1 / 99

Cijfers voor de toekomst : 20 jaar duurzame ontwikkeling in Europa?

Cijfers voor de toekomst : 20 jaar duurzame ontwikkeling in Europa?. 2. Groei, werkgelegenheid en de crisis. NB: In de infografieken wordt een "." gebruikt als decimaalteken. Reëel bbp per hoofd van de bevolking in de EU-27 In euro’s (aan deflatie onderworpen).

majed
Télécharger la présentation

Cijfers voor de toekomst : 20 jaar duurzame ontwikkeling in Europa?

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Cijfers voor de toekomst: 20 jaar duurzame ontwikkeling in Europa?

  2. 2 Groei, werkgelegenheid en de crisis NB: In de infografieken wordt een "." gebruikt als decimaalteken.

  3. Reëel bbp per hoofd van de bevolking in de EU-27 In euro’s (aan deflatie onderworpen) Bron: Eurostat (onlinegegevenscode:tsdec100) 2.1 Jarenlange economische groei onderbroken • Bbp groeide tot 2007 in de EU vrij constant • Na de ‘crash’ van 2008 begon de economie te krimpen, met een daling van 4,6 % in 2009 • De Baltische staten werden het hardst door de crisis getroffen

  4. De EU in vergelijking tot andere economieën in de wereld (2010) Bbp (in miljard US$) = Bevolkingsaantal China EU VS India Japan Brazilië Rusland Canada Mexico Zuid- Korea Australië Indonesië Zuid-Afrika Bron: WereldbankBbp per inwoner (US$) 2.2 De EU is de grootste economie ter wereld • Het bbp van de EU is per hoofd van de bevolking van 1995 tot 2011 toegenomen met 25% • Het bbp per hoofd van de bevolking is van 1992 tot 2010 wereldwijd toegenomen met 40 % • De economische groei was het snelst in midden-inkomenslanden als Brazilië, Rusland en China

  5. Absolute participatiegraad in de EU-27 Percentage van de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdec410) 2.3 Participatiegraad volgt de groei van het BBP op de voet • Vanaf 1997 is de werkgelegenheid in de EU aanmerkelijk toegenomen, • De arbeidsparticipatie van vrouwen is sterker toegenomen dan die van mannen • De toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen weerspiegelt de groei van de dienstverlenende sector

  6. Sterftecijfer door zelfmoord in de EU-27 Zelfmoorden per 100 000 personen Mannen Vrouwen Totaal Bron: Eurostat (onlinegegevenscode:: hlth_cd_asdr) 2.4 Langdurige afname van de zelfmoordcijfers • Zelfmoordcijfers verschillen enorm tussen mannen en vrouwen en tussen leeftijdsgroepen • Mannen plegen vaker zelfmoord dan vrouwen • Zelfmoord komt het vaakst voor bij mensen van 85 jaar en ouder • Houdt de toename in 2008 en 2009 verband met de economische crisis?

  7. Overheidsschuld per land In percentage van het bbp (tegen lopende prijzen) EU-27 2010 EU-27 2000 Denemarken Letland Italië Spanje Nederland Verenigd Koninkrijk Portugal Noorwegen Roemenië Oostenrijk Tsjechië Finland Polen Duitsland Luxemburg Cyprus België Griekenland Slovenië Ierland Slowakije IJ sland Estland Bulgarije Malta Hongarije Frankrijk Litouwen Zweden EU-27 Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdde410) 2.5 Algemene toename van de schuld per land in de afgelopen tien jaar Maastricht Treaty reference level

  8. Overheidsschuld EU-27 In euro per persoon (tegen lopende prijzen) Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdde410, demo_gind) 2.6 De overheidsschuld per persoon is ook toegenomen • De overheidsschuld per persoon (tegen lopende prijzen) is de afgelopen 15 jaar bijna verdubbeld, terwijl de inflatie in deze periode slechts met 30 % is toegenomen • De scherpe toename sinds 2007 is een gevolg van de economische crisis

  9. 3 Energie: meer verbruik, meer afhankelijkheid

  10. Energieafhankelijkheid van de EU-27 Steenkoolproducten Aardgas Alle aardolieproducten Totaal N.B.: ‘Totaal’ is niet het gemiddelde van de andere drie getoonde categorieën. Het omvat ook andere energiebronnen als hernieuwbare energie of kernenergie, die als interne energiebronnen worden beschouwd Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdcc310) 3.1 Afhankelijkheid van andere landen voor energie • De afhankelijkheid van de EU van geïmporteerde energie is in de afgelopen tien jaar gestaag toegenomen • Vanaf 2004 is meer dan 50 % van de in de EU verbruikte energie afkomstig uit import • Bij aardolieproducten is de afhankelijkheid is het grootst • Circa een derde van de aardolie- en aardgasinvoer komt uit Rusland

  11. Invoer van energie in de EU-27 (2010) Rest van Europa buiten de EU Rusland Noord-Amerika Midden-Oosten Caraïbisch gebied Azië Afrika Gas In terajoule Oceanië Olie In miljoen ton Centraal- en Zuid-Amerika Vaste brandstoffen In miljoen ton Niet gespecificeerd Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: nrg_122a, nrg_123a, nrg_124a) 3.2 Waar komt de in de EU ingevoerde energie vandaan?

  12. Bruto binnenlands energieverbruik, per brandstof, EU-27 In eenheden van 1 000 ton olie Hernieuwbare energie +143.4 % Nucleaire warmte +15.3 % Aardgas +49.8 % Alle aardolieproducten -2.5 % Vaste brandstoffen -38.3 % Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdcc320) 3.3 Het energieverbruik neemt toe • Het energieverbruik is sinds 1990 in de EU met 6 % toegenomen • De ‘energiemix’ van de EU is sinds 1990 veranderd • Het gebruik van vaste brandstoffen is afgenomen, terwijl het gebruik van aardgas met bijna 50 % is toegenomen

  13. Het aandeel hernieuwbare energie in het bruto binnenlands energieverbruik in de EU-27 % Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdcc320) 3.4 Hernieuwbare energie speelt een grotere rol • Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van de EU is sinds 1990 met 140 % toegenomen • Het aandeel hernieuwbare energie is sinds 2002 gestegen naar bijna 10% • Deze stijging is een gevolg van het toegenomen gebruik van biomassa en afval

  14. Verbruik van hernieuwbare energie in 2010 in de EU-27 Andere biomassa en afval 20 % Zonne-energie 2 % Windkracht 8 % Waterkracht 18 % Hout en houtafval 49 % Geothermische energie 3 % Biomassa en afval voor hernieuwbare energie 69 % Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: nrg_1071a, nrg_1072a) 3.5 Verbruik van hernieuwbare energie • Biomassa en afval zijn de belangrijkste bronnen van hernieuwbare energie • Hout en houtafval zijn goed voor bijna de helft van het gebruik van hernieuwbare energie in de EU • De productie van wind- en zonne-energie is sinds 1999 vernegenvoudigd

  15. Energie-eindverbruik in de EU-27 Andere 1 % Industrie 34 % Land- en bosbouw 2 % Diensten 13 % Diensten 10 % Andere 1 % Land- en bosbouw 3 % Industrie 25 % Huishoudens 26 % Vervoer 32 % Huishoudens 27 % Vervoer 26 % Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc320) 3.6 Waar wordt de energie verbruikt? • Drie sectoren – industrie, vervoer en huishoudens – verbruiken ongeveer 85 % van de gehele energievoorziening • Het energieverbruik in de industrie is sinds 1990 met 20 % gedaald, terwijl het energieverbruik in het vervoer met 30 % is toegenomen

  16. Elektriciteitsverbruik van huishoudens In miljoen ton aardolie-equivalent Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc310) 3.7 Huishoudens verbruiken steeds meer elektriciteit • Het elektriciteitsverbruik van huishoudens is in de EU vrij constant gegroeid • In de afgelopen 20 jaar is het met ongeveer 40% gestegen • Dit ‘rebound effect’ maakt het positieve effect van technologische verbeteringen ongedaan

  17. Elektriciteitsverbruik per huishouden per land In kilogram aardolie-equivalent per huishouden FYROM/Macedonië Duitsland Slovenië Bulgarije Estland Portugal Oostenrijk Frankrijk Cyprus Finland Litouwen Denemarken Zweden Kroatië Hongarije Griekenland Tsjechië Verenigd Koninkrijk EU-27 Nederland Malta Roemenië België Letland Slowakije Ierland Italië Spanje Luxemburg Polen Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc310, lfst_hhnhtych) 3.8 Huishoudelijk elektriciteitsverbruik in de EU

  18. 4 Rol van het vervoer in de economie

  19. Autodichtheid in de EU-27 Auto’s per 1 000 mensen Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc340) 4.1 Steeds meer auto’s op de weg • Het aantal auto’s per 1000 mensen is sinds 1991 met 40 % toegenomen • Tussen de lidstaten bestaan enorme verschillen • In negen lidstaten is er ten minste één auto per twee mensen

  20. Verdeling passagiers- en vrachtvervoer in de EU-27 Totaal binnenlandse reizigerskilometers en tonkilometers in % Trein 7 % Spoorweg 16 % Bus en touringcar 10 % Binnenlandsewaterwegen 6 % Passagier 2008 Vracht 2009 Auto 83 % Weg 78 % Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr210, tsdtr220) 4.2 Vervoer van goederen en passagiers in de EU • Het wegvervoer is in de EU de meest gebruikelijke wijze van vervoer • Het openbaar vervoer is goed voor minder dan 20 % van het reisverkeer • Het aandeel van het vrachtvervoer is sinds 2000 ten koste van de spoorwegen gegroeid

  21. Modal split vrachtvervoer per land (2009) Totaal binnenlandse tonkilometers in % EU-27 Weg 77 % EU-27 Spoor 17 % EU-27 Binnenlandse waterwegen 6 % Italië Verenigd Koninkrijk Estland Luxemburg Slowakije Slovenië Denemarken Ierland Griekenland Tsjechië Hongarije Polen Malta Oostenrijk Finland Portugal Cyprus Turkije Litouwen Zweden IJsland Kroatië België Frankrijk VRO Macedonië Noorwegen Roemenië Nederland Duitsland EU-27 Letland Spanje Bulgarije Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr220) 4.3 Vrachtvervoer in Europa

  22. Hoeveelheid vervoerde goederen in verhouding tot het bbp, EU-27* Index 2000 = 100 Binnenlandse tonkilometer Bbp (gedefleerd) Tonkilometer/bbp *Ramingen van Eurostat; reeks in 2004 onderbroken Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr230, nama_gdp_k) 4.4 Verband tussen de hoeveelheid vervoerde goederen en economische groei • Het vrachtvervoer en de economische groei zijn sterk aan elkaar gekoppeld • Er is geen ontkoppeling tussen de economische groei en de behoefte aan vervoer zichtbaar

  23. 5 Ongewenste effecten van het vervoer

  24. Verkeersdoden in de EU-27 Aantal sterfgevallen Bron: Europese Commissie (CARE database), Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr420) 5.1 Minder verkeersdoden • Het aantal verkeersdoden op de weg is sinds 1991 gemiddeld met 2 300 per jaar gedaald • Meer dan 60 % van de dodelijke ongevallen doet zich voor op landwegen en nog eens 30 % in de bebouwde kom • Auto’s zijn verantwoordelijk voor 60 % van de verkeersdoden op land- en autosnelwegen

  25. Gemiddelde koolstofuitstoot van nieuwe personenauto’s Gram CO2 per kilometer Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr450) 5.2 Nieuwe auto’s stoten minder koolstof uit • De CO2-uitstoot per kilometer van nieuwe personenauto’s is sinds 1995 gedaald • De overstap van benzine naar diesel en brandstofbesparende technologieën is de belangrijkste oorzaak van deze daling geweest

  26. Broeikasgasemissies door het vervoer in de EU-27 In miljoen ton CO2-equivalent Internationaal zeevervoer Internationaal luchtvervoer Vervoer (weg, spoorweg, binnenscheepvaart, binnenlandse luchtvaart) Bron: Europees Milieuagentschap, Eurostat (onlinegegevenscode: tsdtr410) 5.3 Meer uitstoot van broeikasgassen door het vervoer • De groei van het aantal auto’s en van de hoeveelheid vervoerde goederen zijn de oorzaken voor de toename van broeikasgasemissies door het vervoer • Vervoer is de enige sector in de EU die nu meer broeikasgasemissies veroorzaakt dan in 1990 • De uitstoot door het internationale luchtverkeer en het zeevervoer is het snelst gegroeid

  27. 5.4 Daling NOx- en VOS-uitstoot exclusief methaan Uitstoot stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen exclusief methaan door vervoer in de EU-27 EMISSIEBRONNEN, 2009 Ander vervoer 7 % Stikstofoxiden (NOx), miljoen ton Stikstofoxiden (NOx) Andere 51 % Wegvervoer 42 % Vluchtige organische stoffen exclusief methaan, miljoen ton Vluchtige organische stoffen exclusief methaan Ander vervoer 2 % Wegvervoer 17 % Andere 81 % Bron: Europees Milieuagentschap, Eurostat (onlinegegevenscode:tsdpc270, tsdtr430, tsdpc280)

  28. Luchtvervuiling door ozon in de EU-27 Microgram per kubieke meter per dag Bron: Europees Milieuagentschap, Eurostat (onlinegegevenscode: tsdph380) 5.5 In de steden fluctueert de blootstelling aan luchtvervuiling door ozon • Ozon op leefniveau veroorzaakt bij mens en dier problemen met de ademhaling • Ondanks de daling van de NOx- en NMVOS- uitstoot geen vermindering van de luchtvervuiling door ozon • Door hittegolven kan de blootstelling aan ozon worden versterkt

  29. Luchtvervuiling door fijn stof in steden in de EU-27 Microgram per kubieke meter per dag Bron: Europees Milieuagentschap, Eurostat (onlinegegevenscode: tsdph370) 5.6 Vervuiling door fijn stof in steden • Het vervoer is een belangrijke bron van emissies van fijn stof (PM10) • Opnieuw heeft een dalende trend bij de PM10-uitstoot niet tot een corresponderende vermindering van de luchtvervuiling geleid

  30. 6 Regionale verschillen

  31. Spreiding van het regionaal bbp per inwoner in KKS* % van het nationaal bbp per persoon EU-27 Denemarken Griekenland Hongarije Spanje Roemenië Slowakije Duitsland Finland Nederland Ierland Tsjechië Verenigd Koninkrijk Slovenië Kroatië Polen Zweden Bulgarije Frankrijk Oostenrijk Italië Portugal België * Gebaseerd op statistische regio’s van NUTS-niveau-2. Landen met slechts één regio op NUTS-niveau-2 (Estland, Cyprus, Letland, Luxemburg, Malta) kennen geen regionale ongelijkheid. Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: nama_r_e0digdp) 6.1 Concentratie van rijkdom • De regionale verschillen in de EU zijn kleiner geworden • De spreiding is minder groot in de oude lidstaten • De economische inhaalrace in Oost-Europa heeft tot grotere ongelijkheden geleid

  32. <=50 Bbp per inwoner, in KKS, perNUTS-2 statistische regio, 2008 Index EU-27 = 100 50-70 75-100 100-125 >125 Geen gegevens beschikbaar Frans-Guyana Martinique Guadeloupe Azoren Madeira Réunion Malta Liechtenstein Canarische Eilanden Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: nama_r_e2gdp) 6.2 Bbp per persoon per regio

  33. <= -10 Verandering van het bbp per inwoner, in KKS, per NUTS-2 statistische regio, 2000-2008 Procentpunt van EU-27-gemiddelde -10 to -3 -3 to +3 +3 to +10 > +10 Martinique Frans-Guyana Guadeloupe Geen gegevens beschikbaar Azoren Madeira Réunion Malta Liechtenstein CanarischeEilanden Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: nama_r_e2gdp) 6.3 Verandering van het bbp per persoon per regio

  34. Spreiding van de regionale participatiegraad naar geslacht, EU-27, NUTS-niveau-2 Variatie-coëfficiënt van de participatiegraad (leeftijdsgroep 15-64 jaar) Vrouwen Totaal Mannen Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdec440) 6.4 Regionale verschillen in werkgelegenheid • De verschillen in werkgelegenheid in de EU zijn kleiner geworden • De spreiding is voor vrouwen hoger dan voor mannen • Vrouwen lopen de achterstand in als gevolg van de afnemende spreiding

  35. <= 60 Participatiegraad van de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar, per NUTS-2-regio, 2009 In % 60-65 65-70 70-75 > 75 Geen gegevens beschiikbaar Martinique French Guyana Guadeloupe Azoren Madeira Réunion Malta Liechtenstein Canarische Eilanden Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: lfst_r_lfe2emprt) 6.5 Participatiegraad per regio

  36. Ongelijke inkomensverdeling EU-27 Zweden Litouwen Rijkste20 % verdient EU-27 Tsjechië Spanje Armste20 % verdient Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdsc260, ilc_di01) 6.6 Ongelijke inkomensverdeling • De inkomensverschillen in de EU zijn niet kleiner geworden • De rijkste 20 % van de bevolking verdient ongeveer vijf keer zoveel als de armste 20 % • De verdeling van het inkomen verschilt enorm per lidstaat van de EU

  37. 7 Armoede en sociale uitsluiting in Europa

  38. Risico op armoede of sociale uitsluiting (2010) In aantal personen 40 miljoen met ernstige materiële deprivatie 81 miljoen met een armoederisico na sociale overdrachten 38 miljoen leven in huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdsc100, tsdsc270, tscsc280, tsdsc310, tsdsc350, ilc_pees01) 7.1 Dimensies van armoede • Monetaire armoede, materiële deprivatie en een gebrek aan toegang tot werkgelegenheid zijn de belangrijkste dimensies van armoede in de EU • Bijna 81 miljoen burgers van de EU leven in monetaire armoede • Ca. 40 miljoen mensen kampen met ernstige materiële deprivatie. Ca. 38 miljoen mensen leven in huishoudens waar ouders veel minder werken dan ze zouden kunnen.

  39. Risico op armoede of sociale uitsluiting (2010) In aantal personen 19 miljoen met ernstige materiële deprivatie 11 miljoen 48 miljoen met een armoederisico na sociale overdrachten 7.5 miljoen 3 million 14 miljoen 14 miljoen leven in huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdsc100, tsdsc270, tscsc280, tsdsc310, tsdsc350, ilc_pees01) 7.2 Dimensies van armoede • In 2010 liepen 116 miljoen mensen het risico van armoede of sociale uitsluiting • Mensen kunnen tegelijkertijd door meer dan één dimensie van armoede worden getroffen • Bijna 80 miljoen mensen werden door één dimensie van armoede getroffen, 28 miljoen door twee dimensies en bijna 8 miljoen door alle drie dimensies tegelijk

  40. Armoederisico na sociale overdrachten In % van de bevolking EU-27 2010 EU-27 2005 Zwitserland Noorwegen Kroatië Spanje Roemenië IJsland Slowakije Litouwen Letland Denemarken Bulgarije EU-27 Tsjechië Nederland Verenigd Koninkrijk Hongarije Griekenland Oostenrijk Luxemburg Italië Slovenië Polen Frankrijk België Finland Cyprus Portugal Zweden Ierland Duitsland Estland Malta Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tscsc280, tsdsc350) 7.3 Monetaire armoede is de meest voorkomende vorm van armoede

  41. Mensen die met ernstige materiële deprivatie kampen In % van de bevolking EU-27 2010 EU-27 2005 Duitsland Verenigd Koninkrijk Denemarken Griekenland Kroatië Roemenië Malta Frankrijk Hongarije Nederland Finland Bulgarije Zwitserland Zweden Oostenrijk Luxemburg Spanje Litouwen IJsland Noorwegen Polen Italië Slowakije Letland EU-27 Slovenië Tsjechië Ierland Portugal Estland België Cyprus Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tscsc270) 7.4Ernstige materiële deprivatie

  42. Mensen die in huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit leven In % van de bevolking in de leeftijdsgroep van 0 tot 59 EU-27 2010 EU-27 2005 Nederland Portugal Duitsland Denemarken Letland België Zweden Litouwen Hongarije Verenigd Koninkrijk Kroatië Spanje Ierland Estland Frankrijk Cyprus Malta Finland Zwitserland IJsland Slowakije Luxemburg Tsjechië Griekenland Oostenrijk Italië EU-27 Roemenië Slovenië Polen Noorwegen Bulgarije Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tscsc310) 7.5 Lage arbeidsintensiteit

  43. Mensen die het risico op armoede of sociale uitsluiting lopen (2010) In % van de bevolking Mensen met een armoederisico na sociale overdrachten EN met ernstige materiële deprivatie EN levend in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit Mensen met ernstige materiële deprivatie EN levend in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit Mensen met een armoederisico na sociale overdrachten EN levend in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit Mensen die in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit leven Mensen met een armoederisico na sociale overdrachten EN met ernstige materiële deprivatie EU-27 Bulgarije Letland Roemenië Slowakije Litouwen Tsjechië Estland België Frankrijk Griekenland Duitsland Verenigd Koninkrijk Portugal Oostenrijk Italië Malta Finland Cyprus Nederland Denemarken Spanje Zweden Luxemburg Noorwegen IJsland Zwitserland Kroatië Hongarije Ierland Polen Slovenië Mensen met ernstige materiële deprivatie Mensen met een armoederisico na sociale overdrachten Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: ilc_pees01) 7.6 Armoede en sociale uitsluiting verschillen in geheel Europa

  44. Totale langdurige werkloosheidsgraad % EU-27 EU-15 Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdsc330) 7.7 Trends op het gebied van langdurige werkloosheid • Mensen die meer dan een jaar werkloos zijn worden als langdurig werkloos beschouwd • Van1994 tot 2008 vertoonde het aantal langdurig werklozen in de EU een dalende trend • Mensen die aan het begin van de crisis hun baan verloren, zullen in toenemende mate tot de langdurig werklozen behoren

  45. Voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding In % van de bevolking in de leeftijdsgroep van 18-24 jaar Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdsc410) NB: Reeks onderbroken in 2003 7.8 Meer mensen blijven langer op school • De cijfers van voortijdige schoolverlaters zonder diploma zijn in de EU vrij bestendig gedaald • Er bestaat een duidelijk verband tussen opleidingsniveau en armoederisico • Mensen die weinig onderwijs hebben genoten, lopen het hoogste armoederisico

  46. 8 Het afvalprobleem (en hoe het kan worden opgelost)

  47. Gemeentelijke afvalproductie en –verwerking in de EU-27 In kilogram per persoon Niet gespecificeerd (verandering) Andere recycling (incl. compostering) Materiaalrecycling Verbranding (incl. energieherwinning) Storting 8.1 Er wordt steeds meer afval geproduceerd • De afvalproductie is van 1995 tot 2002 gestegen, maar is sindsdien stabiel • Afvalverwerking middels verbranding, recycling en compostering is aanzienlijk toegenomen • Daarom hoeft minder afval op stortplaatsen te worden gedeponeerd Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc240)

  48. Gemeentelijke afvalverwerking per land (2010) % EU-27 Andere recycling EU-27Materiaal- recycling EU-27Afvalstorting EU-27Verbranding* Polen Slowakije Ierland Slovenië Tsjechië Hongarije Estland Griekenland Letland Litouwen Roemenië Bulgarije EU-27 Duitsland Nederland Oostenrijk Zweden België Denemarken Luxemburg Frankrijk Finland Italië Zwitserland Noorwegen IJsland Kroatië Turkije Spanje Portugal Cyprus Malta Verenigd Koninkrijk *met inbegrip van energieherwinning FYROM/Macedonië Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc240) 8.2 Afvalverwerking per land

  49. Hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen in de EU-27 In kilogram per persoon Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdpc250) 8.3 De hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen neemt toe • Bijna de helft van de gevaarlijke afvalstoffen is afkomstig uit de industrie (26%) en de bouw (21 %) • De toename van 2004 tot 2008 was te wijten aan een grotere hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen uit de bouwsector • 2 % van de gevaarlijke afvalstoffen is afkomstig uit huishoudens

  50. Warmtekrachtkoppeling in de EU-27 In % van de bruto elektriciteitsopwekking ELEKTRICITEIT WKKCENTRALE HUIZEN WARMTE BRANDSTOF Bron: Eurostat (onlinegegevenscode: tsdcc350) 8.4 Warmtekrachtkoppeling • Warmtekrachtkoppeling (WKK) produceert tegelijkertijd warmte en elektriciteit • De hoeveelheid door WKK geproduceerde elektriciteit is sinds 2004 iets toegenomen • WKK-centrales kunnen door verschillende brandstoffen worden aangedreven, zoals aardgas, biobrandstoffen, biomassa of afval

More Related