1 / 35

Trombose

Trombose. Thema:. Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG. Wat is trombose?. Bloedstolsel In de aderen (niet: de slagaderen) Meestal in de benen Soms met propjes naar de longen: longembolie. longslagaderen. hart. holle ader. aderen. slagaderen. Hoe herken ik een trombosebeen.

imogene
Télécharger la présentation

Trombose

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Trombose Thema: Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG

  2. Wat is trombose? • Bloedstolsel • In de aderen (niet: de slagaderen) • Meestal in de benen • Soms met propjes naar de longen: longembolie

  3. longslagaderen hart holle ader aderen slagaderen

  4. Hoe herken ik een trombosebeen • Dik, pijnlijk, rood

  5. Hoe herken ik een trombosebeen • Dik, pijnlijk, rood • Complicaties: Op korte termijn risico op longembolie Op langere termijn vaak posttrombotisch syndroom: aanhoudend zeurend been, tot soms zelf open been aan toe

  6. Hoe herken ik een longembolie • Kortademigheid, pijn vast aan de ademhaling • Bloed ophoesten • Snelle pols, lage bloeddruk • Wegvallen, soms tot noodzaak tot reanimatie • 2-3% sterfte • Op langere termijn vaak vermindering van inspanningsvermogen, vermoeidheid

  7. Is trombose zeldzaam?

  8. Is trombose zeldzaam? • Nee, van elke 1000 mensen krijgt jaarlijks 1 iemand trombose • Sterk afhankelijk van leeftijd: van 1 per 10.000 voor twintigers tot 1 per 100 voor tachtigplussers

  9. Wie krijgt trombose? • In de helft van de gevallen: geen bijzondere oorzaak aan te wijzen, ‘pech’ of toeval. • In de andere helft van de gevallen: Bedlegerig, gipsbeen, net geopereerd Zwanger, kraambed, ‘de pil’ Kwaadaardige ziekten Erfelijke aanleg

  10. Erfelijke aanleg • Zeldzame: erfelijk tekort aan stollingsremmers (antitrombine, proteïne S, proteïne C) • Komt weinig voor (0.2%, of 1 per 500) • Helemaal niet zeldzaam: factor V Leiden mutatie, factor II mutatie • Respectievelijk 5% en 2% (samen 1 per 15!) V

  11. Antitrombine, proteine C en proteine S:onderzoek in het UMCG • Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen

  12. Antitrombine, proteine C en proteine S:onderzoek in het UMCG • Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen V

  13. Antitrombine, proteine C en proteine S:onderzoek in het UMCG • Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen V V V

  14. Antitrombine, proteine C en proteine S:onderzoek in het UMCG • Familieonderzoek: patiënten met trombose, en hun ouders, broers, zusters, kinderen • Uitkomst: 1.5%/jaar risico op trombose (1 per 65) • Moeten we dan screenen? V V V V V

  15. Effect van screenen Aantal trombose per 100 personen per jaar VOOR NA

  16. Effect van screenen Aantal trombose per 100 personen per jaar VOOR NA

  17. Antitrombine, proteine C en proteine S:onderzoek in het UMCG • Helaas blijkt screenen nauwelijks trombose te voorkomen • ‘zomaar’ levenslang bloedverdunners geeft ook problemen • Bij operaties en dergelijke krijg je al heel snel preventief bloedverdunners • Uitzondering: jonge vrouwen • Niet aan ‘de pil’, preventief bloedverdunners in zwangerschap

  18. Gezamenlijk onderzoek UMCG met AMC en UMCM:factor V Leiden en factor II mutatie • Familieonderzoek: patiënten met trombose en hun ouders, broers, zusters en kinderen • Tromboserisico ongeveer 0.5%/jaar (1 per 200) • Dat is te laag voor zinvolle preventie, dus tegenwoordig screenen we niet meer

  19. Kun je trombose voorkomen? • Ja, met bloedverdunners (en een beetje met bewegen en elastische kousen) • Meest zinvol wanneer het risico hoog is Na een operatie Bij ziekenhuisopname • Niet in situaties met laag risico: dan zou je heel veel mensen onnodig bloedverdunners moeten geven

  20. Hoe stel je trombose of longembolie vast? • ‘Op het oog’ is onvoldoende betrouwbaar • Soms helpt een bloedtest: als arts de kans op trombose laag inschat, en de test negatief is • In alle andere gevallen hebben we een radioloog nodig: Voor een echo van de benen Voor een CT scan van de longen

  21. Echo van het been

  22. CT scan van longen

  23. Behandeling van trombose • Onderhuidse spuitjes met heparine, die meteen werken • Daarnaast beginnen met tabletten acenocoumarol (merknaam: Sintrom) die meestal na 5-10 dagen zijn ingesteld • Behandeling meestal thuis • Daarnaast: elastische steunkousen

  24. Hoe voorkom ik posttrombotisch syndroom? • De helft van de mensen met een trombosebeen ontwikkelt posttrombotisch syndroom: een aanhoudend zeurend been, in de loop van de dag dikker, spataders, verkleuring rond de enkels, tot zelfs open been • De helft daarvan kan worden voorkomen door gedurende twee jaar een elastische steunkous te dragen

  25. Lopend onderzoek naar voorkómen van posttrombotisch syndroom • Misschien kunnen we sneller zien wie risico loopt op posttrombotisch syndroom, en hoeft niet iedereen zo lang kousen te dragen • Misschien helpt lokale toediening van een middel dat trombose oplost

  26. Behandeling van longembolie • Net als van trombose, maar meestal nu nog met korte ziekenhuisopname • In ernstige gevallen: medicijnen die het stolsel rechtstreeks afbreken, via een infuus

  27. Waarom naar de Trombosedienst? • De werking van acenocoumarol (Sintrom) varieert sterk van persoon tot persoon, en binnen een persoon in de tijd • De Trombosedienst meet de mate van antistolling (INR) en past daarop de dosering acenocoumarol aan ?

  28. Voor- en nadelen van bloedverdunners • Bloedverdunners voorkomen met 90% zekerheid trombose • Bloedverdunners veroorzaken bloedingen: 1-2%/jaar ernstige bloedingen, ofwel 1 per 50-100 patiënten per jaar • ‘Het is een gedoe’

  29. Hoe lang moet je door met bloedverdunners? • Na een eerste trombose of longembolie zeker 3-6 maanden • Daarna afhankelijk van risico dat er opnieuw trombose optreedt: • Was er een aanleiding voor de eerste trombose? • Is er een bekende erfelijke afwijking? • Is er een onderliggende ziekte? • Hoe goed ‘lukt’ de antistolling? • Patiëntvoorkeur Tweede trombose maanden

  30. Nieuwe vormen van bloedverdunners • Middelen in tabletvorm die in de plaats kunnen komen van acenocoumarol Voordeel: controle door Trombosedienst niet nodig Zelfde: werkzaamheid, bloedingsrisico Nadeel: effect niet te stoppen • Rivaroxaban (Xarelto) is geregistreerd voor trombose, maar nog niet vergoed • Dabigatran (Pradaxa) volgt

  31. Conclusie • Trombose komt vaak voor • Trombose kan goed behandeld worden

  32. Conclusie • Trombose komt vaak voor • Trombose kan goed behandeld worden • Naar verwachting helpt wetenschappelijk onderzoek ons verder om • Trombose nog beter te behandelen • De behandeling patiëntvriendelijker te maken

More Related