1 / 88

Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen

Economie, een Inleiding. Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen. Geld en het bankwezen. Belangrijk voor macro-economische analyse Zonder geld zijn er geen ‘nominale’, maar enkel reële grootheden en relatieve prijzen. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel. Waarom gebruiken we geld?

Télécharger la présentation

Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Economie, een Inleiding Hoofdstuk 18:Geld en het bankwezen

  2. Geld en het bankwezen • Belangrijk voor macro-economische analyse • Zonder geld zijn er geen ‘nominale’, maar enkel reëlegrootheden en relatieve prijzen

  3. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  4. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  5. 1. Waarom gebruiken we geld? • Geld • Waardmeter • Ruilmiddel • Beleggingsmiddel

  6. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  7. 1.1. Geld als waardemeter • Relatieve prijzen • Alles uitdrukken ten opzichte van waarde van bepaald goed • Voorbeeld “Een boek kost 2 bioscoopbezoeken” • Eenheid (goed) waarin alles wordt uitgedrukt noemen we numéraire • Nominale prijzen • In geld uitgedrukte waarde van elk goed • Voorbeeld “Een boek kost €15, een bioscoopbezoek kost €7,5” • Het is in elk geval praktischer voor consumenten en ondernemingen

  8. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  9. 1.2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel • Primitieve maatschappijen: directe ruil • Goed A wordt gewisseld voor goed B • Aantal markten > Aantal goederen (vanaf 4 goederen) • 10 markten voor 5 goederen • 45 markten voor 10 goederen • 4950 markten voor 100 goederen • Dankzij geld: indirecte ruil • Goed A wordt gewisseld voor geld, geld wordt gewisseld voor goed B • Reductie zoekkosten • Aantal markten = Aantal goederen

  10. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  11. 1.3. Geld als beleggingsmiddel • Beleggingsmiddel: vermogen beleggen en koopkracht overdragen naar later tijdstip • Voordeel van geld als beleggingsmiddel • Is perfect liquide • Liquiditeit: mogelijkheid om snel en zonder kosten om te wisselen tegen andere goederen • Aandelen en obligaties zijn minder liquide • Materiële goederen zijn nog minder liquide • Nadeel van geld als beleggingsmiddel • Brengt niets op en heeft geen gebruikswaarde

  12. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  13. 2. Wat gebruiken we als geld? • Vroeger: goederengeld • Zeldzame schelpen, edele metalen • Tegenwoordig: chartaal en giraal geld en quasigeld • Geldhoeveelheid in enge zin • Chartaal geld • Giraal geld • Geldhoeveelheid in ruime zin • Chartaal geld • Giraal geld • Quasigeld • Daarnaast: internationaal geld

  14. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  15. 2.1. Goederengeld • Waarde van zulk geld berust op waarde van betrokken goed • Enkele voorwaarden opdat goed zou kunnen dienen als geld • Moeilijk vermeerderbaar • Grote waarde per eenheid gewicht • Voorbeelden: vee, tabak, leder, schelpen, metalen en slaven • Duurzaam • Deelbaar zonder waardeverlies • Voorbeeld: metalen

  16. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  17. 2.2. De geldhoeveelheid in enge zin • Geldhoeveelheid in enge zin = Chartaal geld + Giraal geld • Chartaal geld: euromunten en eurobiljetten (België) • Wanneer ze circulerenof als beleggingsmiddelgebruikt worden (in handen van publiek) (CP) • Euromunten en eurobiljetten in koffers bij banken (R) vallen buiten definitie van geldhoeveelheid • Wettelijk betaalmiddel • Giraal geld: girorekeningen, elektronisch geld (D) • Onmiddellijk opvraagbare tegoeden op zichtrekeningen • Chartaal en giraal geld zijn haast perfecte substituten

  18. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  19. 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin • Geldhoeveelheid in ruime zin = Geldhoeveelheid in enge zin + Quasi-geld • Quasi-geld: spaarrekeningen, termijndeposito’s op ten hoogste twee jaar en enkele kortetermijnactiva • Minder liquide dan girorekeningen • Maar toch bijna ‘zo goed’ als geld

  20. 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin • Observaties: • Giraal geld: meer dan 83% van geldhoeveelheid in enge zin • Technologische ontwikkelingen • ‘Cashless society’ • Spaar- en termijndeposito’s: meer dan 50% van geld-hoeveelheid in ruime zin • Vervolg hoofdstuk: geldhoeveelheid in enge zin

  21. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? 1. Goederengeld 2. De geldhoeveelheid in enge zin 3. De geldhoeveelheid in ruime zin 4. Het internationale geld • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  22. 2.4. Het internationale geld • Algemeen aanvaarde rekeneenheid op internationaal vlak? • Amerikaanse dollar • Britse pond, Japanse yen en euro • Twee voorwaarden • Vrij omwisselbaar of convertibel • Politieke stabiliteit en economisch gewicht • Internationaal Monetair Fonds • Speciale Trekkingsrechten

  23. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  24. 3. De basismechanismen van geldcreatie • Waar komt geld vandaan? • Historische invalshoek

  25. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  26. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Geldsubstitutie • Eén soort geld (goud)  ander soort geld (bankbriefjes) • ≠ Geldcreatie • Goud  in bewaring bij goudsmid  bewijsbriefje of schuldbekentenis • Schuldbekentenissen = eerste bankbriefjes

  27. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Geldcreatie • Goud slechts in beperkte mate opgevraagd bij goudsmid • Deel van dat goud  Uitlenen  Intresten • Mits vrijwaring inwisselbaarheid (convertibiliteit) van de schuldbekentenissen • Dekkingscoëfficiënt= kasreservecoëfficiëntvoldoende hoog • Dekkingscoëfficiënt: percentage goud dat een goudsmid in kas houdt

  28. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Voorbeeld • Goudsmid A bewaart 1000 gouden munten • Hij leent 800 gouden munten uit • Ontlener kan die 800 gouden munten gebruiken om betalingen te doen • Geld in omloop: 1000 + 800 gouden munten • Kredietverlening  Geldcreatie • Persoon aan wie ontlener 800 munten betaalt kan deze deponeren bij goudsmid B • 800 gouden munten vervangen door bankbriefjes • Geld in omloop: (nog steeds) 1800 gouden munten • Geldsubstitutie

  29. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Voorbeeld (vervolg) • Goudsmid B gebruikt 800 gouden munten om verder krediet te verlenen • Kredietverlening  Geldcreatie

  30. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Fiduciairgeld • Papiergeld gedekt door • Goud (in mindere mate) • Schuldvorderingen (in grote mate), namelijk krediet dat goudsmid had verleend • Vertrouwen wordt belangrijk • Reële kostenbesparing • Geen vervoerskosten voor papiergeld • Betere kredietmogelijkheden  Investeringen

  31. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • Gevaren • Wantrouwen  Massale vraag om bankbriefjes in te wisselen tegen goud  Mogelijke instorting banksysteem • Er zijn veel meer bankbriefjes in omloop dan goud in kluis • Centrale bank • Monopolisering van bankbiljettenuitgifte • Grotere stabiliteit van banksysteem

  32. 3.1. Het ontstaan van chartaal geld • West-Europa, begin Eerste Wereldoorlog • Inwisselbaarheid van bankbriefjes tegen goud afgeschaft • Band tussen papiergeld en goud volledig verbroken • Rem op ongelimiteerde geldcreatie door monetaire overheden verdwijnt

  33. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  34. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Geldcreatie door private banken blijft mogelijk! • Vroeger: • Goud wordt bij bank gedeponeerd • Bankbriefjes worden aangereikt • Nu: • Bankbriefjes worden bij bank gedeponeerd • Rekening wordt aangereikt • Transacties via cheques, overschrijvingen • Nieuw soort geldcreatie

  35. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Veronderstel • Handelaar deponeert voor €1000 aan bankbriefjes op zichtrekening bij bank A (geldsubstitutie)

  36. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Veronderstel • Kasreservecoëfficiënt = 10% • Bank A leent €900 (90% van €1000) uit (geldcreatie) • Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank B

  37. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Veronderstel • Kasreservecoëfficiënt = 10% • Bank B leent €810 (90% van €900) verder uit • Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank C

  38. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Theoretisch eindigt dit proces slechts indien bij alle banken bankbriefjes in kluis 10% uitmaken van alle uitstaande deposito’s • Veronderstel dat kasreservecoëfficiënt overal = 10% • Geconsolideerde balans ziet er dan zo uit:

  39. 3.2. Het ontstaan van giraal geld • Samengevat: • Oorspronkelijk €1000 bankbiljetten • Uit omloop verdwenen  In kluizen • Schepping giraal geld €10000 • Uiteindelijke geldcreatie €9000 • Formeel: Schepping giraal geld

  40. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  41. 3.3. De geldbasismultiplicator • Geldhoeveelheid • Chartaal geld in handen van publiek • Deposito’s bij banken • Geldbasis • Chartaal geld in handen van publiek • Kasreserves van banken

  42. 3.3. De geldbasismultiplicator • Geldbasismultiplicator mm: • Verhouding tussen totale geldhoeveelheid M en hoe-veelheid basisgeld MB • Ofwel • r = kasreservecoëfficiënt • c = chartaal geld dat mensen op zak willen houden in verhouding tot deposito’s

  43. 3.3. De geldbasismultiplicator • Voorbeeld • r = 10% • c = 50% = CP/D • Van elke drie euro houdt individu één euro aan als chartaal geld en twee euro onder vorm van deposito’s • Geldbasismultiplicator mm

  44. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  45. 4. Het aanbod van geld • Geldhoeveelheid en geldbasismultiplicator • Geldhoeveelheid afhankelijk van • Verhouding tussen chartaal geld en totaal aan zicht-deposito’s c • Publiek • Kasreservecoëfficiënt r • Banken • In omloop gebrachte hoeveelheid basisgeld MB • Monetaire overheid

  46. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  47. 4.1. De rol van het publiek in de geldcreatie • Geldscheppend vermogen van banken wordt groter • Naarmate verhouding CP/D lager is • Naarmate publiek relatief minder chartaal geld wenst aan te houden • Afhankelijk van voorkeuren en betalingsgewoonten

  48. Geld en het bankwezen - Inhoudstafel • Waarom gebruiken we geld? • Wat gebruiken we als geld? • De basismechanismen van geldcreatie • Het aanbod van geld 1. De rol van het publiek in de geldcreatie 2. De rol van de banken in de geldcreatie 3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie 4. De stabiliteit van het bankwezen • De vraag naar geld • Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod

  49. 4.2. De rol van de banken in de geldcreatie • Geldscheppend vermogen van banken wordt groter • Naarmate kasreservecoëfficiënt lager is • Naarmate banken relatief minder chartaal geld in kas houden • Afhankelijk van ervaringen met opvraging van bank-briefjes, intrestvoet en wettelijke bepalingen

More Related