DNA

1. 1 Mitose en celdeling DNA

2. Celdeling • nieuwe cellen komen erbij • groei • vervanging van afgestorven cellen • herstel wonden • Celdeling door mitose • Cel deelt  2 cellen • Plasma groei  2 dochtercellen net zo groot als moedercel • Interfase (periode tussen 2 mitosen) • Weer deling mogelijk

3. DNA-replicatie • Vóór mitose •  van elke chromosoom een 2de identieke kopie gemaakt = DNA-replicatie • Stappen: •  DNA helix moet uit elkaar gehaald worden • Verbinding tussen basenparen verbroken • Vrije nucleotiden in kernplasma verbinden zich aan vrijgekomen basen helixhelft  weer dubbele helix (2x)

4. celcyclus • Na DNA-replicatie  chromosoom bestaat uit 2 chromatiden • Zelfde genen • In midden vast = centromeer • Daarna spiraliseren chromosomen zich  microscoop • Tijdens mitose gaan de twee chromatiden uit elkaar •  beide dochtercellen bevatten = genen als moedercel er centromeer e

5. mitose 2n  2n+2n

6. celcyclus • Na afloop mitose  interfase • Mitose + interfase = celcyclus • Interfase 3 stadia : • G1- fase: tussen celdeling en DNA-replicatie  plasmagroei • S-fase: DNA-replicatie • G2-fase: periode tussen DNA-replicatie en mitose (M-fase) • Groeifase 1, Synthese DNA fase, Groeifase 2, mitose

7. Mitose in de celcyclus • In de cel

8. Mitose en celdeling • Mitose = kerndeling: 1 kern (2n) -> 1 kern (2n) + 1 kern (2n) • Dochtercellen identiek aan moedercel

10. Taraxacum officinale paardebloem

11. Het verloop van de mitose en de celdeling Profase metafase

12. Anafase

13. celdeling telofase

14. Mitose

16. Taraxacum officinale paardebloem

17. Duur celcyclus • Kan sterk verschillen • Door verschil in duur G1- fase • Embryo  G1- fase kort snelle celdelingen • Rode beenmerg  stamcellen bloedcellen(RB, WB en BP) • Meeste cellen : enkele dagen tot maanden • Spiercellen vele jaren in G0- fase =(rustfase) • Volgroeide zenuwcellen delen niet meer (blijven steken in G1- fase.)