1 / 34

Is taal een hefboom voor integratie? Piet Van Avermaet

Taalactiveringsdag 25 februari 2013. Is taal een hefboom voor integratie? Piet Van Avermaet. Programma. Huidige trends Taal en integratie Leren Taalleren uitdagingen 4 thema’s. Huidige trends. Migratiepatronen wijzigen snel Globalisering Localisering (grootstedelijkheid) Migratie

duke
Télécharger la présentation

Is taal een hefboom voor integratie? Piet Van Avermaet

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Taalactiveringsdag 25 februari 2013 Is taal een hefboom voor integratie?Piet Van Avermaet

  2. Programma • Huidige trends • Taal en integratie • Leren • Taalleren • uitdagingen • 4 thema’s

  3. Huidige trends • Migratiepatronen wijzigen snel • Globalisering • Localisering (grootstedelijkheid) • Migratie • Mobiliteit • Van diversiteit naar ‘super diversiteit’ • Geglocaliseerde super diverse samenlevingen

  4. In een context waar ‘superdiversiteit’ de norm wordt, is het belangrijk om te reflecteren over de grenzen van de huidige recepten (beleid en acties) die we in (taal)onderwijs gebruiken om het schoolsucces van kansarme en immigrantenkinderen te verhogen en om burgerschapsvorming te versterken.

  5. Ons fundamenteel denken over diversiteit en onderwijs ontkent diversiteit als uitgangspunt. We erkennen diversiteit , maar blijven het moeilijk vinden om het als de norm in onderwijs te beschouwen. We erkennen diversiteit, enkel als conditie tot inpassing. Waardoor het meteen wordt gedevalueerd tot afwijking, achterstand, probleem, …

  6. Huidige trends • Polarisering • Ideologie is terug • In meeste Europese landen sterke focus op: • Taal • Testing • Waarom?

  7. Omslag rond eeuwwisseling • Verstrenging van discours en beleid in heel Europa • “Moet gedaan zijn met ‘bepampering’” • Integratiebeleid wordt inburgeringsbeleid • Strakker beleid ook voor naturalisatie (voorlopige uitzondering België) • Nieuwkomers, oudkomers

  8. Waarom verandering? • Incidenten: Nederland, Frankrijk • 9/11 • ‘war on terror’ • Integratiebeleid gefaald • Failliet multiculturele samenleving • Probleemsteden • Probleemwijken • Onderwijsproblemen • Probleemjongeren • Daadkrachtiger beleid, ook voor nieuwe migratie

  9. Kernbegrippen van nieuwe beleid • Taalkennis als conditie voor integratie • Waarden en normen kennis als tweede conditie • Verplichting • Integratiediscours is de facto assimilatie in publieke sfeer

  10. En toch: • Zonder kennis van de ST kan men niet functioneren in de samenleving • Kennis van de ST zet deuren open naar werk, school, ... • Talen van immigranten zijn een obstakel voor integratie • Talen van immigranten hebben een negatief effect op school en leerresultaten van immigrantenkinderen Dit zijn ideologische aannames waar nauwelijks of geen empirische evidentie voor bestaat

  11. Taal en integratie • Moet/kan taal een voorwaarde voor integratie zijn of voor het verwerven van de nationaliteit? • Dit lijkt redelijk: • Kennis van de taal verhoogt kansen op werk, onderwijs en opwaartse mobiliteit • Alleen de ST verzekert deze mogelijkheden en de ST is het enige efficiënte en noodzakelijke communicatiemiddel • We gaan ervan uit dat (bepaalde) immigranten GEEN talig repertoire hebben om succesvol in een land, regio of buurt te functioneren.

  12. Taal en integratie • Kennis van de taal verhoogt kansen op werk, onderwijs en opwaartse mobiliteit • Kennis van ST zal problemen van immigranten niet oplossen (zie Parijs) • Immigranten worden structureel gediscrimineerd • Hun taalgebruik en ‘lage TV’ in ST is een effect eerder dan een oorzaak van laag succes • Zolang de socio-economische marginalisatie voortduurt zal de toegang tot de ST beperkt en zelfs afgesloten blijven.

  13. Taal en integratie • Alleen de ST verzekert deze mogelijkheden en de ST is het enige efficiënte en noodzakelijke communicatiemiddel • Alle EU landen zijn meertalig • We geven onderwijs in de ST • Leerkrachten gebruiken vaak varianten van ST of dialect op speelplaats • Voor ons professioneel leven hebben we vaak Engels nodig • Ook in dagdagelijks leven hebben we verschillende taalvariëteiten nodig: internet, games, kranten, … • Deelname aan de samenleving veronderstelt een meertalig repertoire. Er is dus meer nodig dan alleen kennis van ST

  14. Taal en integratie • We gaan ervan uit dat immigranten GEEN talig repertoire hebben om succesvol in een land, regio of buurt te functioneren. • Immigranten zijn meertalig. Beheersen vaak ook ST • Vaak zijn ze meertaliger dan vele Vlamingen • Deze functionele MT geeft hen de mogelijkheid om in de buurt te integreren • Hun MT is ‘slecht’. Kennis van VT is goede MT • Discours is vaak: ‘ze spreken de taal niet’, dus ‘ze zijn niet geïntegreerd of willen niet’. • Veronderstel dat op een dag alle immigranten ‘voldoende’ SN spreken. Zal dit de deuren tot werken plots openen, zullen ‘wij’ plots met hen beginnen communiceren?

  15. Waarom verplichten? • Zal verplichting van deelname, van inspanning, resultaatsverbintenis, taaltoets leiden tot • meer kansen, betere participatie, meer sociale cohesie of tot • nog striktere percepties, verwachtingspatronen en groter gevoel van stigmatisering, meer spanningen

  16. Hoeveel taal? • Hoeveel ‘taal’ moet iemand kennen om als geïntegreerd te worden beschouwd? • Wat is de rationale om een niveau te bepalen? • Waarom 1 niveau?

  17. Leren: wat werkt • Hattie (2009) en anderen: • Hogeverwachtingen • Team teaching • Lerenalseengedeeldproces (leerderalsactieve actor) • De sociale context van leerderalsvertrekpunt • Gecontextualiseerdonderwijs • Leerkrachtals mediator (tussenleerder en leerdoelen) • Meer interactief, coöperatief en probleemoplossendleren • Heterogeniteitalsmeerwaarde • Continue assessment

  18. Waar leren we het meeste van? • lezen 10 % • horen 20 % • zien 30 % • zien en horen samen 50 % • bij discussie, met anderen bespreken 70 % • door persoonlijk ervaren, doen 80 % • door het uit te leggen aan een ander 95 % William Glasser (www.wglasser.com)

  19. Vormen van leren • Formeel – informeel • Impliciet – expliciet

  20. TAAL • Systeem om betekenis te geven; om retrospectief te oordelen over bepaalde ervaringen • Andere semiotische systemen • Meervoudige geletterdheid • Multimodaliteit • als vorm van meervoudige geletterdheid • Om te leren, om kennis te ontsluiten

  21. TAAL • Niet zomaar een vehikel, maar een sociaal geconstrueerd systeem • Meerdere variëteiten • Variëteiten zijn contextrelevant • Meervoudige repertoires • Verschillende codes • Sociaal cultureel bepaald • Match/mismatch met onderwijsomgeving

  22. TAAL EN LEREN • Interactie, interactie, interactie, … • Thuis en school: verschillende repertoires • Krachtige leeromgeving • Positief, veilig klasklimaat • Betekenisvolle activiteiten/taken • Ondersteuning door interactie • Gecontextualiseerd • Individueel verschillend

  23. Waarom leren volwassenen een taal? • Om maatschappelijk te kunnen functioneren • We functioneren in bepaalde domeinen/sociale omgevingen met verschillende repertoires • Niemand beheerst een taal volledig. We hebben allemaal een meertalig repertoire. Dat repertoire is steeds in ontwikkeling afhankelijk van onze noden • repertoire is domeinspecifiek met specifiek lexicon, genre, stijl, etc. • Relatie tussen taal en leren • Leren is sociaal-cultureel bepaald • Onderwijsachtergrond • Wel of geen structurele referentiekaders • Verschillende codes in verschillende omgevingen • Formeel en informeel leren • Impliciet en expliciet leren • Is individueel verschillend en grillig • Multimodaliteit in communicatie

  24. Kenmerken van krachtige formele taalleeromgeving • Relevant functioneel doel • Begrijpelijk taalaanbod • Kloof • Motivatie • Ondersteuning • Veilig klimaat • Echte interactie

  25. Doelgerichtheid • Is het doel van de oefening relevant voor de cursisten? • Is de oefening functioneel? • Vertrekt de activiteit van taalelementen of van een zinvolle taak? • Primeert het kunnen gebruiken van taal op de kennis van regels, woorden, …?

  26. Kloof ? • … tussen de taalvaardigheid die de taak vereist en de huidige taal-vaardigheid van de cursisten. • Als er niets nieuws te rapen valt, heeft de oefening geen leerpotentieel. • Niet te groot of te klein omwille van motivatie en competentiegevoel. • Biedt de oefening mogelijkheden om die kloof groter of kleiner te maken, maw. te differentiëren?

  27. Taalaanbod • Is er veel, rijk, relevant, interessant, aangepast, begrijpelijk… taalaanbod in de oefening? • Biedt de activiteit voldoende ’nieuw’ taalaanbod? • Is er voldoende gekend taalaanbod om het nieuwe taalaanbod betekenis te geven, te situeren, te kaderen,… ? • Is de talige context relevant ifv. gestelde doel(en)?

  28. Motiverend • is de activiteit uitdagend, wekt het nieuwsgierigheid op, activeert voorkennis en creëert een openheid op de wereld van de taak? • Relevant, nuttig voor reële leven? • speelt de inhoud eventueel in op specifieke interesses van cursisten? • stelt de activiteit een probleem dat overwonnen kan worden door het gebruik van (nieuwe) taal, zoals het stellen van vragen, het lezen van een tekstje,….

  29. Ondersteuning • Is er voldoende tekstuele en visuele context? • Zijn er voldoende hulpmiddelen voorzien om mogelijke moeilijkheden die een taak bevat, helpen te overwinnen, voor het geval het fout gaat? • activeren of aanbieden van kennis van de wereld, feedback, betekenisonderhandeling, uitleg, explicitering? • Betrekt het denken van mensen bij het oplossen van de taak?

  30. Interactie • Zet de taak aan tot echte en oprechte interactie of samenwerking? • Kunnen taaluitingen (hypotheses over hoe iets gezegd, geschreven,... moet worden) uitgeprobeerd worden? • biedt extra taalaanbod • biedt hulp bij het overbruggen van de kloof

  31. De rol van de lesgever lesgever als bezieler • veilig klasklimaat • motiveren lesgever als ondersteuner • kennis van de wereld uitbuiten en uitbreiden • differentiëren • initiatief aan de cursisten laten • geen extra kloof inbouwen lesgever als organisator • klasorganisatie • tijd geven om groepswerk te leren

  32. Uitdagingen • Onsdenken over integratie, diversiteit en taalmoetanders • Eensterkertaal- en diversiteitsbeleid • Socialeparticipatiekansenhangt van veelmeerafdantaal • Het moet van twee kantenkomen • Mensenactiveren in het helpenopbouwen van socialenetwerken • Professionaliseren van taalcoaches en trajectbegeleiders • Trajectbegeleidersalsintermediairtussenwerkgever en werknemer

  33. 4 thema’s • Onderbrekingen in het taaltraject • Door vakantie • Door interimarbeid • EerstNederlands, danwerk? • Kennen we onzemigratiegeschiedenis? • Taal op maat? • SN versus dialect • Aansluitenbijbehoeften van cursisten • Handhaving • Tot op welkniveau? • Sanctioneren? • Watna het traject?

  34. Taalactiveringsdag 25 februari 2013 DANK U piet.vanavermaet@ugent.be

More Related