210 likes | 324 Vues
C. Dood spoor? . Over verrijzenis en leven na de dood . http://www.youtube.com/watch?v=4jmG-B5Oimo. 1. Inleiding . http://www.youtube.com/watch?v=v3INSQUXH4k. http://www.youtube.com/watch?v=JOm-uIPzqpI. Zoek in de Bijbel het verhaal van Lazarus op. Johannes 11, 1-44.
E N D
C. Dood spoor? Over verrijzenis en leven na de dood
http://www.youtube.com/watch?v=4jmG-B5Oimo 1. Inleiding
Zoek in de Bijbel het verhaal van Lazarus op. Johannes 11, 1-44 2. De historische vraag in verband met de verrijzenis…. 2.1.Het verhaal van Lazarus…
Lazarus uit de dood opgewekt[1] Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden [2] – dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. [3] De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ [4] Toen Jezus dit hoorde zei hij: ………………………………………………………………………………………………………………[5] Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. [6] Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was,…………………………………………. [7] Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ [8] ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe?’ [9] Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, [10] maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ [11] Nadat hij dat gezegd had zei hij: ‘……………………………………………………’ [12] De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ [13] Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. [14] Toen zei hij hun ronduit: ‘…………………………………., [15] en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot …………………………. komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ [16] Tomas (dat betekent ‘………………………….’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’
[17] Toen Jezus daar aankwam, hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. [18] Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, [19] en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. [20] Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. [21] Marta zei tegen Jezus: ‘……………………………………………………………………………………………………………………… [23] Jezus zei: ‘……………………………………………………………………….’ [24] ‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ [25] Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, [26] en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ [27] ‘Ja Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ [28] Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zuster Maria apart en zei: ‘De meester is er, en hij vraagt naar je.’ [29] Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, [30] die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta hem tegemoet was gekomen. [31] Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen.
[32] Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘………………………………………………………………….’ [33] Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ………………………………………….hem. Diep bewogen [34] vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ [35] Jezus begon……………………………………….., [36] en de Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ [37] Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ [38] Ook dit ……………………………………….Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. [39] Hij zei: ‘……………………………………………….’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ [40] Jezus zei tegen haar: ‘…………………………………………………………………………………………….’ [41] Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. [42] U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ [43] Daarna riep hij: ‘………………………………………..!’ [44] De dode kwam te voorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Lazarus uit de dood opgewekt: volledige tekst[1] Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden [2] – dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. [3] De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw vriend is ziek.’ [4] Toen Jezus dit hoorde zei hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.’ [5] Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. [6] Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was. [7] Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar Judea.’ [8] ‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe?’ [9] Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, [10] maar wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ [11] Nadat hij dat gezegd had zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’ [12] De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ [13] Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. [14] Toen zei hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, [15] en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.’ [16] Tomas (dat betekent ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’
[17] Toen Jezus daar aankwam, hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. [18] Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadie, [19] en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten nu hun broer gestorven was. [20] Toen Marta hoorde dat Jezus onderweg was ging ze hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. [21] Marta zei tegen Jezus: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn. [22] Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u vraagt.’ [23] Jezus zei: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ [24] ‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ [25] Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, [26] en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ [27] ‘Ja Heer,’ zei ze, ‘ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ [28] Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zuster Maria apart en zei: ‘De meester is er, en hij vraagt naar je.’ [29] Zodra Maria dit hoorde ging ze naar Jezus toe, [30] die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta hem tegemoet was gekomen. [31] Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen.
[32] Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ [33] Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen [34] vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ [35] Jezus begon ook te huilen, [36] en de Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ [37] Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ [38] Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. [39] Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ [40] Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ [41] Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. [42] U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ [43] Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ [44] De dode kwam te voorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. [14] Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. [15] Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, [16] maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. [17] Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. [18] Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?
’ [19] Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. [20] Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. [21] Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. [22] Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, [23] vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. [24] Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ [25] Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? [26] Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ [27] Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
[28] Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. [29] Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. [30] Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. [31] Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. [32] Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ [33] Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, [34] die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ [35] De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
De methode van de historicus • Toegepast op de verrijzenis • Eerste historisch feit • Tweede historisch feit • De ommekeer 2.3. De historicus is geïnteresseerd in de vraag: wat is er echt gebeurd?
God is trouw gebleven aan Jezus. Hij heeft Hem uit de dood doen opstaan. • Jezus is uit de doden verrezen. Hij heeft de macht van de dood gebroken. • Jezus is ook in ons leven vandaag aanwezig. Je kunt Hem in gebed en sacramenten ontmoeten. • Ooit zullen wij, na onze dood, verrijzen tot eeuwig leven. • De zin van de geschiedenis is niet het noodlot. Het goede zal uiteindelijk sterker zijn dan het kwade. Het leven sterker dan de dood. 4.De boodschap van het christelijke verrijzenisgeloof