1 / 69

Epistula 80: De wereld is een schouwtoneel (p.81)

Epistula 80: De wereld is een schouwtoneel (p.81). Seneca Lucilio suo salutem Seneca zegt gegroet tegen zijn (vriend) Lucilius.

tia
Télécharger la présentation

Epistula 80: De wereld is een schouwtoneel (p.81)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Epistula 80:De wereld is een schouwtoneel (p.81)

  2. Seneca Lucilio suo salutemSeneca zegt gegroet tegen zijn (vriend) Lucilius

  3. Een moment voor jezelfHodierno die non tantummeo beneficiomihi vaco, sedspectaculi, quod omnes molestos ad sphaeromachian avocavit.Vandaag heb ik tijd voor mezelf, niet alleendoor mijn eigen weldaad, maar ook (door de weldaad) van het schouwspel, dat alle lastige [mensen] naar een bokswedstrijd heeft geroepen. • 2 mihi vaco – is hoofdww. Hierbij staan 2 bepalingen: • - meo beneficio • - (beneficio) spectaculi • 2-3 spectaculi … avocavit: personificatie alsof het schouwspel de mensen heeft geroepen. • 3 molestos – omdat ze steeds binnenvallen en hem storen bij het denken e.d.

  4. Nemo inrumpet, nemo cogitationem meam inpediet, quaehac ipsa fiducia procedit audacius. • 3-4 inrumpet, inpediet – welke tijd? • futurum • quae, verwijst naar…..?

  5. Nemo inrumpet, nemo cogitationem meam inpediet, quaehac ipsa fiducia procedit audacius. • 3-4 inrumpet, inpediet – welke tijd? • futurum • quae, verwijst naar…..? • cogitationem • hac hoort bij …?

  6. Nemo inrumpet, nemo cogitationem meam inpediet, quaehacipsa fiducia procedit audacius. • 3-4 inrumpet, inpediet – welke tijd? • futurum • quae, verwijst naar…..? • cogitationem • hac hoort bij …? • (ipsa) fiducia • audacius – welke vorm?? • comparativus, bijwoord Vertaling comparativus: longius = 1. langer 2. nogal / vrij lang 3. de langste (van twee)

  7. Nemo inrumpet, nemo cogitationem meam inpediet, quaehacipsa fiducia procedit audacius. Niemand zal binnenvallen, niemand zal mijn gedachtenbelemmeren, die juist door deze garantie zich vrijmoedigerontwikkelen. • 4 Waarom is ‘vrijmoediger’ hier de beste keuze voor de comparativus? •  vrijmoediger dan wanneer er wél mensen binnenvallen

  8. Non crepabit subinde ostium, non adlevabitur velum: Niet zal telkens mijn deur piepen, niet zal mijn gordijn worden opgetild: • 5 De kamers van een Romeins huis, zoals de werkkamer – tablinum - waren meestal afgescheiden van het atrium door een gordijn.

  9. licebit tuto vadere, quod magis necessarium est per se eunti et suam sequenti viam. • 6 eunti, sequenti – welke vorm? • ppa, gesubstantiveerd • in dativus omdat bij necessarium een dativus hoort

  10. licebit tuto vadere, quod magis necessarium est per se eunti et suam sequenti viam. het zal (voor mij) mogelijk zijn rustig mijn gang te gaan, wat al te noodzakelijk is voor iemand die op zichzelf gaat en zijn eigen weg volgt. • eunti – viam – beeldspraak (metafoor): het leven wordt als een weg voorgesteld. Seneca is op het pad des levens een ‘Einzelgänger’.

  11. Non ergo sequor priores? Facio, sed permitto mihi et invenire aliquid et mutare et relinquere; non servio illis, sed assentior. Volg ik dan niet mijn voorgangers? (Dat) doe ik (wel), maar ik sta mij toe én iets te vinden én te veranderen én weg te laten; ik ben niet hun slaaf, maar ben het met hen eens. • 7-8 Welke stijlfiguren zie je? • trikolon: invenire, mutare, relinquere • polysyndeton / anafoor: et … et … et • antithese (tegenstelling): non servio,sed assentior.

  12. Magnum tamen verbum dixi, qui mihi silentium promittebam et sine interpellatore secretum: Ik heb echter een groot woord gezegd, (ik) die mij stilte beloofde en afzondering zonder iemand die stoort: • 9 magnum verbum = een groot woord ( teveel)

  13. ecce ingens clamor ex stadio perfertur et me non excutit mihi, sed in huius ipsius rei contemplationem transfert.kijk, een geweldig geschreeuw van(uit) de wedstrijd dringt (tot mij) door en rukt me niet van mijzelf weg, maar brengt mij tot beschouwing van juist die zaak. • 10 Tussen secretum en ecce staat geen voegwoord. Wat voor asyndeton is dit? • explicatief asyndeton (geeft uitleg, waarom hij teveel heeft gezegd): er was geen stilte, want er kwam geschreeuw uit het stadion • evt ook adversatief: ik hoopte op rust, maar er komt geschreeuw. • 11 huius – gen van hic

  14. De kracht van lichaam en geestCogito mecum, quam multi corpora exerceant, ingenia quam pauci; Ik denk bij mezelf, hoe velen hun lichaam oefenen, hoe weinigen hun talent/verstand (oefenen): • 12 exerceant – coni vanwege afh. vraag (grammaticalis) • Welke stijlfiguren zie je in deze zin? • Anafoor – quam … quam • (Adversatief) asyndeton – exerceant, ingenia • Chiasme - multi corpora, ingenia pauci; • Ellips – in 2e deel van zin moet je nog een keer • exerceant aanvullen

  15. quantus ad spectaculum non fidele et lusorium fiat concursus, quanta sit circa artes bonas solitudo; • 12 fidele – welke vorm? • onzijdig van fidelis • Hoort dus bij …?

  16. quantus ad spectaculum non fidele et lusorium fiat concursus, quanta sit circa artes bonas solitudo; • 12 fidele – welke vorm? • onzijdig van fidelis • Hoort dus bij …? • spectaculum

  17. quantus ad spectaculum non fidele et lusorium fiat concursus, quanta sit circa artes bonas solitudo; hoe grote toeloop er ontstaat naar een oppervlakkig en tot tijdverdrijf dienend schouwspel, hoe groot de eenzaam-heid is in de omgeving van de wetenschap; • 13-14 Ook hier een adversatief asyndeton: in de arena is het druk, maar slechts heel weinig mensen doen aan wetenschap (filosofie!) • Nog steeds coni  nog steeds afh. • vraag (ik denk bij mezelf …)

  18. quam inbecilli animo sint, quorum lacertos umerosque miramur.hoe slap van geest zij zijn, van wie wij de armen en schouders bewonderen.

  19. Illud maxime revolvo mecum: Dit vooral overdenk ik steeds bij mezelf:

  20. si corpus perduci exercitatione ad hanc patientiam potest, qua et pugnos pariter et calces non unius hominis ferat, qua solem ardentissimum in ferventissimo pulvere sustinens aliquis et sanguine suo madens diem ducat, quanto facilius animus conroborari possit, ut fortunae ictus invictus excipiat, ut proiectus, ut conculcatus exsurgat. • Let op de constructie van deze zin: • eerst een si-zin • hierin 2 bijzinnen met qua • Waar verwijst qua naar? • patientiam • dan de hoofdzin (geel) • dan 3x ut (ut + coni!  geeft 3 gevolgen aan)

  21. si corpus perduci exercitatione ad hanc patientiam potest, qua et pugnos pariter et calces non unius hominis ferat, alshet lichaam door training tot deze gehardheid gebracht kan worden, waardoor het tegelijkertijd én de vuisten én de hakken van niet één verdraagt (kan verdragen), • 16 pugnos / calces • vuisten / hakken staan voor ….? • slagen en trappen • 17 non unius = ….? • plures (meerdere)

  22. qua solem ardentissimum in ferventissimo pulvere sustinens aliquis et sanguine suo madens diem ducat, waardoor iemand, de fel brandende zon in het gloeiend hete zand verdragend en druipend van zijn eigen bloed, de dag doorbrengt (kan doorbrengen), • 17 ferventissimo pulvere – natuurlijk het zand van de arena, waar de bokswedstrijd werd gehouden. • sanguine – Romeinse boksers mochten hun handen omwikkelen met ‘boksbeugels’. Waarschijnlijk gaat het hier om het zgn. pankration, een mix van worstelen en boksen, waarbij bijna alles was toegestaan.

  23. quanto facilius animus conroborari possit, ut fortunae ictus invictus excipiat, ut proiectus, ut conculcatus exsurgat. hoeveel makkelijker zou de geest kunnen worden gesterktom de slagen van het lot ongebroken op te vangen, om neergegooid, om in elkaar getrapt (weer) op te staan. • 19 conroborari – metafoor sporten als metafoor voor: de geest ‘sterk maken’ • Ook invictus, proiectus, conculcatus is een term uit de sport / arena.

  24. Corpus enim multis eget rebus, ut valeat: animus ex se crescit, se ipse alit, se exercet.Het lichaam heeft immers veel dingen nodig om gezondte zijn: de geest groeit van zichzelf, voedt zichzelf, oefent zichzelf. • 20-21 Welke stijlfiguren zie je? • 1. (adversatief) asyndeton – valeat: animus • 2. trikolon – crescit, alit, exercet

  25. Illis multo cibo, multa potione opus est, multo oleo, longa denique opera:Zíj hebben veel voedsel, veel drinken nodig, veel olie, kortom een lange verzorging: • 21 Wie worden bedoeld met illis? • De boksers die veel kunnen verdragen.

  26. tibi continget virtus sine apparatu, sine inpensa. • 22 continget – welke tijd? • futurum

  27. tibi continget virtus sine apparatu, sine inpensa. aan jou zal de deugd ten deel vallen zonder uitrusting, zonder kosten. • Seneca gebruikt in de afgelopen regels een zgn. a fortiori – redenering (a fortiori = des te sterker): • * als een lichaam zo sterker kan worden door oefenen … • * kan de geest het zeker / nog makkelijker!

  28. WilskrachtQuidquid facere te potest bonum, tecum est.Al wat jou goed kan maken, is met jou (zit in jezelf).

  29. Quid tibi opus est, ut sis bonus? Velle. • 24 sis – welke vorm? • coni praes van esse

  30. Quid tibi opus est, ut sis bonus? Velle. Wat heb jij nodig om goed te zijn? (Het) Willen.

  31. Quid autem melius potes velle quam eripere te huic servituti, quae omnes premit, quam mancipia quoque condicionis extremae et in his sordibus nata omni modo exuere conantur? • 25-27 Let op de 2 soorten quam in deze zin! • * de eerste quam = ‘dan’ (melius … quam = beter … dan) • * de tweede quam is ….. ? • een relativum • quae en quam wijzen terug naar ….? • servituti • Let op: quae is onderwerp in de (eerste) bijzin; • quam is lijdend voorwerp in de (tweede) bijzin

  32. Quid autem melius potes velle quam eripere te huic servituti, quae omnes premit, quam mancipia quoque condicionis extremae et in his sordibus nata omni modo exuere conantur?Wat kan jij echter beter willen dan je te ontrukken aan deze slavernij, die allen neerdrukt, die ook slaven in de slechtste omstandigheden en in deze armzalige toestand geboren op iedere manier proberen af te schudden? • 25 servituti is hier metaforisch bedoeld  een situatie die je onderdrukt: afhankelijk zijn van je lichaam (dus van alles wat het lichaam nodig heeft) en andere uiterlijke zaken

  33. Peculium suum, quod comparaverunt ventre fraudato, pro capite numerant: • 28 ventre fraudato – welke constructie? • abl abs • numerant – welke tijd? • gewoon praesens – in het werkwoord numerare zit al –era-; geen pqpf dus.

  34. Peculium suum, quod comparaverunt ventre fraudato, pro capite numerant: Hun spaargeld, dat zij hebben bijeengebracht door hun maag te kort te doen, tellen ze neer voor hun vrijheid: • 28 numerant – wie bedoelt Seneca? • slaven • Als zij niet al het eten nodig hadden dat ze van hun meester kregen, mochten ze dat verkopen. Zo konden ze sparen om zich uiteindelijk vrij te kopen.

  35. tu non concupisces quanticumque ad libertatem pervenire, qui te in illa putas natum? zal jij niet hevig verlangen om tot elke prijs de vrijheid te bereiken, (jij) die meent dat je daarin geboren bent? • 28-29 Met welke twee betekenissen van ‘vrijheid’ speelt Seneca hier? • * letterlijke vrijheid (i.t.t. slavernij) • * geestelijke vrijheid (filosofisch gezien: de ratio bereiken)

  36. Quid ad arcam tuam respicis? Emi non potest. Waarom kijk je om naar je geldkist? Hij / deze kan niet gekocht worden. • 30 emi – infin praes pass • Wat is het onderwerp van potest? • geestelijke vrijheid

  37. Itaque in tabellas vanum coicitur nomen libertatis, quam nec, qui emerunt, habent nec, qui vendiderunt: • 30-31 Let op: 2 soorten relativa • * quam heeft wél een antecedent, nl. …? • libertatis • * qui (2x) heeft dat niet. Hoe vertaal je qui? • degenen die, zij die

  38. Itaque in tabellas vanum coicitur nomen libertatis, quam nec, qui emerunt, habent nec, qui vendiderunt:Dus wordt de naam (van) vrijheid ten onrechte opgetekend in de registers, [de vrijheid] die noch zij die haar hebben gekocht, bezitten noch zij die haar hebben verkocht: • 30 in tabellas coicitur – in Rome werd door de censores in registers bijgehouden, welke slaven er waren vrijgelaten. • 30-31 Ook in deze ene zin gebruikt Seneca weer de twee betekenissen van vrijheid/slavernij door elkaar.

  39. tibi des oportet istud bonum, a te petas.jij moet dit bezit aan jezelf geven, van jezelf vragen.(het is nodig dat jij … geeft / vraagt)

  40. Ieder mens speelt zijn eigen rolLibera te primum metu mortis (illa nobis iugum inponit), deinde metu paupertatis. • 33 libera – imper van liberare • illa – verwijst naar …? • metumortis

  41. Ieder mens speelt zijn eigen rolLibera te primum metu mortis (illa nobis iugum inponit), deinde metu paupertatis. Bevrijd je ten eerste van de vrees voor de dood (die legt ons een juk op), daarna van de vrees voor de armoede. • 33 iugum imponit – wat wordt hiermee bedoeld? • is een metafoor: een juk is: • a. letterlijk: houten balk die op je schouders rust (bv om 2 emmertjes water te halen) • b. figuurlijk: iets wat zwaar weegt, een last is • Welke 2 indifferentia noemt Seneca hier? • - de dood • - armoede / geld

  42. Si vis scire, quam nihil in illa mali sit, compara inter se pauperum et divitum vultus: saepius pauper et fidelius ridet; • 35 pauperum / divitum – welke vorm? • gen. mv • Het bijv nw is gesubstantiveerd (ook bij pauper in volgende stuk zin) • saepius, fidelius – welke vorm? • compar (bijwoord) van saepe, fidelis

  43. Si vis scire, quam nihil in illa mali sit, compara inter se pauperum et divitum vultus: saepius pauper et fidelius ridet; Als je wilt weten hoe daarin niets kwaads schuilt, vergelijk (dan) de gezichten van de armen en rijken met elkaar: de arme lacht vaker en oprechter; • 34 Wat wordt er bedoeld met illa? • paupertas

  44. nulla sollicitudo in alto est; etiam si qua incidit cura, velut nubes levis transit:erisgeen enkele bezorgdheid in zijn binnenste; ook als er zich enige zorg voordoet, gaat die voorbij als een lichte wolk: • 36 in alto – over wiens binnenste gaat het hier? • van een arme man • Waar komt de vertaling ‘enige zorg’ vandaan?

  45. nulla sollicitudo in alto est; etiam si qua incidit cura, velut nubes levis transit:erisgeen enkele bezorgdheid in zijn binnenste; ook als er zich enige zorg voordoet, gaat die voorbij als een lichte wolk: • 36 in alto – over wiens binnenste gaat het hier? • van een arme man • Waar komt de vertaling ‘enige zorg’ vandaan? • van qua • Na si, nisi, num en ne gaat ali- niet met quis-je mee! • qua = aliqua (= een of andere, enige) • Wat is het tertium comparationis in deze vergelijking? • transit (zowel de zorg als de wolk gaan over)

  46. horum, qui felices vocantur, hilaritas ficta est aut gravis et suppurata tristitia, eo quidem gravior, quia interdum non licet palam esse miseros, sed inter aerumnas cor ipsum exedentes necesse est agere felicem. • 36 horum – welke vorm? • gen mv van hic • Wat is de hoofdzin?

  47. horum, qui felices vocantur, hilaritas ficta est aut gravis et suppurata tristitia, eo quidem gravior, quia interdum nonlicet palam esse miseros, sed inter aerumnas cor ipsum exedentes necesse est agere felicem. • 36 horum – welke vorm? • gen mv van hic • Wat is de hoofdzin? • * hilaritas ficta est aut gravis et suppurata tristitia (est) • Welke vorm is gravior? • comparativus

  48. horum, qui felices vocantur, hilaritas ficta est aut gravis et suppurata tristitia, eo quidem gravior, quia interdum nonlicet palam esse miseros, sed inter aerumnas cor ipsum exedentes necesse est agere felicem. • van hen, die gelukkig worden genoemd, is de vrolijkheid gemaakt of (is) de treurnis ernstig en zwerend, (en dat is) des te zwaarder, • omdat het soms niet mogelijk is openlijk bedroefd te • zijn, maar te midden van de ellende die het hart zelf • kwelt het noodzakelijk is de gelukkige • te spelen.

  49. horum, qui felices vocantur, hilaritas ficta est aut gravis et suppurata tristitia, eo quidem gravior, quia interdum nonlicet palam esse miseros, sed inter aerumnas cor ipsum exedentes necesse est agere felicem. • Leg uit, dat Seneca in de afgelopen regels de redenering manipuleert door het wel heel zwart-wit voor te stellen. • Hij doet net of elke rijke ongelukkig is (maar mooi weer speelt) en elke arme gelukkig. • Waarom doet hij dat? • Hierdoor lijkt het of mensen met minder • bezit gelukkiger zijn. En één van de • doelen van de Stoa is om geld als een • van de indifferentia te beschouwen

  50. Saepius hoc exemplo mihi utendum est, nec enim ullo efficacius exprimitur hic humanae vitae mimus, qui nobis partes, quas male agamus, adsignat. • 40 utendum est ….? • gerundivum van verplichting • 41 adsignat – welke vorm? • coni praes • coni in relatieve bijzin. Wat geeft die aan? • 1. finalis • 2. causalis • 3. explicativus (is het hier: zo’n soort … die)

More Related