1 / 61

College 3

College 3. Modern Nederlands: schrijftaal vs. spreektaal. Overzicht. Standaardnederlands Schrijftaal Spreektaal Spellingstrijd, grammatica’s en woorden-boeken Spellingsregels Schrijftaal en spreektaal. Standaardnederlands. In schrijftaal sinds Middeleeuwen standaardiseringsproces

johnna
Télécharger la présentation

College 3

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. College 3 Modern Nederlands: schrijftaal vs. spreektaal

  2. Overzicht • Standaardnederlands • Schrijftaal • Spreektaal • Spellingstrijd, grammatica’s en woorden-boeken • Spellingsregels • Schrijftaal en spreektaal

  3. Standaardnederlands • In schrijftaalsinds Middeleeuwen standaardiseringsproces • Noorden (Holland) politiek en cultureel dominant, prestige • Hollands stond model voor standaard-nederlands • Meeste spellinggidsen in Holland geschreven • Taal van meeste grote schrijvers uit Gouden Eeuw

  4. Standaardnederlands • 1581 – Pontus de Heuiter: Nederduitse orthographie • Scheppen van bovenregionale eenheidstaal • Welluidendste spelling- en uitspraakelementen van verschillende dialecten • Praktijk: vnl. Noordhollandse kenmerken van ontwikkelde burgers • ‘Beschaafd’

  5. Standaardnederlands Archaïserende stijl: • Onderscheid hen en hun • Woorden van zuidelijke oorsprong • Flexie: voorliefde voor genitief • Potgieter: bruid des jongelings, stank des stilstands, de patroon aller slaapmutsen • Kunstmatig vasthouden aan in Middelnederlands al zeldzaam geworden verledentijdsvormen: • Zetteden en schuddeden • Syntaxis: onpersoonlijke constructie • Mij hongert • In gesproken taal kwamen deze vormen niet voor

  6. Standaardnederlands • Pas laat aandacht voor spreektaal • In 17e eeuw ontstond al een ideaal van een algemeen beschaafde uitspraak, maar was nog geen realiteit • 1635 – Petrus Montanus (Petrus Berch): Bericht van een niewe konst, genaemt De Spreeckonst. • Eerste beschrijving van uitspraak spraakklanken • Puur beschrijvend • Systematisch met verwijzing naar articulatiewijze • Ging uit van Zuidhollandse uitspraak van deftige burgers • Begin 18e eeuw: standaardtaal voor het eerst eigen naam: ‘Gemeenen-Lants-tale’ (Adriaen Verwer)

  7. Standaardnederlands • Negatieve waardering over regionale klankvarianten • Hollands (al in 1683 op gewezen): verstemlozing van stemhebbende fricatieven /z/  /s/ en /v/  /f/ woord-initieelde son in de see sien sakken • Noorden: voorkeur /s/-uitspraak • Zuiden: voorkeur /z/-uitspraak • Zuidoosten: van /s/ overgegaan op /z/ • Afrikaans heeft de Hollandse vormen overgenomen. /z/ en /v/ komen niet meer voor in de Afrikaanse uitspraak (tussen twee klinkers /v/ wel uitgesproken, gespeld met <w> • ‘Onbeschaafd’

  8. Standaardnederlands • Dialectoloog Kloeke (jaren 1930): slechts 3% Nederlandse bevolking heeft vereiste ‘hogere beschaving en opvoeding’ om beschaafd te spreken • Sindsdien: beter onderwijs, meer kinderen volgen onderwijs (leerplichtwet 1900) • Bredere basis Algemeen Beschaafd Nederlands

  9. Standaardnederlands Veel variatie in ‘standaardnederlands’: • Regionale kleuring • Brabants: Ik ben afgewerkt en aangereden • Twents: Ik ga naar huis heen • Gronings: pakjedrager, slof • Sociale klassen • Leeftijd • Idiosyncratisch: ijskast vs. koelkast

  10. Woordenboeken en grammatica’s • Taalregels: verklaren wat goed Nederlands is • ongrammaticaal: • Luid zingend werden de aardappels geschild • Taalnormen: wat is gepast taalgebruik • Bepaald door sociale normen en waarden • Hij wast zich • Hij wast z’n eigen • Hij wast ’m Standaardtaal Geen standaard, wel in dialecten

  11. Woordenboeken • Behoefte aan taaladvisering • Bloeitijd woordenboekenbedrijf 16e eeuw • 17e eeuw: vertaalwoordenboeken • Frans en Engels (i.p.v. Latijn) • 1801 – Siegenbeek opdracht spellingregels ontwerpen • In 1804 officieel ingevoerd

  12. Woordenboeken • 1849 – plan voor Woordenboek der Nederlandsche Taal(WNT) geboren op eerste Taal- en Letterkundig Congres in Gent, Nederlandse en Vlaamse geleerden: eenheid van taal in Noord en Zuid. • De Vries en Te Winkel starten in 1852 • Spelling ontwerpen • Taalmuseum: alles wat ooit of ergens Nederlandsch was, start eerst bij Statenvertaling, later naar 1500 (om woorden van P.C. Hooft op te kunnen nemen) • In praktijk toch selectie: nette woorden, geen verouderde of dialectwoorden, voorkeur literaire taal, veel leenwoorden uitgesloten • Traag: eerste deel (A – ajuin): 1864laatste deel in 1998 afgekomen • Grootste woordenboek ter wereld: 40 delen, 3 meter boekenplanken, 44.000 blz. • … nauwelijks bekend

  13. Woordenboeken Voorbeelden WNT: • PRUIK; dit heeft o.a. de nu verouderde betekenis van ‘hoofdhaar’. Hieronder de definitie uit het WNT van deze eerste betekenis, in een eigenlijke (letterlijke) toepassing, gevolgd door een citaat van Hooft:1) Menschelijk hoofdhaar. In dezen alg. zin thans verouderd; verg. echter de bet. 6).a) Eigenlijk. || De perucque blont, Twelrieckent hayr ghetoyt met een uytheemschen vont, HOOFT, Ged. 2, 45. • ZWEENER, een woord dat na de 16de eeuw verdween, en dat ‘varkenshoeder’ betekent maar etymologisch niets met zwijn van doen heeft. Dit woord wordt o.a. door het volgende citaat geïllustreerd:Wat holpet mij dit, dat ic waer paeus oft cardinael ..., ende ic en twint van deser heerscapie en wiste ...? Soe waer ic mij alsoe lief een sweenre als een paeus oft een stalknecht als een coninc, in Ts. 34, 256 [1540].

  14. Woordenboeken • Van Dale: eerste deel 1872. Woordenboek der Nederlandsche Taal • 1950 (posthuum, red. Kruyskamp en De Tollenaere): Van Dale’s Groot woordenboek der Nederlandse taal (de ‘Dikke Van Dale’) • Ruim 150.000 trefwoorden • 1992: 12e druk, 240.000 trefwoorden • Gezaghebbend • Woordenschat van laatste anderhalve eeuw, historische opzet (net als WNT), altijd eerst oudste betekenis woord gegeven • Volledigheid, normatief, veel voorbeeldzinnen

  15. Grammitica’s • Taal (gesproken èn geschreven) beantwoordt aan regels: grammatica 1805 – Petrus Weiland: Nederduische spraakkunst • volgde Moonen (1706), stramien van Latijn en Grieks, nadruk op vervoeging en verbuiging van woorden • Benoemen woordsoorten (‘taalkundige ontleding’) • Zinsdelen en relaties daartussen niet besproken • Onvolledig en gebrekkig, geen algemene instemming

  16. Grammitica’s • Ook: overwegingen van duidelijkheid: • Schrijftalig voornaamwoord dezelve met verbuigingsvormen om misverstanden van verwijzing te voorkomen: De veldheer viel in den slag, en toen de heelmeester hem wilde verbinden, kreeg hij eenen kogel door het hoofd • Als bedoeld dat heelmeester kogel kreeg: …kreeg dezelve eenen kogel… (nu: kreeg deze of de laatste…)

  17. Grammitica’s • In Nederlands: functie van woord in zin niet meer zichtbaar aan morfologie, andere manier van zinsontleding nodig dan voor Latijn: ‘redekundige ontleding’ • 1872 – De Groot: Nederlandsche spraakkunst. • 1878 – Terwey: Nederlandsche spraakkunst. Ten behoeve van inrichtingen van middelbaar onderwijs en tot opleiding van onderwijzers. • 1892-1896 – Den Hertog: Nederlandsche spraakkunst. Handleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers. • 3 delen: enkelvoudige zin, samengestelde zin, woordsoorten • Alle zinsdelen zo precies en eenvoudig mogelijk omschreven, zowel betekenis als vorm • Alle latere schoolgrammatica’s op gebaseerd, ook in de loop van de 20e eeuw • Zinsdelen onderhouden betrekkingen met elkaar • Onderwerp, voorwerp, gezegde, bepaling

  18. Grammitica’s • 1937 – Groningse hoogleraar Overdiep: Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch. • Tegenwoordige Nederlands in al z’n gesproken en geschreven variaties • 1964 - Paardekooper: ook spreektaalvormen • Abstract systeem voor relaties in zinnen, eenvoudig te leren begrippenapparaat, termen uit traditionele grammatica • Onderscheid bijwoord en bijvoeglijk naamwoord:de vrouw is mooi vs. de mooie vrouw

  19. Grammitica’s • 1984 – Algemene Nederlandse Spraakkunst(ANS). • Intitiatief Nederlandse Taalunie • Volledige beschrijving moderne Nederlandse grammatica • Sluit aan op traditionele schoolgrammatica, invloed Paardekooper • Beschrijvende grammatica, toch ook normatief: • Etiketten bij constructies als ‘uitgesloten’ of ‘twijfelachtig’, ‘archaïsch’, ‘regionaal’, ‘spreektaal’, ‘schrijftaal’, ‘vaktaal’ • Kritiek: te verdraagzaam vs. keurt te veel af, te weinig beschrijvend vs. te weinig wetenschappelijk, te weinig op consistente theorie gebaseerd

  20. Grammitica’s Monumentaal werk Deel 1: Het woord Deel 2: De woordgroep Deel 3: De zin Deel 4: Nevenschikking en samentrekking Veel duidelijke voorbeelden

  21. Spellingstrijd • Monniken en stadsklerken gebruikten Latijnse alfabet, enkele tekens toegevoegd • Geen uniforme spelling • 16e en 17e eeuw: taalbouwers ontwierpen allerlei spellingsystemen, niet één algemeen aanvaard • 1804 – Siegenbeek: eerste officiële spelling: • Principes, o.a • niet te ver afwijken van wat in zwang is • teruggrijpen op oudere spellingkundigen • volgen van algemene principes Duitse taalgeleerde Adelung (de principes waar later De Vries en Te Winkel hun 4 beginselen op baseerden) • Niet populair, veel kritiek, m.n. op de algemene principes die gelijkvormigheid en analogie zouden gaan heten

  22. Spellingstrijd Twee kampen: • 1) Schrijftaal niet veranderen • Argumenten: • Breuk met teksten van vroeger • Ongewenste toename van aantal homografen • Belemmering bij het lezen (verandering woordbeeld) • Aantasting van taal Vlaamse schrijver Maurice Gilliams: ‘van een brave chauffeur een schobbejak van een sjofeur willen maken, vat ik op als de charlatannerie van iemand die aan spraakstoornissen lijdt.’

  23. Spellingstrijd Twee kampen: • 2) schrijftaal aanpassen aan spreektaal • Argumenten: • Spelling onnodig moeilijk • Zware belasting onderwijstijd • Tegenargumenten tegen 1): • Teksten van vroeger eerder verouderd door woordgebruik en zinsbouw • Taal verandert, spelling moet meegaan (anders Engelse toestanden) • Homografen zijn er nu ook al, geen probleem, homofonen in spraak ook geen problemen • Spellingverandering is geen taalverandering (maar soms wel invloed, zie tussen-n!)

  24. Spellingstrijd • De Vries en Te Winkel (WNT) bouwden voort op Siegenbeekse spellingregels • Tegenstanders Siegenbeekse spellingregels o.a. schrijvers, te veel van bovenaf opgelegd, uiting van ‘revolutionaire gelijkheidsdwang’: • Willem Bilderdijk (1756-1831) • Nicolaas Beets (1814-1903) • Voorstander: Potgieter (1808-1875)

  25. Spellingstrijd • Naamvalsvormen en geslachten: sinds 18e eeuw in schrijftaal • Geslachten onduidelijk, verschillende nieuwe regels bedacht • Geslacht in betekenis (Brill), bijv.: • Grote en sterke dieren: mannelijk • Kleine en tedere dieren: vrouwelijk • Geslacht in vorming (Bilderdijk), bijv.: • Zelfst.nw. ontstaan uit deelwoord, want substantief geeft hoedanigheid aan, dus afhankelijkheid: vrouwelijk • Zelfst.nw. ontstaan uit stam van werkwoord, zelfstandig: mannelijk • Achtervoegsels: bijv. –heid vrouwelijk • Veel verwarring en ook inconsequent • Boterham zowel mannelijk als vrouwelijk

  26. Spellingstrijd • 19e-eeuwers kritisch tegenover schrijftaal • Bilderdijk: • taal bestaat niet uit letters, maar uit klanken • Nederlandse grammatica mag niet op Latijnse leest geschoeid worden • Schrijftalige elementen als dezelve niet natuurlijk • Gebruik ook spreektalige vormen in schrijftaal • Zelfs: als na vergrotende trap: ik ben groter als jij/jou • Johannes Klinker: schrijftaal moet zich aan de spreektaal aanpassen, maar andersom ook

  27. Spellingstrijd • Letterkundigen: spreektaal en schrijftaal moeten verschillend blijven • Maar ook Romantiek en Realisme: terug naar natuur en spontane, gewone leven, dus eenvoudige taal • Romantiek daarnaast ook terug naar glorieuze taal van grote schrijvers (o.a. Potgieter) • 18e en 19e eeuw steeds meer naar eenvoudige taal • Bilderdijk, Hildebrand (Nicolaas Beets), Piet Paaltjens (François Haverschmidt), P.A. de Genestet, e.a.

  28. Spellingstrijd • Meest radicale taalvernieuwer 19e eeuw (vóór Beweging van Tachtig): Multatuli • Van ’t eindeloos gehén, gehún, geháár, verlos ons Heer! • Veel gereduceerde vormen in schrijftaal: ’t Zal niet gezegd worden, ’n werk, m’n program, als ‘k eens, waar-i • In praktijk niet altijd gemakkelijk

  29. Spellingstrijd • Eind 19e eeuw: Beweging van Tachtig • Albert Verwey: schrijven is een ‘gestyleerd spreken’, hij wilde ‘zóó schrijven dat het is alsof ik sprak’ • Taal in voortdurende verandering. Vereenvoudiging is vooruitgang. • Taal is klank. Schrijven moet aansluiten bij hoorbare gesproken taal

  30. Spellingstrijd • Kollewijn (1881) – Onze lastige spelling. • Uitgangspunten vereenvoudiging: • Geen onderscheidingen maken in de schrijftaal die in spreektaal niet bestaan en geen onderscheidingen handhaven die in de beschaafde spreektaal verloren zijn gegaan • Vereenvoudigingen moeten bij het schrijven nuttig zijn maar bij het lezen niet te zeer in het oog springen (woordbeeld niet aantasten) • Etymologische verschillen <e> en <ee>, <o> en <oo> afschaffen • /i/ als <ie> geschreven: biezonder, rievier • -lijk wordt analoog aan -ig: gewoonlik, hartelik • -sch alleen waar in uitspraak gehoord: schip, maar vis, wensen, etc.

  31. Spellingsregels • De Vries en Te Winkel (WNT, 1852) ontwierpen spelling, wetenschappelijk fundament: • Spelling moet geschiedenis van woorden weergeven • 4 spellingsbeginselen: • Beginsel van beschaafde uitspraak (fonematische spelling) • Beginsel van gelijkvormigheid • Beginsel van etymologie • Beginsel van analogie

  32. Spellingsregels Beginsel van beschaafde uitspraak (fonematische spelling): • Lettertekens geven de klanken weer die door ‘beschaafde lieden’ worden uitgesproken • ‘Beschaafde lieden’ niet gedefinieerd • Niet ‘beschaafd’: lope, loopm, maar lopen • Houdt geen rekening met assimilatie of klinkerreductie in lopende spraak • Geen één-op-éénrelatie klank en teken: • <e> = /e/, //, // • /ks/ = <ks>, <x> • Dit basisbeginsel ingeperkt door de twee volgende beginselen

  33. Spellingsregels Beginsel van gelijkvormigheid (vormovereenkomst): • Eenzelfde woord, stam, voor- of achtervoegsel zo veel mogelijk op dezelfde wijze geschreven • In goed hoor je een /t/, maar net als in goede en goedig schrijven we een /d/ • In soepbord horen we geen /p/ (assimilatie), maar schrijven die wel van wege soep, soepkom, etc. • Uitzonderingen: • Niet huiz of werv,leevtijd of verhuizde • Beeltenis (ondanks beelden)

  34. Spellingsregels Beginsel van analogie: • Woorden die op overeenkomstige wijze zijn gevormd, worden op overeenkomstige wijze geschreven • Hij vindt met een t gespeld, naar analogie met hij wint, dat ook met t eindigt • Stationsstraat met dubbel s geschreven (hoort er slechts één), naar analogie met stationsweg • Uitzonderingen: • Niet hij eett of hij geniett, of Friess (vanwege Gronings) (geen verdubbeling aan einde van woord) • Bij woorden op –s vervalt de s van de achtervoegsels –s(e) en –st(e): Goese, Parijse, wijste, friste (dit geldt weer niet voor –ster: fietsster)

  35. Spellingsregels Beginsel van etymologie: • In de schrijfwijze van een woord wordt rekening gehouden met historische ontwikkelingen • Verschillen <ij> en <ei>: historisch verschil in uitspraak (nog in sommige dialecten):<ij> klonk als lange /i/ of /i/, <ei> klonk als <e>, <ai> of <> • Rauwkost vs. rouwadvertentie: <au> klonk in Middelnederlands (waarschijnlijk alleen regionaal) als /aw/, <ou> als /ow/ • Achtervoegsel –isch als in allergisch: Middelnederlandse uitspraak /sk/, gedurende 17e eeuw geleidelijk /sx/ geworden, nu alleen nog /s/ in uitspraak • Zorgt voor afwijkingen van de andere beginselen, bijv. ambt, thans, erwt • Vreemde spelling van leenwoorden vaak bewaard

  36. Spellingsregels • 1934 – van overheidswege spelling-Kollewijn (praktisch helemaal) ingevoerd • 1954 - ‘Het Groene Boekje’: Woordenlijst Nederlandse Taal • Problemen: • geslachten (noorden vs. zuiden). Oplossing: dubbele genusaanduiding: v.(m.) • Bastaardwoorden: zuiden voorkeur voor vernederlandsing. Compromisoplossing: voorkeurspelling en toegestane spelling • Productie en produktie, liquideren en likwideren • Tussen-n alleen geschreven bij gedachte aan meervoud: • Bessesap (kan van één bes zijn), maar bessenjam (alleen van meer dan één bes te maken) • Nieuwe spelling: 1995. Eindelijk officiële herziening van de spelling, en gezamenlijke spelling Nederland en België • (niet het einde van de spellingstrijd)

  37. Spellingsregels • Voornaamste wijzigingen 1995: • Afschaffing ‘voorkeurspelling’ en ‘toegestane spelling’ voor leenwoorden als croquet vs. kroket, yoghurt vs. joghurt. Nu gespeld volgens de oude voorkeurspelling • Tussenletters -n- en –s-: • (globaal) wordt geschreven waar het eerste deel een zelfst.nw. is dat een meervoud op –n heeft (met 5 uitzonderingen)bessensap, krantenartikel, maar ook pannenkoek (!), niet koninginnendag • en tussenletter -s- tussen twee delen waar een /s/ wordt gehoord (verschilt per spreker!) als het eerste deel niet met een sisklank eindigt en het tweede deel niet met een sisklank begintbakkersroom, meningsverschil

  38. Spellingsregels Nieuwe druk: oktober 2005. Enkele gewijzigde en 10.000 nieuwe woorden • Veranderd: • paddestoel  paddenstoel, procesverbaal  proces-verbaal, reïntegratie  geintegratie • Nieuw: • Boerka, e-mailen, gesms’t, tsunami

  39. Schrijftaal en spreektaal • Schrijftaal en spreektaal verschillende functies • Schrijftaal: informatieoverdracht, overtuigen, etc. • Spreektaal: interactie, affectie, etc. • Ook verschil in gebruik: • lezer kan teruglezen • spreker moet vaker iets herhalen voor toehoorder • schrijver meer tijd om na te denken  strenger normbesef

  40. Schrijftaal en spreektaal • Alledaagse conversatie: • Veel vraagzinnenSchiethet lekker op?Hebje het al gehoord van Klaas en Fatima? • Niet veel concessieve (toegevende) bijzinnen (ingeleid d.m.v. voegwoorden), dus niet vaak: hoewel ik hard werk, schiet ik slecht op

  41. Schrijftaal en spreektaal • Wetenschappelijke verhandelingen, ambtelijke stukken: • Lange woorden • Lange zinnen • Gedichten: • Rijm (niet in andere tekstsoorten)

  42. Schrijftaal en spreektaal • Douglas Biber(1988). • Taalkundig onderzoek naar tekstsoorten • Corpusonderzoek naar taalkundige markeerdersvan stijl en tekstsoort • Multidimensional scaling • Tekst gekarakteriseerd a.d.h.v. groot aantal variabelen • Variabelen via statistiek herleid tot 5 dimensies • Eenvoudige inleiding tot deze techniek: http://www.statsoftinc.com/textbook/stmulsca.html.

  43. Schrijftaal en spreektaal Verschil in gebruik van bijzinnen • Gesproken tekst: weinig bijzinnen? • Geschreven tekst: veel bijzinnen? Verschillende soorten bijzinnen • Relatieve bijzingeeft uitbreidende of beperkende informatie over het belangrijkste zelfstandig naamwoord • Jan las het boek datook een sectie over Chomsky bevatte. • Bijwoordelijke bijzingeeft voor het werkwoord een reden, een voorwaarde of bepaling van tijd of plaats • Hij ging rennen omde trein te kunnen halen • Beknopte bijzinonderwerp is niet uitgedrukt in de bijzin, geen persoonsvorm, vaak te + infinitief • Ik denk genoeg gezegd te hebben

  44. Schrijftaal en spreektaal (Engelse teksten)

  45. Schrijftaal en spreektaal Distributie van verschillende soorten bijzinnente maken met functiesvan teksten: • Academische teksten, officiële documenten en voorbereide speeches: doel informatieover te brengen • Relatieve bijzinnen bij uitstek geschikt • Conversatie: doel is interactietussen personen, vaak over redenen en oorzaken van acties • Causatieve bijwoorden (…, omdat…) • Voorbereide speeches: doel standpuntenoverbrengen • Werkwoorden als denk, hoop, betwijfel + dat

  46. Schrijftaal en spreektaal Wetenschappelijketekst: veel relatieve bijzinnen De informanten in het onderzoek waren 25 allochtone analfabeten dienog niet lang bezig waren met alfabetiseringsonderwijs in het Nederlands als tweede taal, en diein hun land van herkomst niet of nauwelijks naar school waren geweest. […] (uit: Jeanne Kurvers (2003). De binnenwereld van teksten. Analfabeten over syllogismen en verhalen. Levende Talen Tijdschrift, vol. 2: pp. 31-38.)

  47. Conversatie: veel bijwoordelijke bijzinnenen beknopte bijzinnen met dat Laten we ingaan op de inhoud. In de Mandarijnen staat dat het een boek is, dat gaat over schrijvers en boeken, die ten ondergaan. Loopt de Mandarijnen daardoor zelf ook niet een beetje het gevaar dat het op den duur ten onder zal gaan; over enige tijd zal niemand meer hebben gehoord van de schrijvers die in de Mandarijnen worden genoemd.         "Dat heb ik me ook steeds voor ogen gehouden. In 1958 heb ik al tegen d'Oliveira gezegd dat er niets meer van zou komenomdat al die mensen vanzelf wel vergetenzouden worden. Dat zeg ik ook in de Mandarijnen: 'De meeste letterkundige kritiek lijkt op sneeuwruimen. Er verdwijnt alleen,wat vanzelf ook wel verdwijnt.' En daaromvind ik zelf het succes van het boek - het wordt regelmatig herdrukt - ook verbazingwekkend. Dit is de vijfde oplage van de vierde druk. Het is eigenlijk tien keer uitgekomen, in totaal vijftienduizend exemplaren, wat voor een moeilijk boek als dit, veel is. Het is merkwaardig, de jeugd die nu op de hbs zit, zoals u in 1963, heeft nooit van C. J. Kelk gehoord, of van Theun de Vries, hoewel, die leeft nog.“ (Uit: Interview met Willem Frederik Hermans door Max Pam (1984). In: Maatstaf, nr. 3.)

  48. Schrijftaal en spreektaal • Genreniet alleen karakteriseren op basis van één taalkundig kenmerk als bijzinnen: • Op ander kenmerk zie je andere groeperingen en onderscheiden • Op basis van bijzinnen: academische teksten heel verschillendvan conversatiemaar • acad. teksten en conversatie beide vergelijkbaargebruik van verledentijdswerkwoorden: vrij zeldzaam in vergelijking tot fictie

  49. Schrijftaal en spreektaal • Welke kenmerken werken samenin teksten? • Heel veel kenmerkenonderzoeken, onderverdeeld in categorieën • Niet een enkel kenmerk per genre, maar setvan kenmerken

  50. Schrijftaal en spreektaal Sets: • Conversatie: • Fragmentarische structuur • Samentrekkingen (ik heb ‘m) • Tweede persoonspronomina (jij) • Interjecties (…, weet je, …) • Academische teksten: • Veel nomina en attributieve bijvoeglijke naamwoorden • Nominalisaties (werken het werken/de werking) en andere gespecialiseerde woorden (jargon) (taalacquisitiestoornissen, functionele fonologie) • Geëxtraposeerde constructies (het is mogelijk dat…)

More Related