep algemeen wordt aanvaard als betaling voor goederen en diensten Dus Lets zijn ook geld

  4. GELD: nominaal en intrinsiek Nominale waarde: waarde die op de munt of het biljet staat Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal waarvan munt of blijet is gemaakt.

  5. Voorwaarden voor geld Waaraan moet geld voldoen om als geld te kunnen dienen: Moeilijk na te maken Niet bederfelijk Veel waarde per gewicht (voor transport) Iedereen wil het graag hebben

  6. GELD: CHARTAAL EN GIRAAL Chartaal geld: kun je vasthouden: munten en biljetten Giraal geld: staat op je bankrekening We betalen steeds meer giraal 85% van het geld is giraal

  7. GELD: DRIE FUNCTIES Ruilmiddel: je gebruikt geld om dingen te kopen Spaarmiddel: je zet geld op een spaarrekening om iets voor later te hebben en/of voor de rente Rekenmiddel: je kunt de waarde van iets uitdrukken in geld

  8. Transactiekosten Kosten die je maakt of inspanningen die je doet bij het kopen of verkopen van goederen of diensten. Transactiekosten: tijd en geld

  9. Transactiekosten • Bij het kopen van een auto • Transactiekosten: • Zoeken op internet • Garages bezoeken • Proefrit maken • Onderhandelen over de prijs • Kenteken overzetten.

  10. Opdrachten • Opdracht 2.9 en 2.10 • Je koopt een nieuwe smartphone • Noem minstens vier soorten transactiekosten bij de aanschaf van een nieuwe smartphone. Licht elke soort toe. • Stel dat er geen geld meer is en je kunt de smartphone alleen verkrijgen door te ruilen. Leg uit dat de afwezigheid van geld de transactiekosten verhoogt bij het aanschaffen van een smartphone

  11. Arbeidsdeling • Arbeidsdeling: arbeidsproces verdelen in verschillende taken. • Mensen kunnen zich specialiseren en toeleggen op een taak. • Iedereen doet waarin hij of zij goed in is. • Voorbeeld: op school: taken zijn verdeeld tussen verschillende docenten, directie, administratie, zorg, bibliotheek, concierge etc

  12. Arbeidsproductiviteit • Door arbeidsdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit • Arbeidsproductiviteit: productie per persoon per tijdseenheid • Arbeidsproductiviteit: belangrijk economisch begrip • We zijn rijk omdat onze arbeidsproductiviteit hoog is.

  13. Arbeidsproductiviteit • Onze arbeidsproductiviteit kan stijgen door: • Betere en snellere machines • Goed opgeleide werknemers • Specialisatie • En dan een filmpje…Frank economie: uitleg arbeidsproductiviteit…….

  14. Arbeidsdeling in huishouden Over de taak luiers verschonen doet Josje 3 uur en Joris 6 uur. Joris is dus twee keer zo langzaam. Bij stofzuigen is Joris 1,5 zo langzaam.

  15. Uitleg Josje is in beide taken sneller dan Joris. Ze heeft voor elke taak een absoluut voordeel ten opzichte van Joris. Joris is in luiers verschonen twee keer zo langzaam als Josje en in stofzuigen maar 1,5 keer zo langzaam als Josje. Joris heeft daarom bij stofzuigen een comparatief of relatief voordeel t.o.v. luiers verschonen.

  16. Arbeidsdeling in huishouden • Josje wil maximaal 4 uur in het huishouden besteden. • Hoe gaan Josje en Joris de taken verdelen op een manier waarop ze samen zo weinig mogelijk tijd kwijt zijn aan het huishouden • Als volgt:

  17. Zo dus………

  18. Uitleg • Josje gaat dus de 1e drie uur besteden aan luiers verschonen omdat ze daarin relatief het snelst is (twee keer zo snel als Joris). • Het laatste uur besteedt zij aan stofzuigen. • Joris moet dan nog 1,5 uur stofzuigen.

  19. Zo dus niet………

  20. Maken • opdracht 2.11 en 2.12 • Afronden als huiswerk

  21. Vandaag • Opdracht taakverdeling • Opdrachten 2.11 en 2.12 maken • In tweetallen • Tweetallen gaan naast elkaar zitten.

  22. Tweetallen

  23. Opdracht Tuin: Taakverdeling • Maak de opdracht eerst alleen (10 minuten). Dan is het stil. • Daarna bespreek je de uitkomsten met je buurman of – vrouw. Je verbetert indien nodig. • Daarna bespreken we de opdracht klassikaal. • Als je klaar bent, kun je opdracht 2.11 en 2.12 vast maken.

  24. Oefensom

  25. Oefensom • Bert en Joris gaan in een tuin werken • Hoeveel procent is Joris in beide taken langzamer dan Bert • Wie heeft een absoluut voordeel • In welke taak heeft Joris een relatief voordeel • Hoe gaan zijn de taken verdelen als ze beiden drie uur kwijt willen zijn? • Hoe gaan ze de taken verdelen als Bert maar 2 uur in de tuin kan werken?

  26. Oefensom

  27. Oefenen • Bert heeft in beide taken een absoluut voordeel • Joris heeft in spitten een relatief voordeel

  28. Oefensom

  29. Oefensom

  30. Oefensom • Per jaar: 600.000/40 = 15.000 • Per maand: 15.000/12 = 1.250

  31. Oefensom • De fabriek voert een aantal veranderingen door om de productie te verhogen naar 700.000 koekjes per jaar. Zij heeft daar nog maar 35 mensen voor nodig. • Met hoeveel procent is de arbeidsproductiviteit per maand gestegen • Noem twee maatregelen waardoor de arbeidsproductiviteit gestegen kan zijn.

  32. Oefensom • 700.000/35 = 20.000 • 20.000/12 = 1.667 • (1667 – 1250)/1250 x 100% =33,6% • Nieuwe en snellere machines, scholing, meer arbeidsdeling en betere werksfeer

More Related