1 / 21

Exotische landplanten: Is bestrijding mogelijk? Dick M. Pegtel RU Groningen

Exotische landplanten: Is bestrijding mogelijk? Dick M. Pegtel RU Groningen. Elders inheems. 1. Overleving tijdens transport. Velen. Aankomst. Inburgering. Kans 2-5%. Wachttijd populatiegroei. 1. Evolutie=selectie. 2. 3. Verspreiding van invasieve planten. Verspreiding.

gates
Télécharger la présentation

Exotische landplanten: Is bestrijding mogelijk? Dick M. Pegtel RU Groningen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Exotische landplanten: Is bestrijding mogelijk? Dick M. Pegtel RU Groningen

  2. Elders inheems 1 Overleving tijdens transport Velen Aankomst Inburgering Kans 2-5% Wachttijd populatiegroei 1 Evolutie=selectie 2 3 Verspreiding van invasieve planten Verspreiding

  3. 1 Zwenkdravik (Cheat grass) Bromus tectorum • Europese therofiet van voornamelijk kusten en steden in 1863 gevonden in Canada (British Columbia). Zelfbevruchter 2) Sindsdien zeer sterke uitbreiding in en dominantie van 200.000 km2 struiksteppen (sagebrush) in Westelijk Noord-Amerika (= 4,5 x Nederland) 3) Geen aanwijzingen voor genetic drift noch natuurlijke selectie: pre-adaptatie? 4) Verantwoordelijk voor verkorting brandcycli (3-5 jaar i.p.v. 60-110 jaar)

  4. Klein springzaad Impatiens parviflora 1) In 1837 naar de botanische tuinen van Genève en Dresden overgebrachte Centraal-Aziatische therofiet 2) Aanvankelijk slechts zeer locale verwildering in tuinen, parken en begraafplaatsen 3) Pas de laatste 25 jaar inburgering in loofbossen 4) Verschuiving milieuvoorkeur door dispersie; niet door directionele selectie 2

  5. 3 Engels slijkgras Spartina anglica 1) 1864 kust Southampton inheems Klein slijkgras (S. maritima) x oost N.-Amerika S. alterniflora 2) Steriele bastaard S. x townsendii 2n= 62 3) Fertiel Engels slijkgras (S. anglica) 2n=124 Door forse groei en aanplant Klein slijkgras vrijwel verdrongen Geen introgressie?

  6. Verspreiding in Nederland Waar vinden exoten een nieuwe groeiplaats? Voornamelijk plaatsen met veel milieudynamiek 1) Akkers 2) beide Duindistricten 3) Oevers Fluviatiel district 4) Stedelijk ‘stenig’ gebied: Urbaan

  7. Onkruiden r-geselecteerd (op productiviteit) 1) therofiet, efemeer 2) geofiet Snelle groei en bloei na paar weken Hoge vruchtbaarheid Veel kleine zaden; polychoor verspreid Grote fenotypische plasticiteit Hoge tolerantie milieuheterogeniteit

  8. Stedelijk gebied a) Open, sterk wisselend rel. hoge temp.; rel. grote droogte b) Stress-tolerante ruderalen (sensu Grime) Liggende, tred-resistente (“verhoute”) therofieten & hemicryptofieten met effectieve zaadverspreiding

  9. Bezitten exoten unieke eigenschappen? • Locale kolonisten en invasieve exoten zijn functioneel niet te onderscheiden Niettemin enkele verschillen: 2) Exoten a) clonaal en polycarp b) bebladerde opstijgende (bloei)stengel c) zaadbank Thompson, K. et al. 1995. Ecography 18: 390-402.

  10. Algemeen planten zijn na introductie niet groter Maar er zijn individuele uitzonderingen Hypothesen 1) Herbivoren niet meegelift (Animal Releaese Theory) 2) Nieuw milieu is geschikter Kattestaart (Lythrum salicaria) in VS Populatievariabiliteit Deutschewitz, K. et al. 2003. Global Ecology & Biogeography 12: 299-311. Thébaud, C. & Simberloff, D. 2001. American Naturalist 157: 231-236.

  11. Bestrijding van lastige exoten ` Myers, J.H. & Bazely, D.R. 2003. Ecology and control of introduced plants. Cambridge University Press, Cambridge. 313 pp. 1) Preventie a)Onderzoek in herkomstgebied b) Vergelijk gedrag in introductiegebieden

  12. 2) Biologisch controle: over-exploitatie Veelal de enige geschikte methode a) 50 natuurlijke vijanden om Opuntia in Australië te bestrijden. Dilemma: Ook exoten! Één mot Cactoblastis cactorum verreweg het effectiefst: al na 3 jaar effect b) Complementaire gilden (‘guilds’) van herbivoren en ziekten Minstens 10 jaar monitoren 1) dichtheid 2) “Doen ze altijd wat ze geacht worden te doen?”

  13. 3) Fysische controle specifieke controle aspecifieke controle soortsniveau ecosysteemniveau uitrukken  verstoring? begrazen uitsteken branden maaien afschoffelen inundatie afknippen (+herbicide?) onderspitten bedekken

  14. 4) Chemische controle met herbiciden Bacteriële stoffen ammoniumglufosinaat Synthetische groeihormonen 2,4 – D (2,4,5 – T: Agent Orange-dioxine) Synthetische remmer eiwitproductie glyfosaat (‘Round Up’) Kan op geselecteerd worden resistentie

  15. Succes? 1) Sterk afhankelijk van tijd en geld: continuering Minstens 10 jaar 2) Totale uitroeiing lijkt niet haalbaar locaal wel; maar regionaal, nationaal, internationaal? 3) Evalueer controle programma’s

  16. Constatering 1) Onvoorspelbaar verschijnsel 2) Weinig ecologisch en/of economisch ongewenste soorten “Few winners, many loosers” onwaarschijnlijk 3) Bepaling eenvoudige biologische en ecologische kenmerken ontoereikend 4) Versterkt broeikaseffect interfereert Algemene concepten ontbreken Iedere invasieve soort apart bestuderen!

  17. Provinciale Distelverordeningen Ongenuanceerde verordeningen om alle distels en distelachtigen te bestrijden. Allen zouden boeren tot economische last zijn… Toch alleen Akkerdistel (Cirsum arvense)?

  18. Reuzenberenklauw Heracleum mantegazzianum 1) In 1890 geimporteerde imposante Kaukasische tuinplant 2) Sinds 1900 in Z.-Limburg verwilderd; pas na halve eeuw landsdekkend 3) Nu opvallend en plaatselijk massaal voorkomend a) tuinen, plantsoenen, parken, braakland, bermen, rivieroevers b) vochtige, zeer voedselrijke grond

  19. Problematische verwilderde exoot 1) Tweejarig tot hemicryptofiet. 3,5 m 2) Bloei-inductie door vernalisatie: schermen 0,5 m Ø 170.000 ovale zaden (13 mm lang) per plant: 7 jaar kiemkrachtig. Kieming na stratificatie 3) Verdringt locale flora 4) Vervelend door fotodermatitis (UV straling). Jeuk en brandblaren door huidcontact met op bladeren afgezette insectenwerende fur(an)ocumarinen

  20. 1) Woekert niet in oorsprongsgebied (Kaukasus) Reden (nog) onbekend 2) Bioherbicide m.b.v. opgelost mycelium Sclerotinia sclerotiorum a) Verzwakt wortelstelsel van vooral gemaaide individuen (combinatie) b) Tijdstip (voorjaar) behandeling speelt mee

More Related