230 likes | 450 Vues
Hoofdstuk 1 Reis vanaf het middelpunt van de aarde Hoofdvraag: -Hoe en waarom verandert het uiterlijk van het aardoppervlak als gevolg van het verschuiven van aardplaten. De deelvragen die antwoord geven op de hoofdvraag zijn: –Welke bewijzen zijn er voor het schuiven van de aardplaten?
E N D
Hoofdstuk 1 Reis vanaf het middelpunt van de aarde Hoofdvraag: -Hoe en waarom verandert het uiterlijk van het aardoppervlak als gevolg van het verschuiven van aardplaten. De deelvragen die antwoord geven op de hoofdvraag zijn: –Welke bewijzen zijn er voor het schuiven van de aardplaten? –Welke bewegingen maken de platen? –Welk verband is er tussen de bewegingen van de platen en vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming? –Welke verschijnselen hangen samen met vulkanisme? -Wat zijn de kenmerken van een aardbeving?
Lees de inleiding op blz 9 >>> zie werkboek blz 3. Wat verstaan we onder: -Lithosfeer = de aardkorst en het vaste deel van de mantel. -Hydrosfeer = het water op aarde -Atmosfeer = het gasvorming onhulsel van de aarde -Biosfeer = planten/ en dierenleven. -Endogene krachten =Krachten die van binnenuit op het aardoppervlak inwerken toename van het reliëf
Oriëntatie op hoofdstuk 1. Wat valt je op aan de ligging van vulkanen en aardbevingsregistraties?
Tijdschalen. Geologie = de wetenschap die het ontstaan van de aarde, de opbouw van de aarde en de processen die daarbij een rol spelen bestudeert.
Absolute ouderdom = ouderdom uitgedrukt in jaren. Relatieve ouderdom = ouderdom t.o.v. van…. (jonger / ouder) Fossiel = versteende rest van een plant of dier of een afdruk hiervan. Gidsfossiel = fossiel dat gedurende korte tijd in grote aantallen in een groot gebied voorkwam.
Catastrofe of niet? Lange tijd werd de bijbel gebruikt om natuurverschijnselen te verklaren.
Evolutie = langzame ontwikkeling (van het leven op aarde van eenvoudig naar complex) Actualisme = principe dat stelt dat (geologische) processen die zich nu afspelen ook in het verleden hebben plaatsgevonden.
Alfred Wegener Delen van de lithosfeer bewegen t.o.v. elkaar. Aanwijzingen en bewijzen hiervoor zijn: I- …………………………………… II- Ouderdom van de oceaanbodem III- Paleomagnetisme (Paleo = oud) IV- Het voorkomen van verschillende diersoortenV- Gelijktijdige vergletsjering VI- Metingen op plaatsen waar plaatsen verschuiven VII- De spreiding van gebergten, vulkanen en aardbevingen
Als je de ‘stukjes’ weer tegen elkaar legt krijg je dit.
II-De ouderdom van de oceaanbodem en richting van het magnetisme van de oceaanbodem.
XX Magnetisme van de aardkern beïnvloedt elke magneet op aarde Kompasnaald wijst naar het magnetische noorden Magnetische noordpool en zuidpool veranderen periodiek: = geomagnetische polariteitsomkering
-Vulkanisch magma bevat minieme ijzerdeeltjes. -IJzer is magnetisch. -Bij uitvloeiing richten de ijzerdeeltjes zich naar het magnetisch veld. -Bij stolling liggen deze deeltjes vast in het gesteente. -De periode van de polariteit is bekend. bepaling ouderdom gesteenten is dus mogelijk.
III- Paleo (oud’ magnetisme) En als je er van uit gaat dat de polen niet van plaats veranderen……. en ijzerdeeltjes in gesteente van gelijke ouderdom wijzen een verschillende kant op… dan is de conclusie…
IV-Ook de verspreiding van diverse diersoorten is zo te verklaren.
V-(Gelijktijdige) Vergletsjering van gebieden die nu in andere klimaatgebieden liggen.
VI-Op andere plaatsen kan je de bewegingen van de platen gewoon meten. San Andreas breuk in Californie.
VII-De ligging van gebergten, vulkanen en aardbevingen Op de breuklijnen !!!!!