250 likes | 575 Vues
Stof voor het SE1 H1 t/m 7. Mengen / scheiden. Koolstofchemie. Covalentie = Aantal bindingen dat een atoom kan maken (alléén niet-metalen!) Enkelvoudige binding Dubbele binding Driedubbele binding. Naamgeving (BINAS 66D). Zoek de langste keten (=stamnaam)
E N D
Koolstofchemie • Covalentie = Aantal bindingen dat een atoom kan maken (alléén niet-metalen!) • Enkelvoudige binding • Dubbele binding • Driedubbele binding
Naamgeving (BINAS 66D) • Zoek de langste keten (=stamnaam) • Bepaal de binding (enkel, dubbel) • Bepaal de zijgroepen • Hoeveel van elk (mono, di, tri) • Nummering Alkaan= alleen enkele bindingen: CnH2n+2 Alkeen= één of meer dubbele bindingen:CnH2n
Zijgroepen (BINAS 66D) • Halogenen (Br,Cl,F of I, voorvoegsel eigen naam) • Methylgroep (CnHn+2 groep, CH3 of C2H5, voorvoegsel metyl,ethyl) • Alcohol (OH groep, achtervoegsel –ol, voorvoegsel hydroxy-) • Aminen (NH2 groep, achtervoegsel –amine, voorvoegsel amino-) • Zuren (COOH groep, achtervoegsel –zuur)
Voorbeeldje: • Langste keten = 3 – 1 dubbele binding stamnaam propeen. • Zijgroepen= 1: broom • Naam: 3-broom-1-propeen • Langste keten = 5 – enkele bindingen stamnaam = pentaan • Zijgroepen= 3 methyl groepen • Naam: 2,2,4-trimethylpentaan
H3: Atomen • Atoomnummer = aantal protonen • Massagetal = aantal protonen + neutronen = het aantal deeltjes in de kern • Zie tabel 25 (massagetal) & 99 (relatieve atoommassa) • Atoomnummer is altijd Kleiner dan de atoommassa
Bouw van het atoom • Bij een atoom zijn de elektronen altijd gelijk aan het aantal protonen • Atoom = ongeladen, dus positief en negatief moet gelijk aan elkaar zijn • Ion = geladen atoom. Heeft dus te veel (negatieve lading) of te weinig (positieve lading) elektronen • Aantal elektronen = protonen + of – de lading. • Bv: Mg2+ Atoomnummer = 12, dus 12 protonen. Lading van 2+, dus twee elektronenteweinig. Elektronen = 12-2=10.
Isotopen • Isotoop = hetzelfde atoomnummer, ander massagetal • Zie Binas 25 • Zelfde atoomnummer = zelfde aantal protonen • Ander massagetal, zelfde aantal protonen ander aantal neutronen • Isotoop = hetzelfde element, met hetzelfde aantal protonen, maar een ander aantal neutronen • Bv: Mg-24, Mg-25 en Mg-26. • Het getal staat voor het massagetal
Elementgroepen • Groep 1: Alkalimetalen • Zeer onedel, reageren dus met alles • Lading 1+ • Groep 2: Aardalkalimetalen • Behoorlijk onedel, reageren met bijna alles • Lading 2+ • Groep 17: Halogenen • Komen nooit alleen voor (Cl2 Br2 I2 F2) • Lading 1- • Groep 18: Edelgassen • Zeeredel, reagerennergensmee • Geenionlading, want komennietals ion voor
Zouten • Opgebouwd uit een metaal en een niet-metaal • Bestaan uit ionen, gebonden door zeer sterke ionbinding. • Ion heeft een ander aantal e- dan p+ • Ionlading: Zie BINAS 45 & 66B • Lading in een molecuul is 0, aantal – en + moet dus gelijk zijn • AlCl3 • Ba2 (PO4)3
Water • In water lost een zout wel of niet op. Zie BINAS 45 • Reactievergelijkingen: • Oplosvergelijking: van (s) naar (aq) • KI (s) K+ (aq) + I- (aq) • MgCl2 (s) Mg2+ (aq) + 2 Cl- (aq) • Indampvergelijking: van (aq) naar (s) • 3 Na+ (aq) + PO43- (aq) Na3PO4 (s)
Neerslag • Twee oplosbare zouten die samen een onoplosbaar zout vormen • Vergelijking maken: We voegen bij elkaar: een oplossing van loodnitraat en natriumjodide • Deeltjes Pb2+ (aq), NO3- (aq), Na+ (aq), I- (aq) • 45 • Reactie Pb2+ (aq) + 2 I-(aq) PbI2 (s) • Kloppend • Check
Bindingen • Metalen – Alleenmetalen • Binding waarbij de positieve metaalionen bij elkaar gehouden worden door de vrije, negatieve, elektronen • Zouten – Metaal met eennietmetaal • Ionbinding: + en – trektelkaaraan zeersterke binding • Moleculairestoffen – Alleenniet-metalen • Molecuulbinding (vanderwaalskrachten): Binding TUSSEN moleculen. Zeerzwak laagsmeltpunt • Hoe groter het molecuul, hoe hoger de massa, hoe hoger de aantrekkingskracht, hoe hoger het smeltpunt
Invloedop kook/smeltpunt • Ionbinding = zeersterk, hoogstesmeltpunt • Metaalbinding = redelijksterk, hoogsmeltpunt • Vanderwaalsbinding = zwak, laagsmeltpunt • Groteremassa hogersmeltpunt • Dipool extra binding hogersmeltpunt • Atoombinding = redelijksterk • Polarieatoombinding= sterker hogersmeltpunt
Waterstofbruggen • Binding tussen N-H of O-H groep • H bindt met N of O (duspositief (H) met negatief (O of N) • N kandusniet met O! • Kan náást de covalentebindingen! • Aangegeven met eenstippellijn • Waterstofbruggen = hydrofiel
Hydrofiel en Hydrofoob • Hydrofiel = houdt van water, lost dus goed op in water • Hydrofoob = bang voor water, lost dus niet op in water • Soort zoekt soort principe • Hydrofiel lost op in hydrofiel • Hydrofoob lost op in hydrofoob • Als een moleculaire (dus niet ionaire) stof waterstofbruggen kan vormen, lost het op.
De Mol • Eenheidvoor de hoeveelheid die je van een stof hebt. • 1 mol = 6,022 x 1023 (getal van Avogadro, zieBinas 7) • 1 mol H2O = 6,022 x 1023 water moleculen • 1 mol van eenstof = de molecuulmassa in u. • Dus 1 mol H2O weegt 18,016 gram (Binas) • De massa van 1 mol stof = molairemassa. • Eenheid = gram per mol (g/mol) • De molairemassa van H2O is 18,016 g/mol
Molairiteit mol/L Reken schema L : V x V x M x Na Aantal gram Aantal mol Aantal deeltjes : M : Na : ρ x ρ x Vm : Vm Volume cm3 of mL Aantal dm3 gas
Energie effecten • Endotherm – Energie voor nodig • Constante energietoevoer, bv koken van water • Exotherm – Komt energie bij vrij • Geen constante energietoevoer, bv een kampvuur • Vaak wel activeringsenergie nodig, bv hogere temperatuur • http://www.youtube.com/watch?v=x9n2j8WvDfE
Evenwichtsvoorwaarde • Zodra het evenwicht is ingesteld, verandert de concentratiebreuk niet meer. Hij blijft dus constant. De evenwichtsvoorwaarde is dan: • Er is evenwicht zodra de concentratiebreuk gelijk is aan K (evenwichtsconstante) • De evenwichtsconstante is alleen afhankelijk van de temperatuur.
Reactiesnelheid • Afhankelijk van: • Soort stof • Verdelingsgraad (hoe hoger, hoe sneller) • Meer contactoppervlak, dus grotere kans op een effectieve botsing • Concentratie (hoe hoger hoe sneller) • Meer deeltjes aanwezig, dus grotere kans op een effectieve botsing • Temperatuur (hoe hoger hoe sneller) • Deeltjes bewegen sneller, het aantal botsingen verandert niet, maar het aantal botsingen per seconde wel.
Verschuiving van het evenwicht • 1. Toevoegen reagens (beginstoffen) • - Bv: H2 evenwicht naar rechts. • 2. Toevoegen reactant (reactieproduct) • - Bv: NH3 evenwicht naar links • Verlagen van druk • Evenwicht verschuift naar de kant met de meeste mol gas (in dit geval links). • Verkleinen van volume • Evenwicht verschuift naar de kant met de minste mol gas (in dit geval rechts). • Verlagen temperatuur • Evenwicht verschuift naar de kant waar energie wordt vrijgegeven dus de exotherme kant (in dit geval naar rechts)